
Jurisprudentie
AT0561
Datum uitspraak2005-03-16
Datum gepubliceerd2005-03-16
RechtsgebiedBestuursrecht overig
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Instantie naamRaad van State
Zaaknummers200405590/1
Statusgepubliceerd
Datum gepubliceerd2005-03-16
RechtsgebiedBestuursrecht overig
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Instantie naamRaad van State
Zaaknummers200405590/1
Statusgepubliceerd
Indicatie
Bij besluit van 24 februari 2004 heeft het college van burgemeester en wethouders van Noordoostpolder, het wijzigingsplan "Landelijk gebied, toepassing wijzigingsbevoegdheid ex artikel 34, Onderduikersweg 5 te Emmeloord" vastgesteld.
Uitspraak
200405590/1.
Datum uitspraak: 16 maart 2005
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
[appellanten], wonend te [woonplaats],
en
het college van gedeputeerde staten van Flevoland,
verweerder.
1. Procesverloop
Bij besluit van 24 februari 2004 heeft het college van burgemeester en wethouders van Noordoostpolder, het wijzigingsplan "Landelijk gebied, toepassing wijzigingsbevoegdheid ex artikel 34, Onderduikersweg 5 te Emmeloord" vastgesteld.
Verweerder heeft bij besluit van 4 mei 2004, nr. ROV/04-040510/L, beslist over de goedkeuring van het wijzigingsplan.
Tegen dit besluit hebben appellanten bij brief van 6 juli 2004, bij de Raad van State ingekomen op 7 juli 2004, beroep ingesteld.
Bij brief van 7 december 2004 heeft verweerder een verweerschrift ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 14 februari 2005, waar verweerder, vertegenwoordigd door mr. A.G. Vuuregge, ambtenaar van de provincie, is verschenen. Voorts zijn daar gehoord het college van burgemeester en wethouders van Noordoostpolder, vertegenwoordigd door S.G. Faber, ambtenaar van de gemeente, en [belanghebbende]. Appellanten zijn met bericht van afwezigheid niet verschenen.
2. Overwegingen
Het toetsingskader
2.1. Aan de orde is een geschil inzake een besluit omtrent de goedkeuring van een wijzigingsplan. Ingevolge artikel 11, eerste lid, van de Wet op de Ruimtelijke Ordening, voorzover hier relevant, kan bij een bestemmingsplan worden bepaald dat het plan kan worden gewijzigd binnen bij het plan te bepalen grenzen. Bij de beslissing omtrent goedkeuring van het wijzigingsplan dient verweerder te toetsen of aan de bij het bestemmingsplan gegeven wijzigingsvoorwaarden is voldaan. Ingevolge artikel 11, vierde lid, van de Wet op de Ruimtelijke Ordening in samenhang met artikel 10:27 van de Algemene wet bestuursrecht rust daarnaast op verweerder de taak om te bezien of het plan binnen de bij het bestemmingsplan bepaalde grenzen niet in strijd is met een goede ruimtelijke ordening. Tevens heeft verweerder erop toe te zien dat het plan en de totstandkoming daarvan overigens niet in strijd zijn met het recht.
De Afdeling kan slechts tot vernietiging van het besluit omtrent goedkeuring van het plan overgaan, indien moet worden geoordeeld dat verweerder de aan hem toekomende beoordelingsmarges heeft overschreden, dan wel dat hij het recht anderszins onjuist heeft toegepast.
Het standpunt van appellanten
2.2. Appellanten stellen in beroep dat verweerder ten onrechte goedkeuring heeft verleend aan het wijzigingsplan. Zij hebben hiertoe aangevoerd dat niet voldaan wordt aan de wijzigingsvoorwaarden. Zij stellen dat het geen vrijkomende agrarische bebouwing betreft en dat het maximum percentage aan bebouwing op het bebouwingsvlak wordt overschreden. In dit verband voeren zij aan dat de plankaart die bij het ontwerpplan ter inzage heeft gelegen niet overeenstemt met de plankaart die bij het goedkeuringsbesluit hoort.
Het bestreden besluit
2.3. Verweerder heeft zich op het standpunt gesteld dat het wijzigingsplan binnen de in de bestemmingsplannen "Landelijk Gebied" en "Landelijk Gebied, aanvulling van artikel 34 van de voorschriften" gestelde grenzen blijft. Voorts heeft hij het plan niet in strijd geacht met een goede ruimtelijke ordening.
Vaststelling van de feiten
2.4. Bij haar oordeelsvorming gaat de Afdeling uit van de volgende als vaststaand aangenomen gegevens.
2.4.1. Het wijzigingsplan is krachtens artikel 11 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening vastgesteld en betreft een wijziging van het bestemmingsplan "Landelijk Gebied" dat is vastgesteld op 24 maart 1977 en dat deels is herzien door het bestemmingsplan "Landelijk Gebied, aanvulling van artikel 34 van de voorschriften" dat is vastgesteld op 23 september 1993. Met het wijzigingsplan wordt voorzien in de wijziging van de agrarische bestemming op het perceel Onderduikersweg 5 te Emmeloord in een bestemming voor een stallingbedrijf voor caravans en boten.
