Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AT1949

Datum uitspraak2005-03-23
Datum gepubliceerd2005-03-23
RechtsgebiedBestuursrecht overig
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamRaad van State
Zaaknummers200406902/1
Statusgepubliceerd


Indicatie

Bij besluit van 13 maart 2001 heeft de directeur van de Dienst Stadstoezicht, namens het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam (hierna: het college), appellante medegedeeld dat zij niet in aanmerking komt voor een invalidenparkeerkaart (zelfrijdend). Hierbij is tevens de aan de invalidenparkeerkaart gekoppelde parkeervergunning ingetrokken.


Uitspraak

200406902/1. Datum uitspraak: 23 maart 2005 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Uitspraak op het hoger beroep van: [appellante], wonend te [woonplaats], tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 5 juli 2004 in het geding tussen: appellante en het dagelijks bestuur van het stadsdeel Amsterdam-Centrum. 1.    Procesverloop Bij besluit van 13 maart 2001 heeft de directeur van de Dienst Stadstoezicht, namens het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam (hierna: het college), appellante medegedeeld dat zij niet in aanmerking komt voor een invalidenparkeerkaart (zelfrijdend). Hierbij is tevens de aan de invalidenparkeerkaart gekoppelde parkeervergunning ingetrokken. Bij besluit van 20 november 2001 heeft het college het daartegen door appellante gemaakte bezwaar deels gegrond verklaard, met dien verstande dat het besluit van 13 maart 2001 wordt ingetrokken en dat aan appellante voor de periode van een jaar een invalidenparkeerkaart wordt verleend en wel tot 28 november 2002. Bij uitspraak van 18 november 2002 heeft de voorzieningenrechter van de rechtbank Amsterdam het door appellante daartegen ingestelde beroep gegrond verklaard, dat besluit vernietigd, voorzover aangevochten, en bepaald dat, met inachtneming van hetgeen in de uitspraak is overwogen, een nieuwe beslissing dient te worden genomen op het bezwaar tegen het besluit van 13 maart 2001. Bij besluit van 16 januari 2003 heeft het dagelijks bestuur van het stadsdeel Amsterdam-Centrum (hierna: het dagelijks bestuur) het tegen het besluit van 13 maart 2001 gemaakte bezwaar ongegrond verklaard. Bij uitspraak van 5 juli 2004, verzonden op 13 juli 2004, heeft de rechtbank Amsterdam (hierna: de rechtbank) het daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht. Tegen deze uitspraak heeft appellante bij brief van 17 augustus 2004, bij de Raad van State ingekomen op 18 augustus 2004, hoger beroep ingesteld. Deze brief is aangehecht. Bij brief van 15 oktober 2004 heeft het dagelijks bestuur van antwoord gediend. De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 24 januari 2004, waar appellante in persoon, bijgestaan door [dochter] van appellante, en het dagelijks bestuur, vertegenwoordigd door mr. A. Fidom, ambtenaar bij het stadsdeel, zijn verschenen. 2.    Overwegingen 2.1.    Ingevolge artikel 49, eerste lid, van het Besluit administratieve bepalingen inzake het wegverkeer (hierna: het Besluit) kan aan een gehandicapte, overeenkomstig de bij ministeriële regeling gestelde criteria, door de raad van de gemeente waar hij als ingezetene is ingeschreven in de basisadministratie persoonsgegevens, een gehandicaptenparkeerkaart worden verstrekt.    Ingevolge artikel 156, eerste lid, van de Gemeentewet kan de raad aan een deelraad bevoegdheden overdragen, tenzij de aard van de bevoegdheid zich daartegen verzet. In het tweede lid worden de bevoegdheden genoemd die in ieder geval niet kunnen worden overgedragen.    