Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AT0634

Datum uitspraak2005-03-07
Datum gepubliceerd2005-03-29
RechtsgebiedVreemdelingen
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
ZittingsplaatsAlmelo
Instantie naamRechtbank 's-Gravenhage
ZaaknummersAWB 05/7674
Statusgepubliceerd


Indicatie

Staandehouding / redelijk vermoeden illegaal verblijf / Wav-controle. Door leden van het prostitutiecontroleteam van de regio Midden- en West Brabant is in het kader van een bestuurlijke controle bij een escortbedrijf ‘een dame besteld’. Er werd een afspraak gemaakt waarna eiseres zich meldde. Nadat verbalisanten zich hadden gelegitimeerd en het doel van hun controle hadden kenbaar gemaakt is eiseres gevraagd of zij zich kon legitimeren, waarop eiseres ontkennend antwoordde. Verweerder heeft aangevoerd dat genoemde controle plaatsvond in het kader van de Wav en dat eiseres is staande gehouden toen zij werkend werd aangetroffen, zoals vermeld in de maatregel van bewaring. Het proces-verbaal van staandehouding geeft echter niet aan dat sprake was van een Wav-controle en maakt er geen melding van dat het een ervaringsfeit zou zijn dat bij genoemd escortbedrijf illegale werknemers in dienst waren op basis waarvan men tot een Wav-controle overging. Ook was geen sprake van een redelijk vermoeden van illegaal verblijf gericht op eiseres persoonlijk, nu door de leden van het prostitutiecontroleteam niet specifiek naar eiseres is gevraagd, maar een willekeurige dame is ‘besteld’. Gezien het vorenstaande kan niet worden gesproken van een redelijk vermoeden van illegaal verblijf, zodat de staandehouding als onrechtmatig moet worden aangemerkt. Beroep gegrond.


