Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AT2626

Datum uitspraak2005-03-09
Datum gepubliceerd2005-03-29
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamGerechtshof 's-Gravenhage
Zaaknummers2200367404
Statusgepubliceerd


Indicatie

Overtreding van een voorschrift gesteld krachtens artikel 5.12, eerste lid, van de Arbeidstijdenwet, begaan door een rechtspersoon. Het hof heeft bewezen verklaard dat het feit geheel buiten Nederland is gepleegd, nu uit de tachograafschijven valt te lezen dat de periode van 24 uur waarbinnen het feit is gepleegd, was voltooid voordat de vrachtwagenchauffeur binnen Nederlands grondgebied kwam. Ingevolge artikel 8:1, tweede lid, van het Arbeidstijdenbesluit vervoer wordt bij niet naleven van artikel 2.5:1, vierde lid, van dat besluit (de Europese rusttijdenregeling) de werkgever aangemerkt als de overtreder. Noch uit de artikelen 3 tot en met 7 van het Wetboek van Strafrecht, noch uit artikel 3 van de Wet op de economische delicten, noch uit de wetgeving inzake de arbeidstijden in het wegvervoer valt op te maken dat een buitenlandse werkgever als verdachte volgens de Nederlandse wetgeving strafbaar is wegens het door een (Nederlandse) vrachtwagenchauffeur-werknemer niet in acht nemen van de Europese wettelijke rusttijden, ingeval deze overtreding geheel in het buitenland is gepleegd. Met name stelt artikel 11:1 van de Arbeidstijdenwet het plegen van dergelijke feiten slechts strafbaar indien de feiten worden gepleegd door een Nederlander en een in Nederland gevestigde werkgever. Nu de verdachte niet in Nederland is gevestigd, is het ter zake van haar bewezenverklaarde feit in Nederland niet strafbaar. Zij dient derhalve te worden ontslagen van alle rechtsvervolging.


Uitspraak

Rolnummer: 22-003674-04 Parketnummer(s): 09-046797-03 Datum uitspraak: 9 maart 2005 TEGENSPRAAK Gerechtshof te 's-Gravenhage economische kamer Arrest gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de economische politierechter in de rechtbank te 's-Gravenhage van 4 mei 2004 in de strafzaak tegen de verdachte: [naam] Onderzoek van de zaak Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg en het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep van dit hof van 23 februari 2005. Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen namens de verdachte naar voren is gebracht. Tenlastelegging Aan de verdachte is tenlastegelegd hetgeen vermeld staat in de inleidende dagvaarding, waarvan een kopie in dit arrest is gevoegd. Procesgang In eerste aanleg is de verdachte terzake van het tenlastegelegde veroordeeld tot een geldboete van € 660,--. Namens de verdachte is tegen het vonnis hoger beroep ingesteld. Bevoegdheid van het gerechtshof Namens de verdachte is aangevoerd dat de Nederlandse rechter ter zake van het tenlastegelegde feit geen rechtsmacht heeft, nu de periode van 24 uur waarbinnen de overtreding zou zijn gepleegd, reeds was voltooid voordat de betreffende vrachtwagenbestuurder binnen Nederlands grondgebied kwam. De raadsvrouw is van mening dat het hof het vonnis van de economische politierechter dient te vernietigen en dient uit te spreken dat de Nederlandse rechter onbevoegd is ter zake van het tenlastegelegde feit. Het hof verwerpt dit verweer. De rechter dient recht te spreken op de grondslag van de tenlastelegging. Daarin is het tenlastegelegde feit aldus omschreven dat het (mede) in Nederland is gepleegd. De (ter zake van het betreffende feit competente) Nederlandse rechter is derhalve bevoegd ter zake van het tenlastegelegde feit. Het vonnis waarvan beroep Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat het hof zich daarmee niet verenigt. Bewezenverklaring Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat: (zie de hierna ingevoegde bijlage die van dit arrest deel uitmaakt) Hetgeen meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken. Voorzover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging. Bewijsvoering Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring. In die gevallen waarin de wet aanvulling van het arrest vereist met de bewijsmiddelen, dan wel, voor zover artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegepast, met een opgave daarvan, zal zulks plaatsvinden in een aanvulling die als bijlage aan dit arrest zal worden gehecht. Strafbaarheid van het bewezenverklaarde Het bewezenverklaarde levert op: Overtreding van een voorschrift gesteld krachtens artikel 5.12, eerste lid, van de Arbeidstijdenwet, begaan door een rechtspersoon. Het hof heeft bewezen verklaard dat het feit geheel buiten Nederland is gepleegd, nu uit de tachograafschijven valt te lezen dat de periode van 24 uur waarbinnen het feit is gepleegd, was voltooid voordat de vrachtwagenchauffeur binnen Nederlands grondgebied kwam. Ingevolge artikel 8:1, tweede lid, van het Arbeidstijdenbesluit vervoer wordt bij niet naleven van artikel 2.5:1, vierde lid, van dat besluit (de Europese rusttijdenregeling) de werkgever aangemerkt als de overtreder. Noch uit de artikelen 3 tot en met 7 van het Wetboek van Strafrecht, noch uit artikel 3 van de Wet op de economische delicten, noch uit de wetgeving inzake de arbeidstijden in het wegvervoer valt op te maken dat een buitenlandse werkgever als verdachte volgens de Nederlandse wetgeving strafbaar is wegens het door een (Nederlandse) vrachtwagenchauffeur-werknemer niet in acht nemen van de Europese wettelijke rusttijden, ingeval deze overtreding geheel in het buitenland is gepleegd. Met name stelt artikel 11:1 van de Arbeidstijdenwet het plegen van dergelijke feiten slechts strafbaar indien de feiten worden gepleegd door een Nederlander en een in Nederland gevestigde werkgever. Nu de verdachte niet in Nederland is gevestigd, is het ter zake van haar bewezenverklaarde feit in Nederland niet strafbaar. Zij dient derhalve te worden ontslagen van alle rechtsvervolging. BESLISSING Het hof: Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht. Verklaart bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde, zoals hierboven omschreven, heeft begaan. Verklaart niet bewezen hetgeen terzake meer of anders is tenlastegelegd en spreekt de verdachte daarvan vrij. Verklaart dat het bewezenverklaarde geen strafbaar feit oplevert en ontslaat de verdachte te dier zake van alle rechtsvervolging . Dit arrest is gewezen door mrs. Borgesius, Reinking en Van den Berg, in bijzijn van de griffier mr. Timmer-Smeele. Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 9 maart 2005.