Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AT1944

Datum uitspraak2005-03-15
Datum gepubliceerd2005-03-23
RechtsgebiedBestuursrecht overig
Soort ProcedureVoorlopige voorziening
Instantie naamRaad van State
Zaaknummers200410327/2
Statusgepubliceerd
SectorVoorzitter


Indicatie

Bij besluit van 1 juni 2004 heeft verzoeker aan [aanvrager] aanlegvergunning verleend voor het aanleggen van een pad voor onderhoud aan een paddenpoel op het perceel kadastraal bekend [plaats], sectie […], nummer […], plaatselijk bekend [locatie].


Uitspraak

200410327/2. Datum uitspraak: 15 maart 2005 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Uitspraak van de Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) hangende het hoger beroep van onder meer: het college van burgemeester en wethouders van Wijdemeren, verzoeker, tegen de uitspraak van de voorzieningenrechter van de rechtbank Amsterdam van 1 december 2004 in het geding tussen: [wederpartij], wonend te [woonplaats] en verzoeker. 1.    Procesverloop Bij besluit van 1 juni 2004 heeft verzoeker aan [aanvrager] aanlegvergunning verleend voor het aanleggen van een pad voor onderhoud aan een paddenpoel op het perceel kadastraal bekend [plaats], sectie […], nummer […], plaatselijk bekend [locatie]. Bij besluit van 5 oktober 2004 heeft verzoeker het daartegen door (hierna: [wederpartij] gemaakte bezwaar ongegrond verklaard en het besluit in stand gelaten, met dien verstande dat daaraan de voorwaarde wordt verbonden dat het pad overeenkomstig de aanvraag wordt verhard door middel van het aanbrengen van een schelpenlaag. Bij uitspraak van 1 december 2004, verzonden op die dag, heeft de voorzieningenrechter van de rechtbank Amsterdam (hierna: de voorzieningenrechter) het daartegen door [wederpartij] ingestelde beroep gegrond verklaard, de beslissing op bezwaar vernietigd en bepaald dat het college binnen zes weken na deze uitspraak een nieuwe beslissing neemt op het bezwaarschrift, met inachtneming van hetgeen in de uitspraak is overwogen. Tegen deze uitspraak heeft onder meer verzoeker bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 24 december 2004, hoger beroep ingesteld. De gronden van het beroep zijn aangevuld bij brief van 19 januari 2005. Bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 17 februari 2005, heeft verzoeker de Voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen. De Voorzitter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 10 maart 2005, waar verzoeker, vertegenwoordigd door mr. G.A. Janssen, ambtenaar van de gemeente, is verschenen. Voorts zijn [wederpartij], bijgestaan door mr. A.H. Jonkhoff, advocaat te Alkmaar, en [aanvrager], bijgestaan door mr. W.G.C. Wijsman, gemachtigde, daar gehoord. 2.    Overwegingen 2.1.    Het verzoek dient te worden toegewezen. Verzoeker heeft de Voorzitter niet meer verzocht dan bij wijze van voorlopige voorziening te bepalen dat het in afwachting van de uitspraak op het ingestelde beroep niet opnieuw op het bezwaarschrift hoeft te beslissen. Uit de ter zitting getoonde foto's is gebleken dat de aanleg van het pad nagenoeg is voltooid. Gelet op hetgeen verzoeker naar voren heeft gebracht, is bovendien niet op voorhand  aannemelijk dat de aangevallen uitspraak in hoger beroep in stand zal blijven, althans dat uiteindelijk zal blijken dat de aanlegvergunning, indien al vereist voor de aanleg van het pad, niet verleend had mogen worden. De Voorzitter ziet hierin aanleiding de na te melden voorlopige voorziening te treffen. 2.2.    Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding. 3.    Beslissing De Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State: treft de voorlopige voorziening dat verzoeker geen nieuwe beslissing op het bezwaar hoeft te nemen, voordat de Afdeling op het hoger beroep heeft beslist. Aldus vastgesteld door mr. R.W.L. Loeb, als Voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. R.P.F. Boermans, ambtenaar van Staat. w.g. Loeb    w.g. Boermans Voorzitter    ambtenaar van Staat Uitgesproken in het openbaar op 15 maart 2005 429.