Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AT3065

Datum uitspraak2005-02-02
Datum gepubliceerd2005-04-01
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamGerechtshof 's-Gravenhage
Zaaknummers22-000848-04
Statusgepubliceerd


Indicatie

De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan allerhande strafbare feiten in de sfeer van de fiscaliteit, de Opiumwet, valsheid in geschrift en bedrog. Niet alleen heeft de verdachte door zijn handelwijze de volksgezondheid in gevaar gebracht en de Nederlandse staat schade berokkend, maar ook heeft hij individuele personen benadeeld en schade doen lijden. Veroordeling tot een gevangenisstraf voor de duur van 5 (vijf) jaren en 6 (zes) maanden.


Uitspraak

Rolnummer: 22-000848-04 Parketnummer(s): 09-997109-03, 09-993371-03 en 09-993372-03 Datum uitspraak: 2 februari 2005 TEGENSPRAAK Gerechtshof te 's-Gravenhage meervoudige kamer voor strafzaken Arrest gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank te 's-Gravenhage van 13 februari 2004 in de strafzaak tegen de verdachte: [naam] Onderzoek van de zaak Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen in eerste aanleg en het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep van dit hof van 19 januari 2005. Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht. Tenlastelegging Aan de verdachte is tenlastegelegd hetgeen vermeld staat in de inleidende dagvaardingen, zoals op de terechtzitting in eerste aanleg d.d. 29 januari 2004 en in hoger beroep op vordering van respectievelijk de officier van justitie en de advocaat-generaal gewijzigd. Van de dagvaardingen en van de vorderingen wijziging tenlastelegging zijn kopieën in dit arrest gevoegd. Procesgang In eerste aanleg is de verdachte ter zake van het onder 1, 7 primair en 10 tenlastegelegde vrijgesproken en ter zake van het onder 2 primair, 3 primair (eerste, tweede en derde alternatief/cumulatief), 4 primair, 5, 6 primair, 7 subsidiair, 8 en 9 primair tenlastegelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van zes jaren, met aftrek van voorarrest. Voorts zijn in eerste aanleg beslissingen genomen ter zake van de inbeslaggenomen goederen als nader in het vonnis omschreven. Namens de verdachte is tegen het vonnis hoger beroep ingesteld. Omvang van het hoger beroep Het hoger beroep is blijkens een mededeling van de raadsman ter terechtzitting niet gericht tegen de in eerste aanleg gegeven vrijspraken van de onder 1 en 10 tenlastegelegde feiten. Waar hierna wordt gesproken van "de zaak" of "het vonnis", wordt daarmee bedoeld de zaak of het vonnis voorzover op grond van het vorenstaande aan het oordeel van dit hof onderworpen. Het vonnis waarvan beroep Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat het hof zich daarmee niet verenigt. Ontvankelijkheid van het openbaar ministerie in de vervolging Zijdens de verdachte is aangevoerd dat het Openbaar ministerie niet-ontvankelijk is in zijn vervolging op gronden zoals vervat in de aan het proces-verbaal van de terechtzitting in hoger beroep gehechte pleitnota. In hoofdzaak komt het verweer hierop neer dat in casu de fiscale bepalingen in de Algemene Wet inzake Rijksbelastingen, hierna AWR, als specialis dienen te worden beschouwd van artikel 225, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht. Het hof verwerpt dit verweer aangezien het vervalsen of valselijk opmaken zelf niet onder de hiervoor bedoelde fiscale strafbepalingen valt. Bovendien heeft het in artikel 69, vierde lid, AWR vervatte vervolgingsbeletsel alleen betrekking op artikel 225, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht en niet op artikel 225, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht. De stelling dat in het onderhavige geval desondanks een vervolgingsbeletsel dient te worden aangenomen vindt geen steun in het recht. Vrijspraak Het hof acht niet bewezen dat de verdachte bij de onder 4 primair tenlastegelegde oplichting betrokken is geweest, noch bij de onder 4 subsidiair tenlastegelegde valsheid in geschrift. Voorts acht het hof met betrekking tot het onder 6 primair en subsidiair tenlastegelegde niet bewezen dat de verdachte in een authentieke akte een valse opgave heeft doen opnemen of een hypotheekakte valselijk heeft opgemaakt, of vervalst, althans valselijk heeft doen opmaken of doen vervalsen. Tenslotte acht het hof niet bewezen dat de verdachte betrokken is geweest bij het tenlastegelegde met betrekking tot de brieven als onder 7 primair en subsidiair genoemd, noch dat de verdachte de onder 8 aangetroffen wapens en munitie in de tenlastegelegde periode voorhanden heeft gehad, nu ook anderen tot de betreffende opslagruimte toegang hadden en niet is bewezen dat de verdachte zich ervan bewust was dat de betreffende voorwerpen daar lagen. Naar het