2.4.2. Het perceel waarop het plan betrekking heeft is in het bestemmingsplan "Landelijk Gebied" bestemd als "Agrarische doeleinden (bouwpercelen)".
2.4.3. Ingevolge artikel 34, vierde lid, voorzover in het geschil van belang, van het bestemmingsplan "Landelijk Gebied, aanvulling van artikel 34 van de voorschriften", is het college van burgemeester en wethouders bevoegd om de bestemming "Agrarische doeleinden (bouwpercelen)" te wijzigen in een (niet voor detailhandel bestemde) bestemming voor boten- en caravanstallingsbedrijven (overdekt) met dien verstande dat:
- de wijzigingsbevoegdheid uitsluitend betrekking heeft op bestaande agrarische bedrijven in het kader van bedrijfsbeëindiging;
- van de grondoppervlakte van een bouwperceel in totaal ten hoogste 20 procent mag worden bebouwd.
Het oordeel van de Afdeling
2.5. Uit de stukken en het verhandelde ter zitting is gebleken dat de plankaart die bij het ontwerpplan ter inzage heeft gelegen een andere is dan die bij het goedkeuringsbesluit hoort. Uit de stukken is gebleken dat de bebouwing op het perceel op beide plankaarten staat weergegeven. De bebouwing is op de ene plankaart weliswaar gearceerd weergegeven en op de andere plankaart niet, maar dit betekent niet, anders dan appellanten stellen, dat bij het goedkeuringsbesluit van een onjuiste oppervlakte aan bebouwing is uitgegaan.
2.5.1. Zoals in overweging 2.4.3. is overwogen is in artikel 34, vierde lid, onder a, van het bestemmingsplan "Landelijk Gebied, aanvulling van artikel 34 van de voorschriften" onder meer opgenomen dat de toepassing van de wijzigingsbevoegdheid uitsluitend betrekking mag hebben op bestaande agrarische bedrijven in het kader van bedrijfsbeëindiging.
Verweerder heeft zich op het standpunt gesteld dat in het kader van de hiervoor vermelde wijzigingsvoorwaarde bezien diende te worden of op het perceel agrarische bebouwing is vrijgekomen.
De uitleg die verweerder heeft gegeven aan deze wijzigingsvoorwaarde is niet onredelijk of anderszins onjuist.
Uit de stukken en het verhandelde ter zitting is gebleken dat de bebouwing op het perceel Onderduikersweg 5 te Noordoostpolder tot 1995 werd gebruikt voor agrarische activiteiten. Daarna is het in gebruik genomen voor niet agrarische doeleinden, waaronder de stalling van caravans.
Nu er voorheen wel, maar thans geen agrarische activiteiten op het perceel plaatsvinden, heeft verweerder zich in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat het in dit geval vrijkomende agrarische bebouwing betreft. Dat de agrarische bebouwing al enige jaren geleden is vrijgekomen, doet daar niet aan af. Ook de omstandigheid dat er op het perceel een loods staat die nooit voor agrarische activiteiten is gebruikt, maakt dit niet anders. De loods is immers herbouwd, nadat de vorige loods die is gebruikt voor agrarische activiteiten, is afgebrand. Ook die loods kan derhalve worden beschouwd als vrijkomende agrarische bebouwing waarop genoemd voorschrift doelt.
2.5.2. Zoals in overweging 2.4.3. is overwogen is in artikel 34, vierde lid, onder a, van het bestemmingsplan "Landelijk Gebied, aanvulling van artikel 34 van de voorschriften" onder meer opgenomen dat de grondoppervlakte van een bouwperceel in totaal ten hoogste 20 procent mag worden bebouwd.
Ter zitting is vast komen te staan dat het betrokken (bouw)perceel een totale oppervlakte heeft van ongeveer 6365 m2 en dat de bestaande bebouwing op het perceel een oppervlakte heeft van 1115,75 m2. Twintig procent van de oppervlakte van het totale bouwperceel is 1273 m2. Nu de oppervlakte van de bestaande bebouwing minder is dan twintig procent van de totale oppervlakte van het perceel, is voldaan aan de hiervoor vermelde wijzigingsvoorwaarde.
2.5.3. Gelet op het voorgaande heeft verweerder zich bij de beslissing omtrent goedkeuring van het wijzigingsplan op het standpunt kunnen stellen dat aan de bij het bestemmingsplan gegeven wijzigingsvoorwaarden, voorzover in geschil, is voldaan.
In hetgeen appellanten hebben aangevoerd, ziet de Afdeling geen aanleiding voor het oordeel dat het bestreden besluit in zoverre anderszins is voorbereid of genomen in strijd met het recht.
Hieruit volgt dat verweerder op dit punt terecht goedkeuring heeft verleend aan het plan.
Het beroep is ongegrond.
2.5.4. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
verklaart het beroep ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. P.J.J. van Buuren, Lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. P.J.A.M. Broekman, ambtenaar van Staat.
w.g. Van Buuren w.g. Broekman
Lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 16 maart 2005
12-449.