Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AT0621

Datum uitspraak2005-03-10
Datum gepubliceerd2005-03-16
RechtsgebiedBestuursrecht overig
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Instantie naamRechtbank Alkmaar
ZaaknummersAWB 04/1023
Statusgepubliceerd


Indicatie

Student mag ervan uitgaan dat IBG in het kader van Wsf 2000 en Wtos dezelfde adresbestanden van studenten hanteert.


Uitspraak

Rechtbank Utrecht Sector Bestuursrecht Enkelvoudige kamer UITSPRAAK op grond van artikel 8:66 van de Algemene wet bestuursrecht Reg.nr: WSFBSF 04/1023 Inzake: [eiseres], wonende te [woonplaats], eiseres, tegen: De hoofddirectie van de Informatie Beheer Groep, verweerster. 1. Aanduiding bestreden besluit Het besluit van verweerster van 7 april 2004. 2. Zitting Datum: 27 januari 2005. Eiseres is in persoon verschenen en bijgestaan door haar vader. Verweerster is verschenen bij gemachtigde mr. G.J.M. Naber, werkzaam bij de Informatie Beheer Groep. 3. Ontstaan en loop van het geding Aan eiseres is met ingang van 1 september 2003 studiefinanciering in de vorm van een beurs voor een uitwonende student toegekend op grond van de Wet studiefinanciering 2000 (hierna: Wsf 2000). Bij brief van 15 oktober 2003 heeft verweerster eiseres meegedeeld dat geconstateerd is dat het woonadres dat eiseres aan verweerster heeft doorgegeven in de maand september 2003 afwijkt van het adres volgens de gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens (hierna: gba). Voorts is in die brief meegedeeld dat indien eiseres haar woon- en gba-adres niet binnen vier weken in overeenstemming met elkaar heeft gebracht, haar uitwonendenbeurs vanaf september 2003 zal worden omgezet in een thuiswonendenbeurs. Bij besluiten van 12 december 2003 (Bericht 2003, nr. 5, en 2004 nr. 2) heeft verweerster eiseres meegedeeld dat haar woonsituatie met ingang van 1 september 2003 is gewijzigd in “thuiswonend”, dat met ingang van 1 september 2003 haar recht op uitwonendenbeurs is omgezet in een recht op thuiswonendenbeurs en dat zij als gevolg daarvan over de periode van september tot en met december 2003 een bedrag van € 447,24 te veel aan beurs heeft ontvangen, dat zij moet terugbetalen. Tegen deze besluiten heeft eiseres bij brief van 5 februari 2004, door verweerster ontvangen op 10 februari 2004, bezwaar gemaakt, nader aangevuld bij brief van 3 april 2004. Bij besluit van 7 april 2004 heeft verweerster het bezwaar niet-ontvankelijk verklaard wegens overschrijding van de bezwaartermijn. Tegen dit besluit is door eiseres bij brief van 9 mei 2004, ontvangen op 17 mei 2004, beroep ingesteld bij de rechtbank Almelo p/a rechtbank Zutphen. Die rechtbank heeft het beroepschrift ter verdere behandeling doorgezonden naar de rechtbank Utrecht p/a rechtbank Alkmaar. Verweerster heeft bij brief van 22 juni 2004 de op de zaak betrekking hebbende stukken toegezonden en een verweerschrift ingediend. Vervolgens is de zaak ter zitting behandeld. 4. Motivering 4.1. In dit geding dient de rechtbank te beoordelen of verweerster in het bestreden besluit het bezwaar van eiseres tegen het besluit van 12 december 2003 terecht niet-ontvankelijk heeft verklaard (dat wil zeggen: het bezwaar niet inhoudelijk heeft beoordeeld) vanwege het overschrijden van de bezwaartermijn. 4.2. Ingevolge artikel 6:7 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) bedraagt de termijn voor het indienen van een bezwaar- of beroepschrift zes weken. Ingevolge artikel 6:8, eerste lid, van de Awb vangt de termijn aan met ingang van de dag na die waarop het besluit op de voorgeschreven wijze is bekendgemaakt. Ingevolge artikel 3:41, eerste lid, van de Awb, voorzover hier van belang, geschiedt de bekendmaking van besluiten die tot een of meer belanghebbenden zijn gericht, door toezending of uitreiking aan hen. Ingevolge artikel 6:11 van de Awb blijft ten aanzien van een na afloop van de termijn ingediend bezwaar- of beroepschrift niet-ontvankelijkverklaring op grond daarvan achterwege indien redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat de indiener in verzuim is geweest. 4.3. Verweerster heeft aan het bestreden besluit ten grondslag gelegd dat de besluiten van 12 december 2003 op de juiste wijze zijn bekendgemaakt door de toezending daarvan aan het laatstelijk door eiseres aan de Informatie Beheer Groep doorgegeven woonadres. Dat dit een verouderd adres is, komt volgens verweerster voor risico van eiseres. Verweerster is daarom van mening dat de overschrijding van de termijn voor het indienen van een bezwaarschrift niet verschoonbaar is, zodat het bezwaar terecht niet-ontvankelijk is verklaard. Verweerster heeft in dit verband opgemerkt dat correspondentie ter uitvoering van de Wsf 2000 altijd wordt toegezonden aan het laatstelijk door de student aan de Informatie Beheer Groep opgegeven woon- of postadres, terwijl correspondentie ter uitvoering van de Wet tegemoetkoming onderwijsbijdragen en schoolkosten (hierna: Wtos) altijd wordt toegezonden aan het gba-adres. 