oordeel van het hof is derhalve niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan de verdachte onder 4 primair en subsidiair, 6 primair en subsidiair, 7 primair en subsidiair en 8 is tenlastegelegd, zodat de verdachte daarvan behoort te worden vrijgesproken. Bewezenverklaring Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 2 primair, 3 primair (eerste en derde alternatief/cumulatief), 5 en 9 primair tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat: (zie de hierna ingevoegde bijlage die van dit arrest deel uitmaakt) Hetgeen meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken. Voorzover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging. Bewijsvoering Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring. In die gevallen waarin de wet aanvulling van het arrest vereist met de bewijsmiddelen, dan wel, voor zover artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegepast, met een opgave daarvan, zal zulks plaatsvinden in een aanvulling die als bijlage aan dit arrest zal worden gehecht. Bewijsverweer Van de zijde van de verdachte is ter terechtzitting in hoger beroep aangevoerd dat er op gronden zoals vervat in de aan het proces-verbaal van de terechtzitting in hoger beroep gehechte pleitnotities van mr. Jaeger (pagina 7 e.v.) niet is voldaan aan het strekkingsvereiste. Kort gezegd komt het verweer hierop neer dat een deel van de aangiften ondeugdelijk was om ten onrechte te (kunnen) strekken tot teruggave van de belastingen. Er zou sprake zijn geweest van een soort van ondeugdelijk middel. Het hof verwerpt dit verweer. Naar het oordeel van het hof is voor de beantwoording van de vraag of de gestelde gedraging, in casu het doen van onjuiste aangiften, ertoe strekt dat te weinig belasting wordt geheven, beslissend of die gedraging naar haar aard in het algemeen geschikt is om teweeg te brengen dat onvoldoende belasting wordt geheven. Daarvan is in de onderhavige gevallen sprake. Dat het in een deel van de gevallen niet tot uitbetaling is gekomen door waakzaamheid van de Belastingdienst doet daaraan niet af. Strafbaarheid van het bewezenverklaarde Het bewezenverklaarde levert op de misdrijven: 2 primair. Opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2, onder A, van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd. 3 primair. Opzettelijk een bij de belastingwet voorziene aangifte onjuist doen, terwijl dat feit ertoe strekt dat te weinig belasting wordt geheven, meermalen gepleegd en valsheid in geschrift, meermalen gepleegd. 5. valsheid in geschrift. 9 primair. Medeplegen van oplichting. Van de zijde van de verdachte is voorts aangevoerd dat er ter zake van het onder 2 tenlastegelegde sprake is van een voortgezette handeling, nu er sprake is geweest van één ongeoorloofd wilsbesluit en beide (pogingen tot) transporten als één geheel dienen te worden gezien. Het hof overweegt hieromtrent als volgt. Uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de verdachte ervan op de hoogte was dat de eerste poging om drugs naar Engeland te brengen op 8 mei 2003 was mislukt. Ook wist hij dat er op 11 mei 2003 weer een drugstransport zou plaatsvinden. Verdachte heeft niet alleen bemoeienis gehad met het eerste transport, maar ook met het tweede. Zo gaf hij op 9 mei 2003 instructies aan [naam] die aan [naam] (de vervoerder van de drugs) moesten worden doorgegeven. Ook heeft hij die dag een bepaald nummer doorgegeven in verband met het tweede transport (zie o.m. de verklaringen die J.C. [naam] op 14 en 19 mei 2003 heeft afgelegd bij de politie, dossier nr 25014, codenummer V 03-02 en V03-04 en telefoontap T 10-14 dd 7 mei 2003). Op grond van de voornoemde omstandigheden is het - mede gelet op de tijdspanne tussen de beide transporten en de handelingen die de verdachte in de tussentijd heeft verricht -niet aannemelijk geworden dat er sprake is geweest van een uiting van hetzelfde ongeoorloofde wilsbesluit bij de verdachte. Het verweer wordt derhalve verworpen. Strafbaarheid van de verdachte Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar. Strafmotivering De advocaat-generaal heeft geconcludeerd tot vernietiging van het vonnis waarvan beroep en tot veroordeling van de verdachte ter zake van het onder 2 primair en gedeelten van 3 primair eerste en derde alternatief/cumulatief tenlastegelegde, een gedeelte van het onder 3 subsidiair tenlastegelegde en terzake van het onder 4 primair, 5, 6 primair, 7 primair, 8 en 9 primair tenlastegelegde tot een gevangenisstraf voor de duur van zes jaren, met aftrek van voorarrest. Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting. Daarbij heeft het hof in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen. De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan allerhande strafbare feiten in de sfeer van de fiscaliteit, de Opiumwet, valsheid in geschrift en bedrog. Niet alleen heeft de verdachte door zijn handelwijze de volksgezondheid in gevaar gebracht en de Nederlandse staat schade berokkend, maar ook heeft hij individuele personen benadeeld en schade doen lijden. Tevens heeft de verdachte misbruik gemaakt van het vertrouwen dat in het maatschappelijk verkeer pleegt te worden gesteld in schriftelijke stukken met een bewijsbestemming. Voorts is komen vast te staan dat de verdachte, blijkens een hem betreffend uittreksel uit het Justitieel Documentatieregister d.d. 12 januari 2005, eerder is veroordeeld voor het plegen van strafbare feiten, hetgeen hem er kennelijk niet van heeft weerhouden de onderhavige feiten te plegen. Het hof is dan ook van oordeel dat een geheel onvoorwaardelijke gevangenisstraf van navermelde langere duur een passende en geboden reactie vormt. Beslag Ter zake van de inbeslaggenomen goederen heeft de advocaat-generaal geconcludeerd conform het vonnis van de rechtbank ter zake van de inbeslaggenomen goederen, met uitzondering van de inbeslaggenomen ABN-AMRO wereldpas ten name van J.C. [naam] (AH/102 nr.1). Met betrekking tot deze pas heeft de advocaat-generaal de teruggave aan de rechthebbende gevorderd. Het hof zal wat betreft de teruggave aan de rechthebbende de advocaat-generaal volgen in zijn conclusie, behoudens voor zover dit het volgende betreft. De na te melden inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten de wapens en munitie, de giropas ten name van [naam], de Fortis Europas ten name van [naam]. [naam] en de blijkens de beslaglijst inbeslaggenomen administratie zullen worden bewaard ten behoeve van de rechthebbende. Het na te melden inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven voorwerp, te weten de giropassen ten name van [naam], zijn vatbaar voor verbeurdverklaring, nu het voorwerpen zijn met behulp waarvan het onder 5 bewezenverklaarde is voorbereid. Het hof heeft hierbij rekening gehouden met de draagkracht van verdachte. Toepasselijke wettelijke voorschriften Het hof heeft gelet op de artikelen 24, 33, 33a, 47, 57, 63, 225 (oud) en 326 van het Wetboek van Strafrecht, de artikelen 2 en 10 van de Opiumwet en artikel 69 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen. BESLISSING Het hof: Vernietigt het vonnis waarvan beroep - voorzover aan het oordeel van het hof onderworpen - en doet opnieuw recht. Verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder 4 primair en subsidiair, 6 primair en subsidiair, 7 primair en subsidiair en 8 tenlastegelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij. Verklaart bewezen dat de verdachte het onder 2 primair, 3 primair (eerste en derde alternatief/cumulatief), 5 en 9 primair tenlastegelegde, zoals hierboven omschreven, heeft begaan. Verklaart niet bewezen hetgeen terzake meer of anders is tenlastegelegd en spreekt de verdachte daarvan vrij. Bepaalt dat het bewezenverklaarde de hierboven vermelde strafbare feiten oplevert. Verklaart de verdachte strafbaar terzake van het bewezenverklaarde. Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 5 (vijf) jaren en 6 (zes) maanden. Bepaalt, dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht. Verklaart verbeurd: de inbeslaggenomen giropassen ten name van [naam] (AH/102 nr. 4 en AH/102 nr. 23). Gelast de teruggave van de giropas ten name van [naam] (AH/102 nr. 2), de niet gespecificeerde goederen die in beslag zijn genomen onder vermelding van AH/102 nr. 8 tot en met 13, de zwarte rugtas (AH/102 nr. 14), de giropas ten name van [naam] ( AH/102 nr. 19), de giropas t.n.v. [naam] (AH/102 nr. 20), de Multitankcard ten name van [nummer] (AH/102 nr. 22) en de Fortis Europas ten name van [verdachte]. (AH/102 nr. 24) aan de verdachte. Gelast de bewaring van de inbeslaggenomen administratie A1 (inbeslaggenomen op de [adres] te Amsterdam), B1 (inbeslaggenomen aan de [adres] te Vinkeveen) en J (inbeslaggenomen uit het Archief aan de [adres] te Amsterdam), de ABN-AMRO wereldpas ten name van J.C. [naam] ( AH/102 nr.1), de Fortis Europas ten name van [naam]. [naam] ( AH/102 nr. 21) en de giropas ten name van [naam] (AH/102 nr. 4), het pistool, merk FN, kaliber 7.65 mm, de munitie van categorie III ( te weten 9 (kogel)patronen kaliber 7.65 mm, 17 (kogel)patronen kaliber 6.35 mm (.25 Auto) en 40 (kogel)patronen kaliber .22 long rifle), het pistool, merk Astra, kaliber 6.35 (8 mm), het pistool, merk Crevna Zastava, kaliber 7.65. mod. 70 en de munitie van categorie III ( te weten 8 (kogel)patronen kaliber 7.65 mm) ten behoeve van de rechthebbende. Dit arrest is gewezen door mrs. Reinking, Van Strien en Van den Berg, in bijzijn van de griffier mr. Timmer-Smeele. Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 2 februari 2005.