Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AT0896

Datum uitspraak2005-03-10
Datum gepubliceerd2005-03-17
RechtsgebiedBestuursrecht overig
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Instantie naamRechtbank Zutphen
Zaaknummers04/1730 ZFW 229
Statusgepubliceerd


Indicatie

Ondanks ongegrondverklaring nieuw beroep proceskostenveroordeling in verband met eerdere beroepsprocedure


Uitspraak

RECHTBANK ZUTPHEN Enkelvoudige kamer voor bestuursrechtelijke zaken Reg.nr.: 04/1730 ZFW 229 UITSPRAAK in het geding tussen: [eiser], wonende te [plaats], eiseres en OWM Zorgverzekeraar VGZ u.a. te Eindhoven, te dezen vertegenwoordigd door Stichting Ziekenfonds VGZ, verweerder. __________________________________________________________________________ 1. Aanduiding bestreden besluit Besluit van verweerder van 10 november 2004. 2. Feiten Eiseres heeft zich op 22 april 2002 tot verweerder gewend met het verzoek over te gaan tot vergoeding van een endoscopische nucleotomie in de Alpha Klinik in Duitsland. Bij besluit van 2 mei 2002 is dat geweigerd. De ingreep is op of omstreeks 17 mei 2002 in de Alpha Klinik met succes uitgevoerd. Tegen het besluit van 2 mei 2002 heeft eiseres bij brief van10 juni 2002 bezwaar gemaakt met als stelling dat verweerder geen gecontracteerde instelling in Nederland heeft genoemd alwaar tijdig een gelijkwaardige behandeling kon worden uitgevoerd en verweerder die – bij afwezigheid van een dergelijke instelling – ook niet kon noemen. Het bezwaar is bij besluit van 19 februari 2003, in overeenstemming met het door het College voor zorgverzekeringen (Cvz) uitgebrachte advies, met toepassing van artikel 7:3 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), ongegrond verklaard. Verweerder heeft aan die beslissing – in afwijking van de beslissing in primo – ten grondslag gelegd dat de ingreep op 17 mei 2002 nog niet als gebruikelijk in de kring van de beroepsgenoten, en derhalve niet als een verstrekking, kon worden beschouwd en dat dit eerst het geval was sedert 3 september 2002. Bij uitspraak van 1 juni 2004 reg.nr. 03/433 heeft deze rechtbank geoordeeld dat de ingreep op 17 mei 2002 reeds gebruikelijk was in de kring der beroepsgenoten, de beslissing op bezwaar wegens motiveringsgebrek vernietigd en verweerder opgedragen een nieuw besluit te nemen. Bij het bestreden besluit heeft verweerder het bezwaarschrift opnieuw ongegrond verklaard en daaraan een motivering ten grondslag gelegd die overeenkomt met de motivering van het besluit in primo. 3. Procesverloop Mr. A.A.M. van der Zandt, regiojurist werkzaam bij ABVAKABO FNV te Deventer, heeft namens eiseres beroep ingesteld. Verweerder heeft de op de zaak betrekking hebbende stukken en een verweerschrift ingezonden. Het beroep is behandeld ter zitting van 10 maart 2004, waar eiseres in persoon is verschenen, bijgestaan door mr. Van der Zandt voornoemd. Verweerder heeft zich niet laten vertegenwoordigen 4. Motivering Verweerder kan, gelet op artikel 9, vierde lid, van de Ziekenfondswet en het besluit van de staatssecretaris van Welzijn, Volksgezondheid en Cultuur van 30 juni 1988, nr. 402/859, Stcrt. 1988, 123, in afwijking van het bepaalde in het eerste en tweede lid van artikel 9 aan een verzekerde toestemming verlenen zich voor het geldend maken van zijn recht op een verstrekking te wenden tot een andere dan een gecontracteerde persoon of instelling in Nederland of het buitenland, indien zulks voor zijn geneeskundige verzorging nodig is. Verweerder heeft de aanvraag bij besluit in primo en het bestreden besluit niet afgewezen op de grond dat een endoscopische hernia-operatie niet nodig was voor de geneeskundige verzorging van eiseres. Derhalve is niet in geschil dat verweerder bevoegd was de aanvraag te honoreren. In de uitspraak van 1 juni 2004 heeft de rechtbank het er voor gehouden dat verweerder de aanvraag op 19 februari 2002 niet heeft afgewezen op de enkele grond dat de ingreep toen reeds was uitgevoerd. Tegen die uitspraak is geen hoger beroep ingesteld. Aan de stelling van verweerder, in het uitvoerig gemotiveerde, bestreden besluit dat geen vergoeding kan plaats vinden omdat de ingreep zonder voorafgaande toestemming van verweerder is uitgevoerd komt derhalve geen betekenis meer toe. Daarbij moet in aanmerking worden genomen dat eiseres wel de beslissing op haar aanvaag heeft afgewacht en een beslissing op bezwaar kan leiden tot het oordeel dat de aanvraag ten onrechte is afgewezen. In het besluit in primo heeft verweerder gesteld dat het voor de geneeskundige verzorging van eiseres niet nodig was dat zij zich zou wenden tot een niet-gecontracteerde instelling in Nederland of daarbuiten en eiseres in Nederland tijdig behandeld kon worden. Verweerder heeft daarbij geen voorbeeld van een instelling in Nederland genoemd. Eiseres heeft vervolgens in haar bezwaarschrift gesteld dat de endoscopische hernia-operatie zoals die in Nederland werd en wordt