Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AT1970

Datum uitspraak2005-03-18
Datum gepubliceerd2005-03-23
RechtsgebiedBestuursrecht overig
Soort ProcedureVoorlopige voorziening
Instantie naamRaad van State
Zaaknummers200408384/2
Statusgepubliceerd
SectorVoorzitter


Indicatie

Bij besluit van 19 januari 2004 heeft de gemeenteraad van Oirschot op voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 23 december 2003, het bestemmingsplan "Buitengebied Correctieve herziening 2003" vastgesteld.


Uitspraak

200408384/2. Datum uitspraak: 18 maart 2005 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Uitspraak van de Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen onder meer: [verzoekers], gevestigd te [plaats] en [verzoeker], wonend te [woonplaats] en het college van gedeputeerde staten van Noord-Brabant, verweerder. 1.    Procesverloop Bij besluit van 19 januari 2004 heeft de gemeenteraad van Oirschot op voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 23 december 2003, het bestemmingsplan "Buitengebied Correctieve herziening 2003" vastgesteld. Verweerder heeft bij zijn besluit van 7 september 2004, no. 976009, beslist over de goedkeuring van het bestemmingsplan. Tegen dit besluit hebben onder meer verzoekers bij brief van 29 oktober 2004, bij de Raad van State ingekomen op 1 november 2004, beroep ingesteld. Bij brief van 27 oktober 2004, bij de Raad van State ingekomen op 1 november 2004, hebben verzoekers de Voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen. De Voorzitter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 22 februari 2005, waar verzoekers, vertegenwoordigd door mr. K.T.E. Huisman, advocate te Nijmegen, en [gemachtigde] en verweerder, vertegenwoordigd door mr. A.J.A.M. van de Laar, ambtenaar van de provincie, zijn verschenen. Voorts is de gemeenteraad van Oirschot, vertegenwoordigd door M.P.C. Verkooijen, ambtenaar van de gemeente, daar gehoord. 2.    Overwegingen 2.1.    Het oordeel van de Voorzitter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure. 2.2.    Bij besluit van 17 oktober 2000 heeft de gemeenteraad van Oirschot het bestemmingsplan "Buitengebied" vastgesteld. Over de goedkeuring van dit plan heeft verweerder beslist bij zijn besluit van 5 juni 2001, no. 718165. Bij haar uitspraak van 10 december 2003, no. 200102937/1, Gst. 2004, 7219, 204, heeft de Afdeling beslist op de beroepen die hiertegen zijn ingesteld. Met de voorliggende herziening beoogt de gemeenteraad van Oirschot te voldoen aan de herzieningsplicht als bedoeld in artikel 30, eerste lid, van de Wet op de Ruimtelijke Ordening. 2.3.    Bij zijn bestreden besluit heeft verweerder goedkeuring verleend aan het plandeel met de bestemming "Semi- en niet-agrarische bedrijven" en de aanduiding "bouwbedrijf (hout- en metaalbewerking) -bb4-" dat betrekking heeft op de gronden van verzoekers aan de [locatie] te [plaats]. Verweerder acht een positieve bestemming van de gronden van verzoekers gerechtvaardigd omdat hun bedrijf reeds lange tijd in het buitengebied is gevestigd. Verweerder vindt verder dat de gemeenteraad het bedrijf een juiste bestemming en juiste maximaal toegelaten bebouwingsmogelijkheden heeft gegeven. 2.4.    Verzoekers stellen dat verweerder ten onrechte goedkeuring heeft verleend aan het plandeel. Zij voeren aan dat zij hun bedrijf willen verplaatsen van het buitengebied naar een bedrijfsterrein in Oirschot en dat zij daarom een woonbestemming wensen voor hun gronden in het plan. Verder is de doeleindenomschrijving van de bestemming van hun gronden in het plan te beperkt en komt deze niet overeen met het gebruik dat feitelijk ervan wordt gemaakt. Verder is in het plan ten onrechte slechts een bebouwingsoppervlakte toegestaan van ten hoogste 2.670 m2 in plaats van 3.068,20 m2 en is ingevolge atikel 10.2.1 van de planvoorschriften op het bouwperceel ten onrechte slechts één bedrijf toegelaten. Voorts hebben verzoekers bezwaren tegen het plan voorzover niet is voorzien in de bouw van een bedrijfswoning op hun perceel. 2.5.    Het verzoek strekt er onder meer toe dat woningbouw mogelijk wordt gemaakt, terwijl het bestemmingsplan niet hierin voorziet. Verzoekers zijn echter niet gebaat bij schorsing van dit deel van het bestreden besluit, aangezien daarmee verwezenlijking van de gewenste bestemming niet mogelijk wordt. Een voorlopige voorziening die dat mogelijk maakt, is te verstrekkend, aangezien het scheppen van die mogelijkheid niet met een uitspraak van de Afdeling kan worden bewerkstelligd. Die uitspraak zou kunnen strekken tot onthouding van goedkeuring aan het desbetreffende plandeel, doch daarmee zou verwezenlijking van de gewenste bestemming nog niet mogelijk zijn. 2.6.    Verder ziet de Voorzitter geen aanleiding een voorlopige voorziening te treffen om onomkeerbare gevolgen van inwerkingtreding van het plan te voorkomen. Hierbij heeft de Voorzitter onder meer in aanmerking genomen dat het college van burgemeester en wethouders van Oirschot bij zijn besluit van 15 februari 2000 reeds bouwvergunning heeft verleend voor een opslagruimte van 1.057 m2. Voorts is er geen reden op voorhand aan te nemen dat het plandeel dan wel de goedkeuring ervan onrechtmatig is. Gezien het vorenstaande is de Voorzitter van oordeel dat onverwijlde spoed ontbreekt en dat de afhandeling van het geschil in de hoofdzaak kan worden afgewacht. 2.7.    De Voorzitter wijst het verzoek mitsdien af. 2.8.    Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding. 3.    Beslissing De Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State: wijst het verzoek af. Aldus vastgesteld door mr. J.C.K.W. Bartel, als Voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. F.W.M. Kooijman, ambtenaar van Staat. w.g. Bartel    w.g. Kooijman Voorzitter    ambtenaar van Staat Uitgesproken in het openbaar op 18 maart 2005 177.