Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AT3516

Datum uitspraak2005-04-04
Datum gepubliceerd2005-04-11
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamGerechtshof 's-Gravenhage
Zaaknummers2200429404
Statusgepubliceerd


Indicatie

De verdachte heeft gedurende een jarenlange periode sexuele handelingen gepleegd met twee van zijn kleindochters op de wijze zoals is bewezenverklaard. De verdachte is daarmee begonnen toen de meisjes nog zeer jong waren.


Uitspraak

Rolnummer: 22-004294-04 Parketnummer: 10-051037-04 Datum uitspraak: 4 april 2005 TEGENSPRAAK Gerechtshof te 's-Gravenhage meervoudige kamer voor strafzaken Arrest gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank te Rotterdam van 9 augustus 2004 in de strafzaak tegen de verdachte: [verdachte], geboren te [geboorteplaats] in het jaar 1934, thans verblijvende in PI Rijnmond, De Schie, R'dam te Rotterdam. Onderzoek van de zaak Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg en het onderzoek op de terechtzittingen in hoger beroep van dit hof van 24 januari 2005 en 21 maart 2005. Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht. Tenlastelegging Aan de verdachte is tenlastegelegd hetgeen vermeld staat in de inleidende dagvaarding, waarvan een kopie in dit arrest is gevoegd. Procesgang In eerste aanleg is de Officier van Justitie niet-ontvankelijk verklaard in de vervolging voor zover het feiten betreft die door de verdachte in Marokko zouden zijn gepleegd en is de verdachte van het onder 1 tenlastegelegde vrijgesproken en terzake van het onder 2, 3, 4, 5, 6, 7, 8 en 9 tenlastegelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van zes jaren, met aftrek van voorarrest, met beslissingen omtrent de vorderingen van de benadeelde partijen als nader in het vonnis omschreven. Namens de verdachte is tegen het vonnis hoger beroep ingesteld. Omvang van het hoger beroep Het hoger beroep is kennelijk niet gericht tegen de in eerste aanleg gegeven vrijspraak van het onder 1 tenlastegelegde en de niet-ontvankelijkverklaring zoals hierboven vermeld. Waar hierna wordt gesproken van "de zaak" of "het vonnis", wordt daarmee bedoeld de zaak of het vonnis voorzover op grond van het vorenstaande aan het oordeel van dit hof onderworpen. Het vonnis waarvan beroep Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat het hof zich daarmee niet verenigt. Vrijspraak Naar het oordeel van het hof is niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan de verdachte onder 9 is tenlastegelegd, zodat de verdachte daarvan behoort te worden vrijgesproken. Bewezenverklaring Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 2, 3, 4, 5, 6, 7 en 8 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat: (zie de hierna ingevoegde bijlage die van dit arrest deel uitmaakt) Hetgeen meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken. Voorzover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging. Bewijsvoering Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring. In die gevallen waarin de wet aanvulling van het arrest vereist met de bewijsmiddelen, dan wel, voor zover artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegepast, met een opgave daarvan, zal zulks plaatsvinden in een aanvulling die als bijlage aan dit arrest zal worden gehecht. Strafbaarheid van het bewezenverklaarde Het bewezenverklaarde levert op de misdrijven: Ten aanzien van het onder 2 bewezenverklaarde: Met iemand beneden de leeftijd van twaalf jaren handelingen plegen die bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam, meermalen gepleegd. en Ten aanzien van het onder 3 bewezenverklaarde: Met iemand, die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren heeft bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen plegen die bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam, meermalen gepleegd. en Ten aanzien van het onder 4 bewezenverklaarde: Met iemand beneden de leeftijd van zestien jaren buiten echt ontuchtige handelingen plegen, meermalen gepleegd. en Ten aanzien van het onder 5 bewezenverklaarde: Met iemand beneden de leeftijd van zestien jaren buiten echt ontuchtige handelingen plegen, meermalen gepleegd. en Ten aanzien van het onder 6 bewezenverklaarde: Met iemand beneden de leeftijd van twaalf jaren handelingen plegen die bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam, meermalen gepleegd. en Ten aanzien van het onder 7 bewezenverklaarde: Met iemand, die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren heeft bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen plegen die bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam, meermalen gepleegd. en Ten aanzien van het onder 8 bewezenverklaarde: Met iemand beneden de leeftijd van zestien jaren buiten echt ontuchtige handelingen plegen, meermalen gepleegd. Strafbaarheid van de verdachte Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar. Strafmotivering De advocaat-generaal heeft geconcludeerd tot vernietiging van het vonnis waarvan beroep en opnieuw rechtdoende tot veroordeling van de verdachte terzake van het onder 2, 3, 4, 5, 6, 7, 8 en 9 tenlastegelegde tot een gevangenisstraf voor de duur van zes jaren, met aftrek van voorarrest, en tot oplegging van een schadevergoedingsmaatregel ten behoeve van [slachtoffer 1], [slachtoffer 2] en [benadeelde]. Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting. Daarbij heeft het hof in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen. De verdachte heeft gedurende een jarenlange periode sexuele handelingen gepleegd met twee van zijn kleindochters op de wijze zoals is bewezenverklaard. De verdachte is daarmee begonnen toen de meisjes nog zeer jong waren. De verdachte heeft door zijn handelen ernstig inbreuk gemaakt op de lichamelijke en psychische integriteit van de slachtoffers. De verdachte heeft zich laten leiden door zijn eigen seksuele gevoelens en in het geheel geen rekening gehouden met de uiterst nadelige psychische gevolgen die jonge kinderen van dergelijk handelen kunnen ondervinden. Naar de ervaring leert, gaan de slachtoffers van seksueel misbruik langdurig gebukt onder de tengevolge van dergelijke delicten opgelopen emotionele schade. De verdachte heeft door zijn handelen naast de psychische en lichamelijke integriteit van de slachtoffers ook het door hen in verdachte - hun eigen grootvader - gestelde vertrouwen geschonden. Een en ander wordt verdachte door het hof zwaar aangerekend. Naar het oordeel van het hof kan derhalve op dergelijke feiten niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf van aanzienlijke duur. Het hof is - alles overwegende -, en gelet op de generale en speciale preventie, van oordeel dat een geheel onvoorwaardelijke gevangenisstraf, en dan wel van navermelde duur, een passende en geboden strafrechtelijke reactie vormt. Vordering tot schadevergoeding [slachtoffer 1] In het onderhavige strafproces heeft [slachtoffer 1] zich als benadeelde partij gevoegd en een vordering ingediend tot vergoeding van geleden immateriële schade als gevolg van het aan de verdachte onder 2, 3, 4 en 5 tenlastegelegde tot een bedrag van EUR 5.000,-. In hoger beroep is deze vordering aan de orde tot dit in eerste aanleg volledig toegewezen bedrag. De advocaat-generaal heeft geconcludeerd tot toewijzing van de vordering van de benadeelde partij. De vordering van de benadeelde partij is door en namens de verdachte betwist. Naar het oordeel van het hof leent de vordering van de benadeelde partij ter zake van de geleden immateriële schade zich voor gehele toewijzing. Het hof zal naar maatstaven van billijkheid een bedrag toekennen van EUR 5.000,-. Het door het hof toegewezen bedrag terzake van de door de benadeelde partij geleden immateriële schade wordt toegewezen bij wijze van voorschot. Dit brengt mee, dat de verdachte dient te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met haar vordering heeft gemaakt, welke kosten het hof begroot op nihil, en de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken. Betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer Nu vaststaat dat de verdachte naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door de onder 2, 3, 4 en 5 bewezenverklaarde feiten is toegebracht, zal het hof aan de verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van een bedrag van EUR 5.000,00 ten behoeve van het slachtoffer. Vordering tot schadevergoeding [slachtoffer 2] In het onderhavige strafproces heeft [slachtoffer 2] zich als benadeelde partij gevoegd en een vordering ingediend tot vergoeding van geleden immateriële schade als gevolg van het aan de verdachte onder 6, 7 en 8 tenlastegelegde tot een bedrag van EUR 5.000,-. In hoger beroep is deze vordering aan de orde tot dit in eerste aanleg volledig toegewezen bedrag. De advocaat-generaal heeft geconcludeerd tot toewijzing van de vordering van de benadeelde partij. De vordering van de benadeelde partij is door en namens de verdachte betwist. Naar het oordeel van het hof leent de vordering van de benadeelde partij ter zake van de geleden immateriële schade zich voor gehele toewijzing. Het hof zal naar maatstaven van billijkheid een bedrag toekennen van EUR 5.000,-. Het door het hof toegewezen bedrag terzake van de door de benadeelde partij geleden immateriële schade wordt toegewezen bij wijze van voorschot. Dit brengt mee, dat de verdachte dient te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met haar vordering heeft gemaakt, welke kosten het hof begroot op nihil, en de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken. Betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer Nu vaststaat dat de verdachte naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door de onder 6, 7 en 8 bewezenverklaarde feiten is toegebracht, zal het hof aan de verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van een bedrag van EUR 5.000,00 ten behoeve van het slachtoffer. Vordering tot schadevergoeding [benadeelde] In het onderhavige strafproces heeft [benadeelde] zich in eerste aanleg als benadeelde partij niet gevoegd. In hoger beroep heeft [benadeelde] een vordering ingediend tot vergoeding van geleden immateriële schade als gevolg van het aan de verdachte onder 9 tenlastegelegde tot een bedrag van EUR 5000,-. De advocaat-generaal heeft geconcludeerd tot afwijzing van die vordering, nu het op grond van artikel 421 lid 1 van het Wetboek van Strafvordering niet mogelijk is om zich in hoger beroep als benadeelde partij te voegen in het strafproces indien een dergelijke voeging niet reeds in eerste aanleg heeft plaatsgevonden. De vordering van de benadeelde partij is door en namens de verdachte betwist. Met de advocaat-generaal is het hof van oordeel dat de benadeelde partij geheel niet-ontvankelijk is in haar vordering op grond van artikel 421 van het Wetboek van Strafvordering, nu zij zich in eerste aanleg niet als benadeelde partij heeft gevoegd. Nu door of namens de verdachte niet is gesteld dat deze met het oog op zijn verdediging tegen de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde] kosten heeft gemaakt, kan een kostenveroordeling dienaangaande achterwege blijven. Verder wordt de verdachte terzake van het onder 9 tenlastegelegde vrijgesproken, zoals eerder aangegeven. Toepasselijke wettelijke voorschriften Het hof heeft gelet op de artikelen 36f, 57, 244, 245, 247 (oud) en 247 van het Wetboek van Strafrecht. BESLISSING Het hof: Vernietigt het vonnis waarvan beroep - voorzover aan het oordeel van het hof onderworpen - en doet opnieuw recht. Verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder 9 tenlastegelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij. Verklaart bewezen dat de verdachte het onder 2, 3, 4, 5, 6, 7 en 8 tenlastegelegde, zoals hierboven omschreven, heeft begaan. Verklaart niet bewezen hetgeen terzake meer of anders is tenlastegelegd en spreekt de verdachte daarvan vrij. Bepaalt dat het onder 2, 3, 4, 5, 6, 7 en 8 bewezenverklaarde de hierboven vermelde strafbare feiten oplevert. Verklaart de verdachte strafbaar terzake van het onder 2, 3, 4, 5, 6, 7 en 8 bewezenverklaarde. Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 5 (vijf) jaren. Bepaalt dat de tijd door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht. Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [slachtoffer 1] tot het gevorderde bedrag van EUR 5.000,00 (vijfduizend euro) en veroordeelt de verdachte om dit bedrag tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de benadeelde partij. Bepaalt dat voorzover de vordering tot schadevergoeding is toegewezen terzake van door de benadeelde partij geleden immateriële schade, dit bedrag wordt toegewezen bij wijze van voorschot. Veroordeelt de verdachte in de kosten die de benadeelde partij in verband met haar vordering heeft gemaakt - welke kosten tot aan deze uitspraak zijn begroot op nihil - en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken. Legt aan de verdachte voorts de verplichting op tot betaling aan de Staat van een bedrag van EUR 5.000,00 (vijfduizend euro) ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 1], welk bedrag bij gebreke van betaling en verhaal wordt vervangen door hechtenis voor de tijd van 100 (honderd) dagen. Verstaat dat betaling aan de benadeelde partij tevens geldt als betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer en omgekeerd. Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [slachtoffer 2] tot het gevorderde bedrag van EUR 5.000,00 (vijfduizend euro) en veroordeelt de verdachte om dit bedrag tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de benadeelde partij. Bepaalt dat voorzover de vordering tot schadevergoeding is toegewezen terzake van door de benadeelde partij geleden immateriële schade, dit bedrag wordt toegewezen bij wijze van voorschot. Veroordeelt de verdachte in de kosten die de benadeelde partij in verband met haar vordering heeft gemaakt - welke kosten tot aan deze uitspraak zijn begroot op nihil - en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken. Legt aan de verdachte voorts de verplichting op tot betaling aan de Staat van een bedrag van EUR 5.000,00 (vijfduizend euro) ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 2], welk bedrag bij gebreke van betaling en verhaal wordt vervangen door hechtenis voor de tijd van 100 (honderd) dagen. Verstaat dat betaling aan de benadeelde partij tevens geldt als betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer en omgekeerd. Verklaart de benadeelde partij [benadeelde] niet-ontvankelijk in haar vordering. Dit arrest is gewezen door mrs. Horstink, Noordam en Van Os-Lang, in bijzijn van de griffier mr. De Boer. Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 4 april 2005.