Uitspraak

RECHTBANK 's-GRAVENHAGE nevenzittingsplaats Almelo sector bestuursrecht vreemdelingenkamer enkelvoudige kamer regnr.: Awb 05/7674 VRONTN/CM UITSPRAAK op het beroep tegen de maatregel van bewaring op grond van artikel 59 Vreemdelingenwet 2000 (Vw 2000), toegepast ten aanzien van de vreemdeling genaamd althans zich noemende: inzake: A, geboren op [...] 1983 te Belgrado, Burger van Servië en Montenegro, thans verblijvende in het Huis van Bewaring te Zeist, Justitienummer: 0502.22.0249, eiseres, gemachtigde: mr. W.B. Knook, advocaat te Breda; tegen: DE MINISTER VOOR VREEMDELINGENZAKEN EN INTEGRATIE verweerder, vertegenwoordigd door mw. L.M.F. Verhaegh, ambtenaar bij de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND). 1. Procesverloop Op 18 februari 2005 is eiseres met het oog op de uitzetting in bewaring gesteld (op grond van artikel 59, eerste lid aanhef en onder a, Vw 2000). Eiseres heeft op 21 februari 2005 tegen de maatregel van bewaring beroep ingesteld. Het beroep is behandeld ter zitting van 4 maart 2005. Eiseres is in persoon verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. Verweerder heeft zich doen vertegenwoordigen. 2. Standpunten Eiseres heeft de rechtbank verzocht het beroep gegrond te verklaren, de opheffing van de bewaring te bevelen en schadevergoeding toe te kennen. Door de gemachtigde van eiseres is hiertoe ter zitting aangevoerd dat, gezien het proces-verbaal van staandehouding, geen sprake was van een redelijk vermoeden van illegaal verblijf. Verweerder heeft de rechtbank verzocht het beroep ongegrond te verklaren en het verzoek om toekenning van schadevergoeding af te wijzen. 3. Overwegingen Beoordeeld dient te worden of de toepassing en tenuitvoerlegging van de maatregel van bewaring in overeenstemming zijn met de wettelijke vereisten dan wel bij afweging van alle daarbij betrokken belangen in redelijkheid gerechtvaardigd zijn. De rechtbank overweegt daartoe het volgende. Ingevolge artikel 50, eerste lid, Vreemdelingenwet 2000 (Vw 2000) zijn ambtenaren belast met het toezicht op vreemdelingen in twee situaties bevoegd personen staande te houden ter vaststelling van hun identiteit, nationaliteit en verblijfsrechtelijke positie. Een vreemdelingrechtelijke staandehouding kan plaatsvinden in het kader van binnenlands vreemdelingentoezicht “op grond van feiten en omstandigheden die, naar objectieve maatstaven gemeten, een redelijk vermoeden van illegaal verblijf opleveren”, dan wel ter bestrijding van illegaal verblijf na grensoverschrijding. Uit het proces-verbaal van staandehouding van 21 februari 2005 blijkt dat het redelijk vermoeden van illegaal verblijf van eiseres is ontstaan op grond van – samengevat – de volgende feiten en omstandigheden. Op 18 februari 2005 omstreeks 19.00 uur hebben leden van het prostitutiecontrole-team van de regio Midden- en West Brabant, in het kader van een bestuurlijke controle bij het escortbedrijf “‘B”, ’een dame besteld’. Er werd een afspraak gemaakt voor 20.15 uur. Omstreeks 20.20 uur meldde eiseres zich bij de hotelkamer van een hotel aan de Heerbaan te Breda. De verbalisanten legitimeerden zich en maakten het doel van de controle bekend. Op de vraag of eiseres zich kon legitimeren antwoordde eiseres ontkennend. Eiseres zei op 1 februari 2005 uit vreemdelingendetentie te zijn ontslagen en nu illegaal in Nederland te verblijven. De rechtbank oordeelt dat geen sprake was van één van de situaties als genoemd in artikel 50, eerste lid, Vw 2000, waarin kan worden overgegaan tot staandehouding. Ter zitting is door verweerder aangevoerd dat genoemde controle plaatsvond in het kader van de Wet Arbeid Vreemdelingen (WAV) en dat eiseres is staandegehouden toen zij werkend werd aangetroffen. Uit het proces-verbaal van staandehouding valt echter niet af te leiden dat sprake was van een WAV-controle. Zo wordt in dit proces-verbaal slechts gesproken van ‘een bestuurlijke controle bij het escortbedrijf “B” ‘ en maakt het proces-verbaal er geen melding van dat het een ervaringsfeit zou zijn dat bij genoemd escortbedrijf illegale werknemers in dienst waren op basis waarvan men overging tot een WAV-controle. Hoewel het proces-verbaal aangeeft dat verbalisanten zich hebben gelegitimeerd en aan eiseres het doel van de controle hebben duidelijk gemaakt kan uit het proces-verbaal niet worden afgeleid met welk doel genoemde controle plaatsvond. Daarnaast kan niet worden gesteld dat sprake was van een redelijk vermoeden van illegaal verblijf gericht op eiseres persoonlijk, nu door de leden van het prostitutiecontrole-team niet specifiek naar eiseres is gevraagd, maar een willekeurige dame is ‘besteld’. De feiten en omstandigheden zoals hierboven genoemd kunnen, noch individueel, noch in onderlinge samenhang bezien, leiden tot een redelijk vermoeden van illegaal verblijf. De staandehouding moet dan ook als onrechtmatig worden aangemerkt. De daarop volgende inbewaringstelling is derhalve eveneens onrechtmatig. Het beroep is gegrond en de bewaring wordt opgeheven met ingang van 7 maart 2005. Naar het oordeel van de rechtbank zijn er, alle omstandigheden, waaronder de levensomstandigheden van eiseres, in aanmerking genomen, gronden van billijkheid aanwezig om eiseres ten laste van de Staat een schadevergoeding toe te kennen van € 95,-- per dag voor de dagen die eisers vanaf 18 februari 2005 heeft doorgebracht in een politiebureau en € 70,-- per dag voor de dagen die eiseres vanaf 25 februari 2005 heeft doorgebracht in het huis van bewaring. Dit betekent dat een schadevergoeding van € 1365,- (7x € 95,- en 10x € 70,-) zal worden toegekend. Omdat het beroep gegrond wordt verklaard bestaat aanleiding verweerder te veroordelen tot vergoeding van de door de eiseres gemaakte proceskosten ad € 644,-- (1 punt voor het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting), onder aanwijzing van de Staat der Nederlanden als rechtspersoon die deze kosten aan de griffier van deze rechtbank moet vergoeden. 4. Beslissing De rechtbank: - verklaart het beroep gegrond; - beveelt de opheffing van de bewaring met ingang van 7 maart 2005; - kent aan eiseres ten laste van de Staat der Nederlanden een vergoeding toe van € 1365,- - veroordeelt verweerder in de proceskosten ad € 644,-- onder aanwijzing van de Staat der Nederlanden als rechtspersoon die deze kosten aan de griffier van deze rechtbank moet vergoeden. Deze uitspraak is gedaan door mr. J.H. Keuzenkamp en in tegenwoordigheid van mr. E.M. Boksem als griffier in het openbaar uitgesproken op 7 maart 2005 Partijen kunnen tegen deze uitspraak binnen een week na verzending daarvan hoger beroep instellen bij de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State, onder vermelding van “Hoger beroep vreemdelingenzaken”, postbus 16113, 2500 BC ’s-Gravenhage. Artikel 85 Vw 2000 bepaalt dat het beroepschrift een of meer grieven tegen de uitspraak bevat. Artikel 6:6 Algemene wet bestuursrecht (herstel verzuim) is niet van toepassing. Afschrift verzonden: 7 maart 2005