
Jurisprudentie
AT0532
Datum uitspraak2005-03-10
Datum gepubliceerd2005-03-16
RechtsgebiedBouwen
Soort ProcedureVoorlopige voorziening
Instantie naamRaad van State
Zaaknummers200500809/2
Statusgepubliceerd
SectorVoorzitter
Datum gepubliceerd2005-03-16
RechtsgebiedBouwen
Soort ProcedureVoorlopige voorziening
Instantie naamRaad van State
Zaaknummers200500809/2
Statusgepubliceerd
SectorVoorzitter
Indicatie
Bij besluit van 13 november 2003 heeft het college van burgemeester en wethouders van Breda (hierna: het college) aan de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid "Kadans Vastgoed BV" (hierna: Kadans) bouwvergunning verleend voor het oprichten van een supermarkt op het perceel, plaatselijk bekend Haagweg 246-252 te Breda (hierna: de supermarkt).
Uitspraak
200500809/2.
Datum uitspraak: 10 maart 2005
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) hangende het hoger beroep van:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid "Laurus Nederland BV", gevestigd te 's-Hertogenbosch,
[verzoeker b]
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid "Supermarkt Tuinzigt BV",
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid "Webi BV" h.o.d.n. Super de Boer,
de vennootschap onder firma "Super de Boer Vugts V.O.F.",
alle gevestigd te Breda,
verzoekers,
tegen de uitspraak van de rechtbank Breda van 28 december 2004 in het geding tussen:
verzoekers e.a.
en
het college van burgemeester en wethouders van Breda.
1. Procesverloop
Bij besluit van 13 november 2003 heeft het college van burgemeester en wethouders van Breda (hierna: het college) aan de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid "Kadans Vastgoed BV" (hierna: Kadans) bouwvergunning verleend voor het oprichten van een supermarkt op het perceel, plaatselijk bekend Haagweg 246-252 te Breda (hierna: de supermarkt).
Bij besluit van 11 augustus 2004, voorzover thans van belang, heeft het college het daartegen door de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid "Laurus Nederland BV" (hierna: Laurus) en de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid "Webi BV" h.o.d.n. Super de Boer, (hierna: Webi) gemaakte bezwaar niet-ontvankelijk verklaard en dat van de overige verzoekers ongegrond.
Bij uitspraak van 28 december 2004, verzonden op diezelfde dag, heeft de rechtbank Breda (hierna: de rechtbank), voorzover thans van belang, het daartegen door Webi ingestelde beroep gegrond verklaard, dat van de overige verzoekers ongegrond en de door Webi gemaakte bezwaren, zelf voorziend, alsnog ongegrond verklaard.
Tegen deze uitspraak hebben verzoekers bij brief bij de Raad van State ingekomen op 26 januari 2005, hoger beroep ingesteld. Tevens hebben zij de Voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De Voorzitter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 17 februari 2005, waar verzoekers, vertegenwoordigd door mr. R.C. van Wamel, advocaat te Dordrecht, en het college, vertegenwoordigd door drs. C.T.M. Slingerland, ambtenaar van de gemeente, zijn verschenen. Voorts is daar gehoord Kadans, vertegenwoordigd door mr. A. Groenewoud, advocaat te 's-Hertogenbosch.
2. Overwegingen
2.1. Uitgangspunt voor de beoordeling van het verzoek is dat besluiten uitvoerbaar zijn, ook als daartegen een rechtsmiddel is aangewend. Dit geldt temeer indien, zoals in dit geval, de rechter in eerste aanleg het beroep daartegen ongegrond heeft bevonden.
2.2. Vast staat dat de bouw van de supermarkt is voltooid. Voorzover verzoekers met het verzoek beogen te bereiken dat het gebruik van de supermarkt vooralsnog wordt verhinderd, wordt in aanmerking genomen dat verzoekers dienaangaande ter zitting hebben aangevoerd dat, indien de supermarkt hangende het hoger beroep in gebruik wordt genomen, dit bij hen tot inkomstenderving zal leiden. Aan het verzoek is aldus louter een financieel belang ten grondslag gelegd. Er is voorts geen reden om aan te nemen dat verzoekers als gevolg van de gestelde inkomstenderving in een financiële noodsituatie zullen komen te verkeren.
2.3. In hetgeen verzoekers thans naar voren hebben gebracht is verder geen aanleiding te vinden voor het oordeel dat op voorhand moet worden aangenomen dat de aangevallen uitspraak in de bodemprocedure niet in stand zal blijven, althans dat uiteindelijk zal blijken dat de bouwvergunning niet verleend mocht worden.
2.4. Onder die omstandigheden bestaat geen aanleiding voor het treffen van de gevraagde voorziening. Derhalve dient het verzoek te worden afgewezen.
2.5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
wijst het verzoek af.
Aldus vastgesteld door mr. R.W.L. Loeb, als Voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. I. Sluiter, ambtenaar van Staat.
w.g. Loeb w.g. Sluiter
Voorzitter ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 10 maart 2005
292.