Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AT4900

Datum uitspraak2005-04-29
Datum gepubliceerd2005-04-29
RechtsgebiedBelasting
Soort ProcedureCassatie
Instantie naamHoge Raad
Zaaknummers41053
Statusgepubliceerd


Indicatie

Art. 3, aanhef en letter a, Wet belasting zware motorrijtuigen. Grenzen rechtsstrijd. Begrip zware motorrijtuigen.


Uitspraak

Nr. 41.053 29 april 2005 whk gewezen op het beroep in cassatie van de Staatssecretaris van Financiën tegen de uitspraak van het Gerechtshof te Arnhem van 23 juni 2004, nr. 03/00548, betreffende na te melden aan X te Z opgelegde naheffingsaanslag in de belasting zware motorrijtuigen en de daarbij gegeven boetebeschikking. 1. Naheffingsaanslag, beschikking, bezwaar en geding voor het Hof Aan belanghebbende is een naheffingsaanslag in de belasting zware motorrijtuigen opgelegd ten bedrage van € 8, alsmede een boete van € 453. De naheffingsaanslag en de boetebeschikking zijn, na daartegen gemaakt bezwaar, bij uitspraak van de Inspecteur gehandhaafd. Belanghebbende is tegen die uitspraak in beroep gekomen bij het Hof. Het Hof heeft het beroep gegrond verklaard, de uitspraak waarvan beroep vernietigd, de naheffingsaanslag vernietigd en de boetebeschikking vernietigd. De uitspraak van het Hof is aan dit arrest gehecht. 2. Geding in cassatie De Staatssecretaris heeft tegen 's Hofs uitspraak beroep in cassatie ingesteld. Het beroepschrift in cassatie is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit. 3. Beoordeling van het middel 3.1. In cassatie kan van het volgende worden uitgegaan. Belanghebbende is houder van het motorrijtuig met het kenteken AA-00-AA. Tijdens een controle op 16 december 2002 om 7.12 uur is geconstateerd dat belanghebbende met dit motorrijtuig gebruik heeft gemaakt van de autosnelweg A-2. Hij beschikte over een certificaat (eurovignet) met emissiecode 02 (EURO II) in plaats van een voor het onderhavige motorrijtuig vereist certificaat met emissiecode 0 (NIET-EURO), waarvoor een hoger tarief geldt. De Inspecteur heeft, ervan uitgaande dat belanghebbende daardoor ter zake van het gebruik te weinig belasting zware motorrijtuigen op aangifte heeft voldaan, een naheffingsaanslag opgelegd van € 8, alsmede een boete voor een vierde verzuim ten bedrage van € 453 op basis van artikel 13 van de Wet belasting zware motorrijtuigen (hierna: de Wet) en met inachtneming van paragraaf 36 van het Besluit bestuurlijke Boeten Belastingdienst 1998. 3.2. Het Hof heeft de naheffingsaanslag vernietigd op de grond dat de Inspecteur niet is geslaagd in de op hem rustende bewijslast aan te tonen dat het onderhavige motorrijtuig een zwaar motorrijtuig is in de zin van de Wet. Het middel keert zich terecht tegen dat oordeel. In de stelling van de Inspecteur dat belanghebbende niet over het juiste certificaat beschikte en daardoor te weinig belasting op aangifte had voldaan, lag besloten de stelling dat het onderhavige motorrijtuig een zwaar motorrijtuig in de zin van de Wet was, nu slechts voor een zodanig motorrijtuig de eis kan gelden dat aan de hand van een certificaat moet kunnen worden aangetoond dat de ingevolge de Wet verschuldigde belasting is voldaan. 's Hofs uitspraak en de stukken van het geding laten geen andere conclusie toe dan dat door belanghebbende niet is weersproken dat zijn motorrijtuig een zwaar motorrijtuig in de zin van de Wet was. De desbetreffende stelling van de Inspecteur behoefde daarom geen bewijs. Nu het Hof zulks heeft miskend, kan zijn uitspraak niet in stand blijven. Verwijzing moet volgen. 4. Proceskosten De Hoge Raad acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten. Door het verwijzingshof zal worden beoordeeld of aan belanghebbende voor de kosten van het geding voor het Hof een vergoeding dient te worden toegekend. 5. Beslissing De Hoge Raad: verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van het Hof, behoudens de beslissing omtrent het griffierecht, en verwijst het geding naar het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch ter verdere behandeling en beslissing van de zaak met inachtneming van dit arrest. Dit arrest is gewezen door de raadsheer D.G. van Vliet als voorzitter, en de raadsheren P. Lourens en E.N. Punt, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier E. Cichowski, en in het openbaar uitgesproken op 29 april 2005.