
Jurisprudentie
AT0511
Datum uitspraak2005-03-09
Datum gepubliceerd2005-03-16
RechtsgebiedBestuursrecht overig
Soort ProcedureVoorlopige voorziening
Instantie naamRaad van State
Zaaknummers200500616/2
Statusgepubliceerd
SectorVoorzitter
Datum gepubliceerd2005-03-16
RechtsgebiedBestuursrecht overig
Soort ProcedureVoorlopige voorziening
Instantie naamRaad van State
Zaaknummers200500616/2
Statusgepubliceerd
SectorVoorzitter
Indicatie
Bij besluit van 13 mei 2003 heeft verzoeker [wederpartij] onder oplegging van een dwangsom gelast de verbinding tussen de woning en de garage op het perceel [locatie] te [plaats] te verwijderen en verwijderd te houden.
Uitspraak
200500616/2.
Datum uitspraak: 9 maart 2005
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) hangende het hoger beroep van:
het college van burgemeester en wethouders van Onderbanken,
verzoeker,
tegen de uitspraak van de rechtbank Maastricht van 10 december 2004 in het geding tussen:
[wederpartij], wonend te [woonplaats]
en
verzoeker.
1. Procesverloop
Bij besluit van 13 mei 2003 heeft verzoeker [wederpartij] onder oplegging van een dwangsom gelast de verbinding tussen de woning en de garage op het perceel [locatie] te [plaats] te verwijderen en verwijderd te houden.
Bij besluit van 13 april 2004 heeft verzoeker het daartegen door [wederpartij] gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 10 december 2004, verzonden op die dag, heeft de rechtbank Maastricht (hierna: de rechtbank) het daartegen door [wederpartij] ingestelde beroep gegrond verklaard, de beslissing op bezwaar vernietigd en bepaald dat verzoeker een nieuw besluit neemt, met inachtneming van hetgeen de rechtbank heeft overwogen.
Tegen deze uitspraak heeft verzoeker bij brief van 18 januari 2005, bij de Raad van State ingekomen op 20 januari 2005, hoger beroep ingesteld. De gronden van het beroep zijn aangevuld bij brief van 15 februari 2005.
Bij brief van 18 januari 2005, bij de Raad van State ingekomen op 20 januari 2005, heeft verzoeker de Voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De Voorzitter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 3 maart 2005, waar verzoeker, vertegenwoordigd door G.E.G. Hoen en drs. W.H.J.M. Smeets, beiden ambtenaar van de gemeente, zijn verschenen. Voorts is [wederpartij] daar gehoord.
2. Overwegingen
2.1. Het verzoek dient te worden toegewezen. Daartoe wordt overwogen dat verzoeker de Voorzitter niet meer heeft verzocht dan bij wijze van voorlopige voorziening te bepalen dat hij in afwachting van de uitspraak op het ingestelde beroep niet opnieuw op het bezwaarschrift hoeft te beslissen. Ter zitting heeft [wederpartij] verklaard tegen toewijzing van het verzoek geen bezwaar te hebben. De Voorzitter ziet hierin aanleiding de na te melden voorlopige voorziening te treffen.
2.2. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
treft de voorlopige voorziening dat verzoeker geen nieuwe beslissing op het bezwaar hoeft te nemen voordat de Afdeling op het hoger beroep heeft beslist.
Aldus vastgesteld door mr. C.M. Ligtelijn-van Bilderbeek, als Voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. R.P.F. Boermans, ambtenaar van Staat.
w.g. Ligtelijn-van Bilderbeek w.g. Boermans
Voorzitter ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 9 maart 2005
429.