Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AT3074

Datum uitspraak2005-03-31
Datum gepubliceerd2005-04-04
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureRaadkamer
Instantie naamRechtbank Haarlem
Zaaknummers04/1140
Statusgepubliceerd


Indicatie

Materiële en immateriële schadevergoeding vanwege een onterechte aanhouding en detentie. Verzoeker werd op grond van een onjuist geprepareerd bloedspoor aangehouden, terwijl hij na een eerdere veroordeling juist probeerde een nieuw leven op te bouwen.


Uitspraak

RECHTBANK HAARLEM SECTOR STRAFRECHT ENKELVOUDIGE RAADKAMER Registratienummer: 04/1140 Parketnummer: 15/030356-04 Uitspraakdatum: 31 maart 2005 BESCHIKKING (art. 89 Sv.) 1. Ontstaan en loop van de procedure Op 11 november 2004 is ter griffie van de rechtbank Haarlem ingekomen een door mr. A.D. Kloosterman, advocaat, ingediend verzoekschrift, gedateerd 17 november 2004, van [naam verzoeker], verzoeker, geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats], wonende te [woonadres], domicilie kiezende te [kantooradres], ten kantore van mr. Kloosterman, voornoemd. Het verzoekschrift strekt onder meer tot toekenning van een vergoeding ten laste van de Staat ten bedrage van: a. € 2.970,00, wegens ten onrechte ondergane detentie van 39 dagen, b. € 2.152,42 aan inkomstenderving, c. € 802,80 wegens de kosten van een geannuleerde vliegreis die verzoeker en zijn vriendin in mei 2004 zouden maken, d. € 146,43 aan telefoonkosten tijdens de detentie (collect calls die door verzoekers vriendin zijn geaccepteerd), e. € 225,30 aan gemaakte kosten tijdens de detentie, f. € 134,90 aan reiskosten die door verzoekers vriendin zijn gemaakt om hem in de penitentiaire inrichting te kunnen bezoeken, g. € 25.000,00 aan immateriële schade, zijnde de (im)materiële schade die verzoeker stelt te hebben geleden ten gevolge van ten onrechte ondergane verzekering en voorlopige hechtenis wegens verdenking van overtreding van artikel 242 van het Wetboek van Strafrecht. Op 3 maart 2005 is dit verzoekschrift in het openbaar in raadkamer behandeld. Verzoeker is in persoon verschenen, bijgestaan door mr. Kloosterman, voornoemd. Tevens was aanwezig de officier van justitie mr. Van der Heijden. De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld, dat de onder a. t/m e. opgevoerde schade voor vergoeding in aanmerking komt en dat verzoeker recht heeft op een substantieel bedrag ter vergoeding van de geleden immateriële schade, voor de hoogte van welk bedrag hij zich refereert aan het oordeel van de rechtbank. De onder f. opgevoerde reiskosten komen niet voor vergoeding in aanmerking, aangezien deze niet door verzoeker maar door zijn vriendin zijn gemaakt. Van het verhandelde in raadkamer is afzonderlijk proces-verbaal opgemaakt. De inhoud daarvan wordt als hier ingelast beschouwd. 2. Uiteenzetting van de feiten [Naam aangeefster] heeft aangifte gedaan van verkrachting in de nacht van 27 op 28 juni 1990 in de centrale hal van een flat te Haarlem. In die hal zijn destijds bloeddruppels van de vermoedelijke dader veiliggesteld voor nader sporenonderzoek, welke bloeddruppels zijn verzonden naar het Gerechtelijk Laboratorium. Het onderzoek is destijds afgesloten zonder dat dit heeft geleid tot de aanhouding van een of meer verdachten. In 2001 heeft het College van Procureurs-Generaal schriftelijk toestemming verleend aan het NFI om alle DNA-profielen in de DNA-databank eenmalig onderling te vergelijken. Daarbij is gebleken dat de