4.4. Eiseres meent dat de termijnoverschrijding verschoonbaar is, omdat die is veroorzaakt doordat verweerster de besluiten van 12 december 2003 ten onrechte heeft verzonden naar een verouderd adres. Daartoe heeft eisers heeft aangevoerd dat zij op 1 november 2003 is verhuis[adres] te [plaats] en dat zij zich op 17 november 2003 op dat adres heeft laten inschrijven in de gba. Zij stelt de Informatie Beheer Groep direct van die wijziging op de hoogte te hebben gesteld en dat uit het Bericht tegemoetkoming scholieren van 26 november 2003 blijkt dat die adreswijziging ook is ontvangen en verwerkt. 4.5. De rechtbank is van oordeel dat eiseres uit het Bericht tegemoetkoming scholieren van 26 november 2003, waarin een wijziging van het woonadres per 21 november 2003 is vermeld en waarin geen afwijkend postadres is opgenomen, mocht afleiden dat de Informatie Beheer Groep in correspondentie vanaf dat moment het adres [adres] te [plaats] als woon- en postadres van eiseres zou hanteren. Daargelaten of eiseres aannemelijk heeft gemaakt dat zij (vrijwel) direct haar adreswijziging naar het adres [adres] te [plaats] heeft doorgegeven, is de rechtbank van oordeel dat eiseres er na het bericht van 26 november 2003 niet meer op bedacht hoefde te zijn dat de Informatie Beheer Groep in latere correspondentie - zonder van eiseres afkomstige adreswijziging - zou teruggrijpen op minder recent bekend gemaakte/geworden adressen van eiseres. De rechtbank neemt daarbij in aanmerking dat de Informatie Beheer Groep in haar correspondentie ter uitvoering van de Wsf 2000 en de Wtos voor studenten dezelfde correspondentienummers hanteert. Mede daardoor is het voor studenten niet inzichtelijk dat de Informatie Beheer Groep ter uitvoering van die wetten verschillende adresbestanden gebruikt. Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat verweerster de besluiten van 12 december 2003 niet op de wettelijk voorgeschreven wijze bekend heeft gemaakt, doordat deze zonder daaraan ten grondslag liggende adreswijziging zijn verzonden naar een adres dat afwijkt ten opzichte van het laatstelijk in het bericht van 26 november 2003 gehanteerde adres. Dat betekent dat de bezwaartermijn niet op 13 december 2003 is aangevangen. 4.6. De rechtbank stelt vervolgens vast dat eiseres naar aanleiding van het uitblijven van de uitbetaling van haar studiefinanciering in december 2003 verweerster per e-mail heeft gevraagd daarover opheldering te verschaffen. Verweerster heeft daarop per e-mail van 22 januari 2004 aan eiseres bericht dat haar uitwonendenbeurs bij wijze van sanctie is omgezet in een thuiswonendenbeurs en dat de daardoor ontstane schuld vanaf december 2003 maandelijks wordt verrekend met de toegekende studiefinanciering. Vervolgens heeft eiseres per ongedateerde e-mail laten weten dat zij het niet eens is met die sanctie, waarna verweerster eiseres per e-mail van 2 februari 2004 heeft geantwoord dat zij in dat geval een officieel bezwaarschrift moet indienen. Ten slotte heeft eiseres bij brief van 5 februari 2004, door verweerster ontvangen op 10 februari 2004, een schriftelijk bezwaarschrift ingediend. 4.7. De rechtbank is van oordeel dat in dit geval, gelet op de onder 4.5 en 4.6 geschetste omstandigheden, geen sprake is van een te laat ingediend bezwaarschrift tegen de besluiten van 12 december 2003. Hoewel de rechtbank niet duidelijk is geworden op welk moment eiseres de besluiten van 12 december 2003 daadwerkelijk heeft ontvangen, moet worden vastgesteld dat eiseres binnen een zeer kort tijdsbestek nadat zij per e-mail van 22 januari 2004 op de hoogte is gesteld van de omzetting van haar uitwonendenbeurs in een thuiswonendenbeurs, daartegen zowel per e-mail als per brief van 5 februari 2004 bezwaar heeft gemaakt. 4.8. De rechtbank is dan ook van oordeel dat verweerster het bezwaar van eiseres tegen de besluiten van 12 december 2003 ten onrechte niet-ontvankelijk heeft verklaard vanwege het overschrijden van de bezwaartermijn. 4.9. Het beroep is dus gegrond. Het bestreden besluit moet worden vernietigd. Verweerster dient met inachtneming van hetgeen in deze uitspraak is overwogen een nieuw besluit te nemen op het bezwaarschrift van eiseres. Dat betekent dat verweerster het bezwaarschrift alsnog inhoudelijk zal moeten beoordelen. 4.10. De rechtbank is niet gebleken van omstandigheden op grond waarvan een van de partijen zou moeten worden veroordeeld in de door de andere partij gemaakte proceskosten. 5. Beslissing De rechtbank, - verklaart het beroep gegrond; - vernietigt het bestreden besluit; - bepaalt dat verweerster een nieuw besluit neemt op het bezwaarschrift van eiseres met inachtneming van hetgeen in deze uitspraak is overwogen; - bepaalt dat de Informatie Beheer Groep aan eiseres het griffierecht ten bedrage van € 37,00 vergoedt. Aldus gewezen door mr. drs. W.P. van der Haak, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van E.A.D. Horn, als griffier. Uitgesproken in het openbaar op: 10 maart 2005. door voornoemd lid, in tegenwoordigheid van T.B.A. Verbeij als griffier. De griffier, Het lid van de enkelvoudige kamer, Tegen deze uitspraak staat hoger beroep open. Indien u daarvan gebruik wenst te maken, dient u binnen zes weken na de datum van verzending van deze uitspraak een beroepschrift en een kopie van de uitspraak te zenden aan de Centrale Raad van Beroep, Postbus 16002, 3500 DA Utrecht. In het beroepschrift vermeldt u waarom u de uitspraak niet juist vindt.