
Jurisprudentie
AT0541
Datum uitspraak2005-03-16
Datum gepubliceerd2005-03-16
RechtsgebiedBestuursrecht overig
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Instantie naamRaad van State
Zaaknummers200406959/1
Statusgepubliceerd
Datum gepubliceerd2005-03-16
RechtsgebiedBestuursrecht overig
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Instantie naamRaad van State
Zaaknummers200406959/1
Statusgepubliceerd
Indicatie
Bij besluit van 15 januari 2004 heeft de gemeenteraad van Doetinchem, op voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 8 januari 2004, het bestemmingsplan "Wijnbergen 2000-1 Doetinchemseweg" vastgesteld.
Uitspraak
200406959/1.
Datum uitspraak: 16 maart 2005
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
[appellant], wonend te [woonplaats],
en
het college van gedeputeerde staten van Gelderland,
verweerder.
1. Procesverloop
Bij besluit van 15 januari 2004 heeft de gemeenteraad van Doetinchem, op voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 8 januari 2004, het bestemmingsplan "Wijnbergen 2000-1 Doetinchemseweg" vastgesteld.
Verweerder heeft bij zijn besluit van 29 juni 2004, nr. RE2004.10936, beslist over de goedkeuring van het bestemmingsplan.
Tegen dit besluit heeft appellant bij brief van 17 augustus 2004, bij de Raad van State ingekomen op 19 augustus 2004, beroep ingesteld. De gronden zijn aangevuld bij brief van 8 september 2004.
Bij brief van 28 oktober 2004 heeft verweerder een verweerschrift ingediend.
De Stichting Advisering Bestuursrechtspraak voor Milieu en Ruimtelijke Ordening heeft een deskundigenbericht uitgebracht, gedateerd 4 november 2004. Partijen zijn in de gelegenheid gesteld daarop te reageren.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 4 februari 2005, waar appellant in persoon en bijgestaan door mr. A.J. van Zwieten de Blom, advocaat te Zutphen, en verweerder, vertegenwoordigd door mr. H.J.R.M. Nelissen en ing. A.M.H. van Vugt, ambtenaren van de provincie, zijn verschenen. Voorts is daar namens de gemeenteraad mr. J.W.E. van Hal, ambtenaar van de gemeente, gehoord.
2. Overwegingen
Toetsingskader
2.1. Aan de orde is een geschil inzake een besluit omtrent de goedkeuring van een bestemmingsplan. Ingevolge artikel 28, tweede lid, van de Wet op de Ruimtelijke Ordening (hierna: WRO) in samenhang met artikel 10:27 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) rust op verweerder de taak om - in voorkomend geval mede op basis van de ingebrachte bedenkingen - te bezien of het plan niet in strijd is met een goede ruimtelijke ordening. Daarbij dient hij rekening te houden met de aan de gemeenteraad toekomende vrijheid om bestemmingen aan te wijzen en voorschriften te geven die de raad uit een oogpunt van een goede ruimtelijke ordening nodig acht. Daarnaast heeft verweerder er op toe te zien dat het plan en de totstandkoming daarvan niet in strijd zijn met het recht.
De Afdeling kan slechts tot vernietiging van het besluit omtrent goedkeuring van het plan overgaan, indien moet worden geoordeeld dat verweerder de aan hem toekomende beoordelingsmarges heeft overschreden, dan wel dat hij het recht anderszins onjuist heeft toegepast.
Het standpunt van appellant
2.2. Appellant stelt in beroep dat verweerder ten onrechte goedkeuring heeft verleend aan het plan. Hij voert onder meer aan dat de in het plan voorziene woning afbreuk zal doen aan de sfeer van het landschap en het karakteristieke beeld van de Doetinchemseweg. Voorts is er volgens hem niet in voorzien dat de woning in verband met de ligging ten opzichte van de Oude IJssel op een peil van ten minste 12,5 meter boven NAP wordt gebouwd. Verder is van gemeentewege het vertrouwen gewekt dat ter plaatse geen woning zou worden gebouwd, aldus appellant.
Het bestreden besluit
2.3. Verweerder heeft het plan niet in strijd met een goede ruimtelijke ordening of het recht geacht en heeft het goedgekeurd.
Vaststelling van de feiten
2.4. Bij haar oordeelsvorming gaat de Afdeling uit van de volgende als vaststaand aangenomen gegevens.
2.4.1. Het plan voorziet in de mogelijkheid tot de bouw van een vrijstaande woning aan de Doetinchemseweg aan de zijde van de Oude IJssel.
2.4.2. Aan het plan is de bestemming "Woondoeleinden -W(v)-" toegekend. Ingevolge artikel 4, eerste lid, van de planvoorschriften zijn de aldus aangewezen gronden bestemd voor wonen. De gronden zijn gelet op de op de plankaart aangegeven subbestemming "Woondoeleinden vrijstaande woningen -W(v)-" bestemd voor vrijstaande eengezinshuizen.
2.4.3. De woning dient in verband met de hoogwaterlijn voor de Oude IJssel te worden gebouwd met een vloerpeil van 12,5 meter boven NAP of hoger.
Het oordeel van de Afdeling
2.5. Niet in geding is dat de woning dient te worden gebouwd met een vloerpeil van 12,5 meter boven NAP of hoger. In het plan is geen hiertoestrekkende verplichting opgenomen. Evenmin is anderszins gebleken dat de bouw van de woning op een dergelijke hoogte is gewaarborgd. Verweerder heeft derhalve miskend dat onvoldoende is voorzien in de noodzakelijk geachte bescherming tegen het water van de Oude IJssel.
2.5.1. Gelet op het vorenstaande heeft verweerder zich niet in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat het plan niet in strijd is met een goede ruimtelijke ordening. Hieruit volgt dat verweerder, door het plan goed te keuren, heeft gehandeld in strijd met artikel 28, tweede lid, van de WRO in samenhang met artikel 10:27 van de Awb. Het beroep is gegrond, zodat het bestreden besluit dient te worden vernietigd.
De overige bezwaren van appellant behoeven geen verdere bespreking.
2.5.2. Uit het voorgaande volgt dat er rechtens maar één te nemen besluit mogelijk is, zodat de Afdeling aanleiding ziet om goedkeuring te onthouden aan het plan.
Proceskostenveroordeling
2.6. Verweerder dient op na te melden wijze in de proceskosten te worden veroordeeld.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
I. verklaart het beroep gegrond;
II. vernietigt het besluit van het college van gedeputeerde staten van Gelderland van 29 juni 2004, nr. RE2004.10936;
III. onthoudt goedkeuring aan het plan;
IV. bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde besluit;
V. veroordeelt het college van gedeputeerde staten van Gelderland tot vergoeding van bij appellant in verband met de behandeling van het beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 322,00, geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand; het dient door de provincie Gelderland aan appellant onder vermelding van het zaaknummer te worden betaald;
VI. gelast dat de provincie Gelderland aan appellant het door hem voor de behandeling van het beroep betaalde griffierecht ten bedrage van € 136,00 vergoedt.
Aldus vastgesteld door mr. J.C.K.W. Bartel, Lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. S. Bechinka, ambtenaar van Staat.
w.g. Bartel w.g. Bechinka
Lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 16 maart 2005
371.