Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AT4790

Datum uitspraak2005-01-26
Datum gepubliceerd2005-04-28
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamGerechtshof 's-Hertogenbosch
Zaaknummers20.001816.04
Statusgepubliceerd


Indicatie

Verklaart dat het bewezen verklaarde oplevert: sub 1: "Opzetheling"; sub 3: "Handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie". Verklaart de verdachte deswege strafbaar. Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de tijd van vijf maanden.


Uitspraak

parketnummer : 20.001816.04 datum uitspraak: 26 januari 2005 tegenspraak GERECHTSHOF TE 's-HERTOGENBOSCH meervoudige kamer voor strafzaken A R R E S T gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Roermond van 10 oktober 2003 in de strafzaak onder parketnummer 04/650019-02 tegen: [verdachte], geboren te [geboorteplaats], op [geboortedatum] 1969, wonende te [woonplaats], [adres 1]. Het hoger beroep De verdachte heeft tijdig tegen genoemd vonnis hoger beroep ingesteld. Het hoger beroep moet, blijkens het verhandelde ter terechtzitting in hoger beroep, worden begrepen als uitdrukkelijk beperkt tot de veroordeling ter zake van hetgeen aan de verdachte onder 1 en onder 3 is ten laste gelegd. Al hetgeen hierna wordt overwogen en beslist heeft uitsluitend betrekking op dat gedeelte van het beroepen vonnis dat aan het oordeel van het hof is onderworpen. Het onderzoek van de zaak Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg en de terechtzitting in hoger beroep. Het hof heeft kennis genomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen van de zijde van de verdachte naar voren is gebracht. De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het gerechtshof het beroepen vonnis zal bevestigen, bij welk vonnis de verdachte terzake van: sub 1: "Opzetheling" en sub 3: "Handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie" is veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van vijf maanden en is vrijgesproken van het sub 2 tenlastegelegde. Het vonnis waarvan beroep Het beroepen vonnis zal worden vernietigd, omdat het hof zich op onderdelen niet met het beroepen vonnis kan verenigen. Om redenen van effici‰ntie zal het hof evenwel het gehele vonnis vernietigen. De tenlastelegging Aan de verdachte is - voorzover thans nog aan de orde - ten laste gelegd: PRO MEMORIE. De bewezenverklaring Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 en onder 3 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat hij: 1. in de periode van 2 maart 2002 tot en met 6 maart 2002 in de gemeente Venlo 51 computers (merk Compaq) heeft verworven en voorhanden heeft gehad, terwijl hij ten tijde van het verwerven of het voorhanden krijgen van die computers wist dat het door misdrijf verkregen goederen betrof; 3. op 6 maart 2002 in de gemeente Venlo voorhanden heeft gehad munitie van categorie III, te weten 19 patronen. Het hof acht niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan de verdachte onder 1 en onder 3 meer of anders ten laste is gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen, zodat de verdachte daarvan moet worden vrijgesproken. De door het hof gebruikte bewijsmiddelen PRO MEMORIE De bijzondere overwegingen omtrent het bewijs De beslissing dat het bewezen verklaarde door de verdachte is begaan berust op de feiten en omstandigheden als vervat in de hierboven bedoelde bewijsmiddelen, in onderlinge samenhang beschouwd. Elk bewijsmiddel wordt slechts gebruikt tot bewijs van dat bewezen verklaarde feit waarop het, blijkens zijn inhoud, betrekking heeft. De raadsman van de verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep ten aanzien van het onder 1 tenlastegelegde aangevoerd dat het bewijs tegen de verdachte onrechtmatig is verkregen en daarom moet worden uitgesloten, zodat de verdachte moet worden vrijgesproken. Hiertoe heeft de raadsman - kort gezegd - het volgende aangevoerd: i) de politie is de garage van de verdachte die moet worden gezien als een onlosmakelijk deel van verdachtes woning zonder toestemming van de bewoner binnengetreden terwijl zij niet beschikte over een schriftelijke machtiging tot binnentreden als bedoeld in artikel 2 van de Algemene wet op het binnentreden. Volgens de raadsman had de politie, ook indien zij vooraf in onzekerheid verkeerde over de vraag of de door haar te betreden garage een woning was, zich van een machtiging tot binnentreden moeten woorzien; ii) de doorzoeking door de politie van de betreffende garage heeft plaatsgevonden zonder machtiging daartoe van de officier van justitie. Het hof stelt vast dat de feitelijke gang van zaken als volgt is geweest (p. 40 en 41 van het dossier): (a) tussen 2 maart en 3 maart 2002 werd in een loods aan de [adres 2] te Blerick in de gemeente Venlo ingebroken. In deze loods stond een trekker met oplegger, geladen met computers van het merk Compaq. Uit de oplegger werden 180 computers weggenomen; (b) op 5 maart 2002 te 23.45 uur meldde de Criminele