verricht niet gelijk is aan de endoscopische hernia-operatie zoals die in de Alpha Klinik werd en wordt verricht. In de beslissing van 19 februari 2003 op het bezwaarschrift heeft verweerder deze stelling van eiseres wel gememoreerd (blz. 6) maar daarop niet gereageerd. Verweerder heeft gesteld dat de endoscopische hernia-operatie ten tijde van de ingreep geen verstrekking was en de ingreep derhalve, hoe dan ook, niet voor rekening van het ziekenfonds kon komen. Bij het bestreden besluit heeft verweerder zich op het standpunt gesteld dat de endoscopische hernia-operatie op 17 mei 2002 wel een verstrekking was en tijdig in april/mei 2002 had kunnen worden uitgevoerd door de kliniek Klein Rosendael te Rosendaal, met welke kliniek, aldus verweerder, toen reeds een overeenkomst was gesloten voor het verrichten van de endoscopische hernia-operatie. De rechtbank merkt allereerst op dat verweerder nu stelt dat hij in april/mei 2002 reeds een contract had met een instelling in Nederland voor het uitvoeren van de endoscopische hernia-operatie, waarvan hij op 19 februari 2003, 16 mei 2003 en nogmaals op 20 april 2004 heeft gesteld dat dit voor 3 september 2002, en dus op 17 mei 2002, geen verstrekking was. De rechtbank moet dan ook constateren dat het vernietigde besluit van 19 februari 2003 tegen beter weten is genomen en gehandhaafd. Verweerder is er in het bestreden besluit vanuit gegaan dat de wijze waarop de ingreep in Klein Rosendael wordt uitgevoerd identiek is aan de wijze waarop de ingreep in de Alpha Kliniek wordt uitgevoerd. Eiseres heeft ter zitting voldoende aannemelijk gemaakt dat er verschillen zijn, doch niet aangetoond dat zij in verband met die verschillen en de doeltreffendheid van de ingreep voor haar geneeskundige verzorging was aangewezen op behandeling in de Alpha Klinik. De – in het licht van het besluit van 19 februari 2003 opmerkelijke - stelling van verweerder dat eiseres de operatie (in een iets andere vorm) in april/mei 2002 in Klein Rosendael had kunnen ondergaan heeft eiseres niet wezenlijk bestreden. Naar het oordeel van de rechtbank kan niet worden gezegd dat verweerder gehouden was de behandeling alsnog te vergoeden enkel en alleen omdat in het besluit in primo geen gecontracteerde instelling is genoemd waar eiseres zich had kunnen laten behandelen. Eiseres had na 2 mei 2002 contact met verweerder kunnen opnemen, en zo nodig om een voorlopige voorziening kunnen vragen, teneinde daaromtrent duidelijkheid te verkrijgen. Bovendien blijkt uit de aanvraag van eiseres dat zij wel wist dat in de endoscopische hernia-operatie ook toen al in Nederland werd uitgevoerd, zij het op een iets andere wijze. Eiseres heeft blijk gegeven van een sterke voorkeur voor behandeling in de Alpha Klinik. Zoals reeds overwogen heeft eiseres echter niet aangetoond dat zij voor haar geneeskundige verzorging was aangewezen op behandeling aldaar. Ter zitting is namens eiseres geklaagd over het feit dat eiseres niet is gehoord teneinde de verschillen in de operatiemethodiek toe te lichten. Ten aanzien daarvan merkt de rechtbank op dat verweerder na vernietiging van een beslissing op bezwaar niet steeds gehouden is een hoorzitting te organiseren, eiseres de verschillen ook schriftelijk had kunnen toelichten en dat de verschillen niet van wezenlijk belang zijn nu eiseres niet heeft kunnen aantonen dat zij in verband met die verschillen was aangewezen op behandeling in de Alpha Klinik. Gelet op het vorenstaande geeft het beroep geen grond voor het oordeel dat verweerder in redelijkheid niet tot het bestreden besluit heeft kunnen komen of dat het besluit is genomen in strijd met enige regel van geschreven of ongeschreven recht of enig rechtsbeginsel. Hoewel het beroep ongegrond wordt verklaard ziet de rechtbank aanleiding voor een proceskosten-veroordeling op grond van artikel 8:75 van de Awb. Verweerder heeft het besluit van 19 februari 2003 in beroep tegen beter weten in gehandhaafd en had een nieuwe beroepsprocedure kunnen voorkomen door hangende het vorige beroep een nieuwe beslissing op het bezwaarschrift van eiseres te nemen met de strekking van het thans bestreden besluit. In dat geval zou omtrent de grieven van eiseres reeds op 1 juni 2004 uitspraak zijn gedaan en zouden proceskosten voor eiseres zijn voorkomen. VGZ dient in verband daarmee ook het door eiseres betaalde griffierecht te vergoeden. Het vorenstaande leidt tot de slotsom, dat beslist moet worden als hierna is aangegeven. 5. Beslissing De rechtbank, recht doende: - verklaart het beroep ongegrond; - veroordeelt verweerder in de kosten van eiseres tot een bedrag van € 644,--, te betalen door verweerder; - gelast dat verweerder het door eiseres betaalde griffierecht (€ 37,--) vergoedt. Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep, Postbus 16002, 3500 DA Utrecht. Aldus gegeven door mr. J.A. Lok en in het openbaar uitgesproken op 10 maart 2005 in tegenwoordigheid van de griffier.