DNA-gegevens van sperma van twee verkrachtingen gepleegd op 11 juli 1990 en 3 april 1991 in het arrondissement ’s-Hertogenbosch, ter zake van welke verkrachtingen verzoeker destijds is veroordeeld, overeenkwamen met de DNA-gegevens van de veiliggestelde bloeddruppels uit de hal van de flat te Haarlem. Verzoeker is op 26 april 2004 op bevel van de Officier van Justitie aangehouden ter zake van de verdenking dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan de verkrachting in de nacht van 27 op 28 juni 1990 te Haarlem. Verzoeker heeft verklaard dat hij nooit in Haarlem is geweest en dat hij onschuldig is. Bij brief gedateerd 26 augustus 2004 heeft dr. A.D. Kloosterman, vast gerechtelijk deskundige bij het NFI, de officier van justitie in kennis gesteld van de uitkomst van de evaluatie van het DNA-onderzoek dat in het kader van de onderhavige zaak heeft plaatsgevonden. Op grond van feiten en omstandigheden zoals nader omschreven in genoemde brief, is het NFI tot het oordeel gekomen dat de conclusie gerechtvaardigd lijkt dat de gerapporteerde overeenkomsten tussen het bloedspoor en het spermaspoor berust op een menselijke fout die is gemaakt bij het prepareren van het bloedspoor voor DNA-analyse. 3. Beoordeling De strafzaak tegen verzoeker is geëindigd door een brief van de officier van justitie van 4 september 2004 aan verzoeker waarin deze meedeelt dat de strafzaak is geseponeerd (code 01, ten onrechte als verdachte aangemerkt). Het verzoekschrift is tijdig ingediend. Verzoeker is op 26 april 2004 te 17.00 uur in verzekering gesteld en op 4 juni 2004 te 12.00 uur krachtens een beschikking van deze rechtbank in vrijheid gesteld, zodat sprake is van een vrijheidsbeneming van 39 dagen Op de voet van het bepaalde in artikel 89 en 90 van het Wetboek van Strafvordering kan verzoeker – nu de strafzaak is geëindigd zonder oplegging van straf of maatregel – aanspraak maken op vergoeding van de door hem wegens ten onrechte ondergane vrijheidsbeneming geleden schade, zo daartoe, alle omstandigheden in aanmerking genomen, gronden van billijkheid aanwezig zijn. Op grond van de brief van het NFI van 26 augustus 2004 staat vast dat verzoeker – achteraf bezien - ten onrechte als verdachte is aangemerkt van de verkrachting die in de nacht van 27 op 28 juni 1990 te Haarlem heeft plaatsgevonden. De rechtbank acht derhalve – mede in aanmerking genomen dat verzoeker enige betrokkenheid bij het feit ter zake waarvan hij is aangehouden altijd heeft ontkent - gronden van billijkheid aanwezig voor toekenning van een vergoeding ter zake van materiële en immateriële schade die verzoeker tengevolge van de ten onrechte ondergane verzekering en voorlopige hechtenis heeft geleden. Materiële schade De hiervoor onder b. verzochte vergoeding ter zake van inkomstenderving zal de rechtbank toewijzen tot een bedrag van € 1.736,42 (39 x [ € 1.236,77 : 30] = € 1.607,80, vermeerderd met 8% vakantiegeld). De rechtbank gaat bij haar berekening uit van het nettoloon zoals dat blijkt uit de bij het verzoekschrift overgelegde salarisspecificatie en niet van het brutoloon, omdat verzoeker de premies en de loonheffing die anders door zijn werkgever op zijn brutosalaris zouden zijn ingehouden niet heeft afgedragen. De hiervoor onder c., d. en f. genoemde kosten zijn aan te merken als schade ten gevolge van de - achteraf bezien - ten onrechte ondergane vrijheidsbeneming van verzoeker. Verzoeker en zijn vriendin hebben - naar in raadkamer is komen vast te staan - een duurzame relatie en wonen reeds geruime tijd samen. De rechtbank acht het daarom redelijk en billijk dat bedoelde kosten volledig voor vergoeding in aanmerking komen. De hiervoor onder e. genoemde kosten komen voor vergoeding in aanmerking tot een bedrag van € 129,78, aangezien die kosten in zoverre zijn aan te merken als schade ten gevolge van de - achteraf bezien - ten onrechte ondergane vrijheidsbeneming van verzoeker. Dat verzoeker tijdens zijn detentie meer kosten zou hebben gemaakt is niet aannemelijk geworden. Immateriële schade Ter onderbouwing van de hiervoor onder g. verzochte immateriële schadevergoeding is door en namens verzoeker aangevoerd, dat hij na zijn eerdere veroordeling heeft getracht een nieuw leven op te bouwen, maar dat tengevolge van zijn detentie veel meer mensen in zijn omgeving op de hoogte zijn geraakt van zijn eerdere veroordeling dan voor die detentie het geval was en dat hij zich door de handelwijze van justitie getraumatiseerd voelt. Gelet op het aantal dagen dat verzoeker in verzekering is gesteld en voorlopig gehecht is geweest, te weten in totaal 39 dagen, en rekening houdend enerzijds met de aard en de ernst van het feit waarvoor verzoeker gedetineerd is geweest, de omstandigheid dat het uitsluitend aan een voor rekening van het openbaar ministerie komende fout te wijten is dat hij in voorarrest heeft gezeten en dat het verleden dat verzoeker probeert achter zich te laten daardoor weer is opgerakeld en anderzijds met het feit dat de strafzaak tegen verzoeker is geseponeerd, zodat het niet is gekomen tot een openbare behandeling daarvan, zal de rechtbank aan verzoeker ter zake van de immateriële schade die hij tengevolge van zijn ten onrechte ondergane voorarrest heeft geleden een bedrag toekennen van € 7.500,-. Forfaitaire dagvergoeding Ten aanzien van de hiervoor onder a. gevorderde forfaitaire dagvergoeding overweegt de rechtbank, dat deze vergoeding bestaat uit een materiële en een immateriële component. Nu verzoeker naast de forfaitaire dagvergoeding tevens apart vergoeding verzoekt ter zake van geleden materiële en immateriële schade, welke vergoeding – zoals volgt uit hetgeen hiervoor is overwogen – ten dele ook wordt toegekend, acht de rechtbank geen gronden aanwezig om daarnaast nog een forfaitaire dagvergoeding toe te kennen. Het verzoek zal dan ook worden ingewilligd op de wijze als hieronder is aangegeven. 4. Beslissing De rechtbank: kent aan verzoeker ten laste van de Staat een vergoeding toe van € 10.450,33 (zegge: tienduizend vierhonderd vijftig euro en drieëndertig eurocent), welk bedrag als volgt is samengesteld: - € 1.736,42 aan inkomstenderving, - € 802,80 wegens de kosten van een geannuleerde vliegreis, - € 146,43 aan telefoonkosten tijdens de detentie (collect calls), - € 129,78 aan gemaakte kosten tijdens de detentie, - € 134,90 aan gemaakte reiskosten, - € 7.500,00 aan immateriële schade; wijst af het meer of anders verzochte; beveelt de uitbetaling door de griffier van deze rechtbank van de bij deze beschikking aan verzoeker toegekende vergoeding op de derdengeldrekening van verzoekers advocaat, bankrekeningnummer [rekeningnummer] ten name van Stichting Beheer Derdengelden Advocatenkantoor De Leon te Utrecht, onder vermelding van “schadevergoeding [Zaaksnaam]". 5. Samenstelling raadkamer en uitspraakdatum Deze beschikking is gegeven door mr. Bijvoet, rechter, in tegenwoordigheid van Van Velzen, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 31 maart 2005.