Inlichtingen Eenheid aan de politie dat informatie was ontvangen dat [verdachte] in zijn woning [adres 1] te [woonplaats] een partij vermoedelijk van diefstal afkomstige computers aanwezig had; (c) na telefonisch contact met de officier van justitie is de politie naar deze woning gegaan en is daar op 6 maart 2002 te 2.15 uur aangekomen. Bij herhaaldelijk aanbellen en aankloppen werd niet opengedaan. Het betrof een woning met een aan de woning vastgelegen garage; de garage had geen verbinding met de naastgelegen woning; (d) op 6 maart 2002 te 2.20 uur opende een van de verbalisanten de deur van de garage; deze deur bleek niet op slot te zijn; (e) na binnentreden zag de politie, voor de hand liggend, achterin de garage een groot aantal kartonnen dozen staan. Op een zich in het dossier bevindende foto (foto 4 op p. 43) neemt het hof waar dat deze dozen waren voorzien van de opdruk "Compaq"; (f) deze dozen bleken in totaal 51 computers van het merk Compaq te bevatten; deze computers zijn in beslag genomen; (g) na onderzoek bleken de inbeslaggenomen computers afkomstig te zijn van de partij uit de loods in Blerick ontvreemde computers; (h) nadat hem de cautie was gegeven, heeft de verdachte onder meer verklaard dat hij op 2 maart 2002 51 computers had gekocht van een hem onbekende Belgische man. Deze computers waren op 3 maart 2002 omstreeks 11.00 uur geleverd en in de garage bij zijn woning neergezet (p. 58 en 59). Naar het oordeel van het hof was het betreden door de politie van de garage zoals weergegeven onder (d) en (e) niet onrechtmatig. Op grond van het onder (b) opgenomene was de politie ex artikel 96, eerste lid, van het Wetboek van Strafvordering bevoegd de garage ter inbeslagneming te betreden. Gelet op de uiterlijke verschijningsvorm van de garage (de garage is tegen de woning aan gebouwd, maar vormt een daarvan gescheiden bouwwerk), de omstandigheid dat zich daarin geen priv‚-huiselijk leven afspeelde, doch deze - naar eigen zeggen van de verdachte - slechts als opslagplaats werd gebruikt alsmede het feit dat er geen rechtstreekse (toegangs)deur is tussen de garage en de woning, was de garage geen (deel van een) woning als bedoeld in artikel 2 van de Algemene wet op het binnentreden. Voor het betreden van de garage was daarom geen machtiging tot binnentreden noodzakelijk. De stelling van de raadsman dat de politie zich bij twijfel of een te betreden plaats een woning is altijd van een machtiging moet voorzien vindt geen steun in het recht. Nadat de politie alzo rechtmatig de garage was binnengetreden, kon naar het oordeel van het hof op grond van de hiervoor onder (a), (b) en (e) weergegeven feiten en omstandigheden redelijkerwijs vermoed worden dat zich in de voor de hand in de garage aangetroffen dozen computers bevonden die afkomstig waren uit de partij ontvreemde computers. Deze dozen waren daarom vatbaar voor inbeslagneming en hiertoe is de politie vervolgens kennelijk overgegaan. Eerst daarna zijn deze dozen aan een onderzoek onderworpen, waarbij is gebleken dat zich daarin daadwerkelijk computers bevonden. Van een doorzoeking als bedoeld in het verweer is daarom geen sprake geweest. Ander onrechtmatig optreden van de politie is gesteld noch gebleken. Na deze aldus rechtmatige inbeslagneming mocht voor de waarheidsvinding onderzoek worden gedaan aan de inbeslaggenomen voorwerpen (vgl. HR 22 juni 2004, LJN AO5848). Overigens is het hof van oordeel dat, ook al zouden de betreffende dozen eerst zijn onderzocht en pas daarna in beslag genomen, hetgeen met zich zou brengen dat - bij gebreke van een machtiging door de officier van justitie - er sprake is geweest van een onrechtmatige doorzoeking, daardoor niet een zodanige inbreuk op de rechten van de verdachte is gemaakt dat aan dit verzuim enig rechtsgevolg dient te worden verbonden, waarbij het hof met name van belang acht dat de inbeslagneming reeds kon plaatsvinden bij het voor de hand aantreffen van enkele tientallen dozen met de opdruk "Compaq". Het verweer wordt dan ook verworpen. Met betrekking tot het bewezenverklaarde opzet van de verdachte overweegt het hof nader als volgt. In de garage van de verdachte zijn door de politie 51 van diefstal afkomstige computers aangetroffen. De gestolen partij bestond uit 180 computers met een waarde van ongeveer Eur. 200.000,--. De verdachte, werkzaam in de handel in ongeregelde goederen, heeft verklaard de computers te hebben gekocht van een hem onbekende Belgische man voor een totaal bedrag van Eur. 35.700. Bij de koop is de verdachte naar eigen zeggen afgegaan op hetgeen een bij hem werkzame bediende hem vertelde over de waarde van een zodanige computer. De computers zijn geleverd op een zondagmorgen, waarna de verdachte de koopprijs contant heeft voldaan. Een kwitantie is van deze betaling niet opgemaakt en de verdachte heeft naar eigen zeggen de computers niet gecontroleerd. Het hof is van oordeel dat de verdachte door onder de hiervoor omschreven omstandigheden - mede