Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AT5762

Datum uitspraak2005-05-13
Datum gepubliceerd2005-05-27
RechtsgebiedVreemdelingen
Soort ProcedureVoorlopige voorziening
Zittingsplaats's-Gravenhage
Instantie naamRechtbank 's-Gravenhage
ZaaknummersAWB 05/11037
Statusgepubliceerd


Indicatie

Herhaalde aanvraag / beperking / wijziging verblijfsdoel. In artikel 3.4, eerste lid, Vb 2000 zijn de beperkingen opgesomd waaronder een reguliere verblijfsvergunning als bedoeld in artikel 14 Vw 2000 kan worden verleend. Uit de Nota van Toelichting bij de artikelen 3.6 en 3.100 Vb 2000 blijkt dat het systeem van de Vw 2000 en het Vb 2000 vergt dat voor elk van deze beperkingen een afzonderlijke aanvraag moet worden ingediend. De vorige aanvraag betrof een aanvraag met als beperking arbeid in loondienst als bedoeld in artikel 3.4, eerste lid, onder f, Vb 2000. De huidige aanvraag betreft de beperking arbeid als zelfstandige als bedoeld in artikel 3.4, eerste lid, onder e, Vb 2000. Aangezien dus sprake is van een aanvraag onder een andere beperking met een ander toetsingskader is geen sprake van een herhaalde aanvraag in de zin van artikel 4:6 Awb. Dat sprake is van mogelijk dezelfde afwijzingsgrond om dezelfde feitelijke redenen als bij de vorige aanvraag doet voor de toepasselijkheid van artikel 4:6 Awb niet ter zake. Toewijzing verzoek.


Uitspraak

Voorzieningenrechter van de rechtbank 's-Gravenhage sector bestuursrecht vreemdelingenkamer Proces-verbaal van de mondelinge uitspraak ingevolge artikel 8:84 van de Algemene wet bestuursrecht Reg.nr.: AWB 05/11037 BEPTDN Inzake: A, verzoeker, V-nummer 151.006.4435, woonplaats kiezende ten kantore van zijn gemachtigde, mr. J.P.H. Thissen, advocaat te 's-Gravenhage, tegen: de Minister voor Vreemdelingenzaken en Integratie, verweerder, gemachtigde mr. M. van Driel, advocaat te Den Haag. 1. ZITTING Datum: 13 mei 2005. Zitting hebben: mr. J.L. Verbeek, voorzieningenrechter, mr. drs. I. Goud, griffier. Ter zitting zijn verschenen verzoeker in persoon, bijgestaan door zijn gemachtigde, en verweerder bij gemachtigde. Na het onderzoek ter zitting te hebben gesloten, heeft de voorzieningenrechter onmiddellijk uitspraak gedaan als onder 3. vermeld. 2. OVERWEGINGEN Aan de orde is of sprake is van een herhaalde aanvraag in de zin van artikel 4:6 van de Awb. In artikel 3.4, eerste lid, van het Vreemdelingenbesluit 2000 (Vb 2000) zijn de beperkingen opgesomd waaronder een reguliere verblijfsvergunning als bedoeld in artikel 14 van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw 2000) kan worden verleend. Het systeem van de Vw 2000 en het Vb 2000 vergt dat voor elk van deze beperkingen een afzonderlijke aanvraag wordt ingediend. Het is niet mogelijk voor meerdere van deze beperkingen tegelijk een aanvraag in te dienen. Dit blijkt uit de Nota van Toelichting bij de artikelen 3.6 en 3.100 van het Vb 2000 en ook uit de bewoordingen van artikel 3.100 van dit besluit. De vorige aanvraag van 21 januari 2002 betrof een aanvraag met als beperking “arbeid in loondienst” als bedoeld in artikel 3.4, eerste lid, onder f, van het Vb2000. De huidige aanvraag betreft de beperking “arbeid als zelfstandige” als bedoeld in artikel 3.4, eerste lid, onder e, van het Vb2000. Aangezien dus sprake is van een aanvraag onder een andere beperking, met een ander toetsingskader, is geen sprake van een herhaalde aanvraag in de zin van artikel 4:6 van de Awb. Dat mogelijk dezelfde afwijzingsgrond, en mogelijk om dezelfde feitelijke redenen, op deze aanvraag van toepassing is, als bij de vorige aanvraag, doet voor de toepasselijkheid van artikel 4:6 van de Awb niet ter zake. Dat dit systeem meebrengt dat een vreemdeling een opeenvolgende reeks aanvragen voor verschillende verblijfsdoelen kan indienen, die ieder voor zich door verweerder inhoudelijk beoordeeld moeten worden, is het onontkoombaar gevolg hiervan en is door de wetgever uitdrukkelijk voorzien en beoogd. Dat betekent dat het in deze procedure bestreden besluit geen stand zal kunnen houden in de bezwaarschriftprocedure en dat verweerder alsnog een inhoudelijk oordeel over de aanvraag zal dienen te geven. Het verzoek komt derhalve voor toewijzing in aanmerking. De voorzieningenrechter ziet in dit geval aanleiding verweerder met toepassing van artikel 8:75, eerste lid, Algemene wet bestuursrecht (Awb) te veroordelen in de kosten die verzoeker in verband met de behandeling van het verzoek redelijkerwijs heeft moeten maken. Deze kosten zijn op voet van het bepaalde in het Besluit proceskosten bestuursrecht vastgesteld op € 644,-- (1 punt voor het verzoekschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 322,-- en wegingsfactor 1). 3. BESLISSING De voorzieningenrechter: 1. wijst het verzoek toe; 2. veroordeelt verweerder in de proceskosten ad € 644,-- onder aanwijzing van de Staat der Nederlanden (Ministerie van Justitie) als rechtspersoon die deze kosten aan verzoeker dient te vergoeden; 3. gelast dat de Staat der Nederlanden als rechtspersoon het door verzoeker betaalde griffierecht ad € 138,-- vergoedt. griffier: voorzieningenrechter: RECHTSMIDDEL Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open. Verzonden op: