Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AT3570

Datum uitspraak2005-04-11
Datum gepubliceerd2005-04-11
RechtsgebiedBestuursrecht overig
Soort ProcedureVoorlopige voorziening
Instantie naamRechtbank Haarlem
Zaaknummers05-953
Statusgepubliceerd
SectorVoorzieningenrechter


Indicatie

Schorsingsverzoeken t.a.v. sloopvergunningen ingevolge de Wet op de Stads- en Dorpsvernieuwing, de Monumentenwet 1988 en de Haarlemse bouwverordening voor panden in het Raaksgebied te Haarlem afgewezen. Er is geen grond voor het oordeel dat de sloopvergunningen uiteindelijk in rechte niet in stand kunnen blijven. Het zwaarwegende belang van derde partijen bij de spoedige voortgang van het project dient zwaarder te wegen.


Uitspraak

Reg. nr: Awb 05 - 953 Uitspraakdatum: 11 april 2005 RECHTBANK HAARLEM, sector bestuursrecht Voorzieningenrechter U I T S P R A A K (artikel 8:81 Algemene wet bestuursrecht) op een verzoek om voorlopige voorziening in de zaak van: Stichting De Hoeksteen, gevestigd te Haarlem, verzoekster, gemachtigde: mr. Ch.Y.M. Moons, advocaat te Amsterdam, -- tegen -- het college van burgemeester en wethouders van Haarlem, verweerder, gemachtigde: mr. B.C. Romijn, advocaat te Haarlem, derde partijen: gemeente Haarlem, gemachtigde: mr. B.C. Romijn, advocaat te Haarlem, besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid 'MAB B.V.', gevestigd te Den Haag, gemachtigde: mr. M.H.J. van Driel, advocaat te Amsterdam. 1. Ontstaan en loop van het geding Bij besluit van 13 augustus 2003, kenmerk BMA 2003/537, heeft verweerder aan de sector stedelijke ontwikkeling van de gemeente Haarlem, hierna: de gemeente Haarlem, ingevolge artikel 11 Monumentenwet 1988, vergunning verleend voor de sloop van de panden Raaks 14/Zijlvest 25a, plaatselijk bekend als HBS-A, en Jacobstraat 2, plaatselijk bekend als de voormalige Mulo en zoals aangegeven op de bij het besluit gevoegde gewaarmerkte tekening nr. 02082. Bij besluit van 13 augustus 2003, kenmerk BMA 2003/532, heeft het college aan de gemeente Haarlem, ingevolge artikel 11 Monumentenwet 1988, vergunning verleend voor de gedeeltelijke sloop van de panden Oude Zijlvest 27/Gedempte Voldersgracht 2 (gelegen achter het pand plaatselijk bekend als HBS-B) zoals aangegeven op de bij het besluit gevoegde gewaarmerkte tekening nr. 02083. Bij besluit van 14 augustus 2003, 2003/0479/04 heeft verweerder aan de gemeente Haarlem, vergunning verleend voor het slopen van de panden Zijlvest 25a, plaatselijk bekend als HBS-A , Raaks 14, betreffende een woning, en Jacobstraat 2, plaatselijk bekend als de voormalige MULO. Bij besluit van dezelfde datum, 2003/0478/04, heeft verweerder aan de gemeente Haarlem vergunning verleend voor het slopen van de panden Oude Zijlvest 27 en Gedempte Voldersgracht 2. Dit betreft het gedeeltelijk slopen van een school en het slopen van een woning, gymzaal en muur aan de Gedempte Voldersgracht 2. Tegen deze besluiten heeft verzoekster bij brieven van 11 september 2003 en 21 september 2003 bezwaar gemaakt. Bij besluit van 6 januari 2004, verzonden op 8 januari 2004, kenmerk CS/bo/03/1303/1304/1305/1306, heeft verweerder het bezwaar van verzoekster ongegrond verklaard en de besluiten van 13 augustus 2003, nr. BMA 2003/532 en nr. BMA 2003/537 in die zin gewijzigd dat: - de bepaling dat de vergunning niet in werking treedt totdat de bezwaartermijn is verstreken of, als daarvan sprake is, op het bezwaar of beroep beslist is; en - de bepaling dat het niet is toegestaan met de werkzaamheden te beginnen voordat positief is beslist op de in te dienen aanvraag voor de bouwvergunning, vervallen. De bestreden besluiten worden voor het overige gehandhaafd. Dit is in overeenstemming met het advies van de commissie beroep- en bezwaarschriften van 29 december 2003. Tegen dit besluit heeft verzoekster bij brief van 12 februari 2004 beroep ingesteld. Bij brief van 21 maart 2005 is tevens verzocht een voorlopige voorziening te treffen. De zaak is behandeld ter zitting van 6 april 2005, alwaar namens eiseres is verschenen M.J. Rietvink, vice-voorzitter, bijgestaan door mr. Ch. Y.M. Moons, gemachtigde. Verweerder alsmede de gemeente Haarlem hebben zich doen vertegenwoordigen door mr. B.C. Romijn, gemachtigde. Voorts zijn namens MAB B.V. verschenen mr. M.H.J. van Driel, gemachtigde en ing. E. Hofman, projectleider. 2. Overwegingen 2.1. Ingevolge artikel 8:81, eerste lid, Algemene wet bestuursrecht (Awb) kan de voorzieningenrechter van de rechtbank die bevoegd is of kan worden in de hoofdzaak, op verzoek een voorlopige voorziening treffen, indien onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist. Daarbij gaat het om een afweging van belangen van de verzoekende partij bij een onverwijlde voorziening tegen het belang dat is gemoeid met onmiddellijke uitvoering van het besluit. Voorzover deze toetsing een beoordeling van de hoofdzaak meebrengt, is dat oordeel voorlopig van aard. 2.2. De hier in geding zijnde panden liggen in een beschermd stadsgezicht. Daarbij is aan de Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen (hierna: de Staatssecretaris) verzocht om de panden aan te merken als beschermd monument op grond van de Monumentenwet 1988. Bij besluiten van 17 april 2003 heeft de Staatssecretaris de verzoeken afgewezen. Hiertegen zijn bezwaarschriften ingediend. Door deze omstandigheden zijn voor het slopen van deze panden bij besluiten van 13 augustus 2003 en 14 augustus 2003, vergunningen verleend op grond van het bepaalde in: artikel 36 van de Wet op de Stads- en Dorpsvernieuwing (WSD); artikel 37 van de Monumentenwet 1988; artikel 11 van de Monumentenwet 1988; artikel 8.1.1. eerste lid van de Haarlemse bouwverordening (HBV). 2.3. De sloopvergunningen zijn nodig voor het realiseren van het zogenaamde Raaksproject. Dit project houdt in grote lijnen in dat het bestaande schoolgebouw aan de Oude Zijlvest (HBS-B) verbouwd wordt tot appartementen, aan de Gedempte Voldersgracht nieuwbouw komt - te weten appartementen - en een ondergrondse parkeergelegenheid gerealiseerd wordt. Het betreft twee parkeergelegenheden, één openbare en één ten behoeve van de bewoners van de nieuw te bouwen appartementen. Daarnaast zijn er plannen om een bioscoop te bouwen. Verweerder heeft inmiddels bouwvergunning verleend voor het realiseren van een ondergrondse parkeervoorziening aan de Oude Zijlvest / Vestestraat / Gedempte Voldersgracht, alsmede voor de verbouwing van de HBS-B tot appartementen. 2.4. Verzoekster vreest een onomkeerbare situatie nu vergunninghouder op 15 maart 2005 is begonnen met de sloop en verzoekt om schorsing van voornoemde sloopvergunningen. Zij betoogt dat aannemelijk moet worden geacht dat uit nog lopende procedures zal blijken dat eerdergenoemde sloopvergunningen ten onrechte zijn verleend, dan wel dat in ieder geval twijfel bestaat omtrent de rechtmatigheid van de sloopvergunningen. Verzoekster voert daartoe allereerst aan dat de kans op plaatsing van de betreffende panden op de gemeentelijke monumentenlijst, gelet op het positieve advies van de Commissie Welstand en Monumenten van de gemeente Haarlem van 7 september 2004 en het rapport van bureau Mattie & De Moor van januari 2004, reëel moet worden geacht. Deze omstandigheid staat aan verlening van de bestreden sloopvergunningen in de weg, aldus verzoekster. Verzoekster verwijst voorts naar de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 19 januari 2005 (registratienummer LJN AS3197 op www.rechtspraak.nl) waarin het goedkeuringsbesluit van het college van gedeputeerde staten van Noord-Holland ten aanzien van het uitwerkingsplan 'Raaks', gedeeltelijk is vernietigd en voorts gedeeltelijk goedkeuring is onthouden aan voornoemd uitwerkingsplan. Alsmede naar het Besluit externe veiligheid inrichtingen, Staatsblad 2004, 250 (hierna: BEVI) dat gelet op de aanwezigheid van een LPG-tankstation aan de Leidsevaart aanzienlijke beperkingen oplegt ten aanzien van de realisatie van het Raaksproject. Verzoekster stelt dat gelet op het feit dat goedkeuring is onthouden aan een deel van het uitwerkingsplan en dit plan derhalve nog in procedure is en nog geenszins definitief is vastgesteld, alsmede gelet op de beperkingen die het BEVI oplegt, geconcludeerd dient te worden dat geenszins vaststaat dat de benodigde bouwvergunningen ook daadwerkelijk zullen kunnen worden verleend. Verzoekster betoogt dat verweerder gelet op de twijfel over afgifte van de bouwvergunningen, ingevolge artikel 21 en artikel 22 WSD, de bestreden sloopvergunningen had dienen aan te houden. 2.5. De voorzieningenrechter van deze rechtbank heeft bij uitspraak van 23 januari 2004 (registratienummer LJN AO2328 op www.rechtspraak.nl) geoordeeld dat het, gelet op hetgeen op dat moment bekend was, niet aannemelijk was dat de bestreden sloopvergunningen in de bodemprocedure niet in stand zouden blijven. In de onderhavige procedure staat ter beoordeling van de voorzieningenrechter of er na diens uitspraak van 23 januari 2004 sprake is van nieuw gebleken feiten en omstandigheden die aanleiding geven tot een ander voorlopig oordeel. 2.6. Ten aanzien van het betoog van verzoekster dat de betreffende panden, gelet op voornoemd advies van de Commissie Welstand en Monumenten van de gemeente Haarlem van 7 september 2004 alsmede het rapport van bureau Mattie & de Moor, gemeentelijke monumentwaardigheid bezitten overweegt de voorzieningenrechter als volgt. Voornoemd advies van de Commissie Welstand en Monumenten alsmede het rapport van bureau Mattie & de Moor dienen aangemerkt de worden als nieuwe feiten en omstandigheden als vorenbedoeld, ten aanzien waarvan de voorzieningenrechter dient te beoordelen of deze aanleiding geven tot een ander oordeel. De voorzieningenrechter overweegt hiertoe dat alhoewel de conclusie van zowel evengenoemd advies als van evengenoemd rapport is dat de betreffende panden in aanmerking dienen te komen voor de gemeentelijke monumentenstatus, dit nog niet betekent dat het een gegeven is dat verweerder deze panden ook op de gemeentelijke monumentenlijst dient te plaatsen. Verweerder heeft - niet ten onrechte - gesteld in dit verband een ruim discretionair afwegingskader te hebben waarbij ook andere belangen, zoals financieel-economische belangen betrokken kunnen worden. De voorzieningenrechter kan ten aanzien hiervan vaststellen dat verweerder een en andermaal heeft aangegeven niet tot plaatsing van de betreffende panden op de gemeentelijke monumentenlijst over te zullen gaan. Ter zitting is door verweerder duidelijk te kennen gegeven - zoals ook in eerdere procedures is aangegeven (zie in dit kader ook de uitspraak van de voorzieningenrechter van deze rechtbank van 18 augustus 2004, registratienummer LJN AQ7307 op www.rechtspraak.nl) - dat deze vanwege financieel-economische belangen niet tot plaatsing over wenst te gaan. Naar voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter kan verweerder, gelet op vorenbedoelde discretionaire beleidsruimte, zich terecht op dit standpunt stellen. De voorzieningenrechter acht het, gelet hierop, onvoldoende aannemelijk dat de betreffende panden op de gemeentelijke monumentenlijst zullen worden geplaatst. 2.7. Ten aanzien van het betoog van verzoekster dat verweerder de beslissing omtrent de aanvraag van de bestreden sloopvergunningen had dienen aan te houden omdat geenszins vaststaat dat de benodigde bouwvergunningen verleend kunnen worden, overweegt de voorzieningenrechter als volgt. 2.8. De voorzieningenrechter is met verweerder en derde partijen van oordeel dat op voorhand niet gesteld kan worden dat de gebreken op grond waarvan het goedkeuringsbesluit ten aanzien van het uitwerkingsplan bij uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 19 januari 2005 (registratienummer LJN AS3197 op www.rechtspraak.nl) is vernietigd, niet reparabel zijn. Verder is door verweerder gesteld dat met voortvarendheid aan een aangepast uitwerkingsplan wordt gewerkt. Bovendien biedt het Stadsvernieuwingsplan ingevolge artikel 10, vijfde lid, de mogelijkheid om op grond van een ontwerp-uitwerkingsplan bouwvergunning te verlenen. Gelet hierop zal naar voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter de procedure in het kader van het uitwerkingsplan de uiteindelijke verlening van de bouwvergunningen niet in de weg hoeven te staan. 2.9. In dit verband is ook een beroep gedaan op het BEVI. Verzoekster heeft gesteld dat het Raaksproject onder de werking van evengenoemd besluit valt. Door verweerder is dit echter gemotiveerd weerlegd. De voorzieningenrechter gaat er vooralsnog vanuit dat ook het BEVI verlening van de bouwvergunningen niet in de weg zal staan. 2.10. Gelet op het vorenoverwogene is er, naar voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter, op dit moment geen grond voor het oordeel dat de bestreden sloopvergunningen uiteindelijk in rechte niet in stand kunnen blijven. 2.11. Op 21 april aanstaande zal het onderzoek ter zitting plaatsvinden in het kader van de bodemprocedure tegen - onder meer - de hier bestreden sloopvergunningen. De uitspraak van de rechtbank Haarlem ten aanzien hiervan is binnen afzienbare tijd te verwachten. Verzoekster heeft gelet hierop verzocht om schorsing van de sloopvergunningen tot zes weken nadat de rechtbank uitspraak heeft gedaan in de hoofdzaak. 2.12. Het belang van verzoekster ten aanzien van de verzochte schorsing is gelegen in het vermijden van een onomkeerbare situatie. Zowel vergunninghouder als MAB B.V. hebben echter zwaarwegende belangen bij een spoedige voortgang van het project. De voorzieningenrechter overweegt dat hoewel, de onomkeerbaarheid van de effecten van de bestreden besluiten nopen tot zorgvuldigheid, dit niet betekent dat een verzoek om voorlopige voorziening om die reden per definitie voor toewijzing in aanmerking komt. Gelet op het feit dat naar voorlopig oordeel geen aanknopingspunten zijn voor het oordeel dat de bestreden besluiten in de bodemprocedure geen stand zullen houden, dient derhalve groter gewicht te worden toegekend aan de gestelde belangen van vergunninghouder en MAB B.V.. Het verzoek dient dan ook te worden afgewezen. 2.13. De voorzieningenrechter ziet geen aanleiding om het verzoek van verweerder, om veroordeling van verzoekster in de proceskosten, toe te wijzen. 3. Beslissing De voorzieningenrechter, wijst het verzoek om een voorlopige voorziening af. Deze uitspraak is gedaan door mr. F.F.W. Brouwer, voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van mr. Y.R. Boonstra-van Herwijnen, griffier, en uitgesproken in het openbaar op 11 april 2005 in tegenwoordigheid van de griffier. Afschrift verzonden op: RECHTSMIDDEL Tegen deze uitspraak staan geen rechtsmiddelen open.