gelet op het gegeven dat naar van algemene bekendheid mag worden verondersteld de handel in ongeregelde goederen een markt met risico's is waar het betreft de herkomst van de aangeboden goederen - de betreffende computers te kopen en onder zich te houden, zonder een behoorlijk onderzoek naar de herkomst daarvan te doen, willens en wetens de aanmerkelijke kans heeft aanvaard en op de koop toegenomen dat hij goederen kocht die door misdrijf verkregen waren en aldus voorwaardelijk zijn opzet heeft gericht op het kopen van door misdrijf verkregen goederen. Het hof heeft bij dit oordeel in het bijzonder in aanmerking genomen het feit dat een grote partij computers van een gerenommeerd merk werd aangeboden buiten de reguliere computerhandel om door een man die de verdachte niet kende hetgeen een eventueel verhaal illusoir maakte, in combinatie met de door de verdachte te betalen prijs die aanmerkelijk onder de werkelijke waarde lag, het ongebruikelijke tijdstip van levering alsmede de omstandigheid dat de verdachte een zo groot bedrag in contanten heeft betaald. Weliswaar kreeg de verdachte een factuur, maar deze beantwoordt niet aan de gebruikelijke vorm van facturen. Zo bevat zij geen leverings- en garantiebepalingen en geen bankrekeningnummer van de leverancier. De strafbaarheid van het bewezen verklaarde Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit. Het onder 1 bewezen verklaarde is als misdrijf voorzien en strafbaar gesteld bij artikel 416, eerste lid, aanhef en onder a, van het Wetboek van Strafrecht. Het onder 3 bewezen verklaarde is als misdrijf voorzien bij artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en strafbaar gesteld bij artikel 55, eerste lid, van die wet. Het bewezen verklaarde moet worden gekwalificeerd zoals hierna in de beslissing wordt vermeld. De strafbaarheid van de verdachte Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is derhalve strafbaar. De redengeving van de op te leggen straf Bij de bepaling van de op te leggen straf is gelet op de aard en ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezen verklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen. Naar het oordeel van het hof kan niet worden volstaan met een andere of lichtere sanctie dan een straf welke onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming voor de hierna te vermelden duur met zich brengt. Daarbij is rekening gehouden met: - de ernst van het bewezen verklaarde in de verhouding tot andere strafbare feiten, zoals onder meer tot uitdrukking komt in het hierop gestelde wettelijk strafmaximum en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd; - de omstandigheid dat de verdachte door zijn handelwijze mede een circuit laat voortbestaan dat diefstallen in stand houdt danwel in de hand werkt; - het feit dat de door verdachte geheelde computers een aanzienlijke waarde vertegenwoordigden; - de omstandigheid dat de verdachte reeds eerder terzake van heling is veroordeeld. Gelet op de hiervoor weergeven factoren acht het hof een taakstraf zoals door de raadsman is bepleit in casu geen passende sanctie. De toegepaste wettelijke voorschriften De strafoplegging is gegrond op de artikelen: 57, 63 en 416 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen: 26 en 55 van de Wet wapens en munitie. B E S L I S S I N G: Het hof: Vernietigt het beroepen vonnis - voorzover aan het oordeel van het hof onderworpen - en doet in zoverre opnieuw recht. Verklaart, zoals hiervoor is overwogen, wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte het onder 1 en onder 3 ten laste gelegde heeft begaan. Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte onder 1 en onder 3 meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij. Verklaart dat het bewezen verklaarde oplevert: sub 1: "Opzetheling"; sub 3: "Handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie". Verklaart de verdachte deswege strafbaar. Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de tijd van vijf maanden. Beveelt dat de tijd, door de veroordeelde v¢¢r de tenuitvoerlegging in verzekering doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf daarop geheel in mindering zal worden gebracht. Dit arrest is gewezen door Mr. Claassens, als voorzitter Mrs. Rothuizen-van Dijk en Urlings, als raadsheren in tegenwoordigheid van Mr. Looijmans, als griffier. Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 26 januari 2005. Mr. Urlings is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen. U I T D R A A I G E G E V E N S 1e A A N L E G zaaknr.: 09 tijd : 14.40 verdachte: [verdachte], geboren te [geboorteplaats], op [geboortedatum] 1969, wonende te [woonplaats], [adres 1], Is bij vonnis van de politierechter in de rechtbank te Roermond van 10 oktober 2003 ter zake van: t.a.v. feit 1: "Opzetheling", t.a.v. feit 3: "Handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie", veroordeeld tot: t.a.v. feit 1 en feit 3: gev.str. 5 mnd. OV., last tot teruggave., t.a.v. feit 2: vrijspraak