Ingevolge artikel 87, derde lid, laatste volzin, van de Gemeentewet kan in de verordening waarbij voor een deelgemeente een deelgemeentebestuur wordt ingesteld, worden bepaald dat de deelraad de aan hem toegekende bevoegdheden kan overdragen aan het dagelijks bestuur van de deelgemeente.    Ingevolge artikel 10:15 van de Algemene wet bestuursrecht geschiedt delegatie slechts indien in de bevoegdheid daartoe bij wettelijk voorschrift is voorzien. 2.2.    In artikel 28, eerste lid, van de Verordening op de stadsdelen (hierna: de Verordening) is bepaald dat de raad van de gemeente Amsterdam, behoudens het bepaalde in artikel 156 van de Gemeentewet, al zijn bevoegdheden overdraagt aan de stadsdeelraad. De op de lijst A bij de Verordening geplaatste bevoegdheden zijn daarvan uitgezonderd. De stadsdeelraad Amsterdam-Centrum heeft bij besluit van 11 april 2002 de bevoegdheid tot het verstrekken van gehandicaptenparkeerkaarten gedelegeerd aan het dagelijks bestuur. 2.3.    Appellante bestrijdt het oordeel van de rechtbank dat het dagelijks bestuur bevoegd was om op het bezwaarschrift te beslissen. 2.4.    De Afdeling oordeelt met betrekking tot deze bevoegdheid van het dagelijks bestuur als volgt.    De bevoegdheid om gehandicaptenparkeerkaarten te verstrekken is in artikel 156, tweede lid, van de Gemeentewet niet uitgesloten van overdracht door de gemeenteraad aan de deelraad. De aard van die bevoegdheid verzet zich evenmin tegen die overdracht. Ook komt de bevoegdheid niet voor op lijst A bij de Verordening. De vraag of de deelraad de aan haar gedelegeerde bevoegdheid mocht overdragen aan het dagelijks bestuur dient evenwel ontkennend te worden beantwoord.    In de Verordening ontbreekt een bepaling als bedoeld in artikel 87, derde lid, laatste volzin, van de Gemeentewet. Op grond daarvan moet worden geoordeeld dat niet voorzien is in een wettelijke grondslag voor het besluit van de deelraad van 11 april 2002 tot delegatie aan het dagelijks bestuur. Het dagelijks bestuur was derhalve niet bevoegd om de beslissing op bezwaar te nemen. 2.5.    Gelet op het voorgaande dient hetgeen appellante overigens heeft aangevoerd buiten beschouwing te blijven. 2.6.    Het hoger beroep is gegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden vernietigd. Doende wat de rechtbank zou behoren te doen, zal de Afdeling het beroep bij de rechtbank gegrond verklaren en de beslissing op bezwaar vernietigen. 2.7.    Voor een proceskostenveroordeling bestaat aanleiding op na te melden wijze. 3.    Beslissing De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State Recht doende in naam der Koningin: I.    verklaart het hoger beroep gegrond; II.    vernietigt de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 5 juli 2004, AWB 03/703 GEMWT; III.    verklaart het bij de rechtbank ingestelde beroep gegrond; IV.    vernietigt het besluit van het dagelijks bestuur van het stadsdeel Amsterdam-Centrum van 16 januari 2003, 021231; V.    veroordeelt het dagelijks bestuur van het stadsdeel Amsterdam-Centrum tot vergoeding van bij appellante in verband met de behandeling van het hoger beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 17,10; het dient door de gemeente Amsterdam aan appellante onder vermelding van het zaaknummer te worden betaald; VI.    gelast dat de gemeente Amsterdam aan appellante het door haar voor de behandeling van het hoger beroep en het beroep betaalde griffierecht ten bedrage van € 321,00 (€ 116,00 + € 205,00) vergoedt. Aldus vastgesteld door mr. H. Troostwijk, Voorzitter, en mr. B.J. van Ettekoven en mr. D. Roemers, Leden, in tegenwoordigheid van mr. S. Zwemstra, ambtenaar van Staat. w.g. Troostwijk    w.g. Zwemstra Voorzitter    ambtenaar van Staat Uitgesproken in het openbaar op 23 maart 2005 91.