Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AT5766

Datum uitspraak2005-02-03
Datum gepubliceerd2005-05-19
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRechtbank Amsterdam
Zaaknummers13/993054-04
Statusgepubliceerd


Indicatie

Verdachte heeft samen met zijn mededader een groot aantal T-formulieren ingevuld. Telkens werden aftrekposten opgevoerd op naam van een ander, wiens sofinummer zij hadden bemachtigd. De teruggave lieten zij storten op rekeningnummers van mededaders. Op slinkse wijze hebben zij hun handelingen aan het zicht onttrokken door adreswijzigingen van de personen wiens naam en sofinummer zij gebruikten, mee te sturen. Deze mensen zouden dan immers niet op de hoogte zijn van de teruggave en derhalve de belastingdienst niet kunnen alarmeren. Door aldus te handelen hebben verdachte en zijn mededader de fiscus, en dus de maatschappij, op grote schaal benadeeld.


Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM Parketnummer: 13/993054-04 Datum uitspraak: 3 februari 2005 op tegenspraak VERKORT VONNIS van de rechtbank Amsterdam, achtste meervoudige kamer A, in de strafzaak tegen: [verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1968, zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland, verblijvend op het [adres] De rechtbank heeft beraadslaagd naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 20 januari 2005. 1. Telastelegging Aan verdachte is telastegelegd hetgeen staat omschreven in de dagvaarding, waarvan een kopie als bijlage aan dit vonnis is gehecht. De in die dagvaarding vermelde telastelegging geldt als hier ingevoegd. 2. Voorvragen … 3. Waardering van het bewijs 3.1. De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte: ten aanzien van het onder 1 primair telastegelegde: in de periode van juli 2003 tot en met 19 maart 2004 te Heerlen meermalen, tezamen en in vereniging met een ander, telkens opzettelijk bij de Belastingwet voorziene aangiften, als bedoeld in de Algemene wet inzake rijksbelastingen, te weten 49 aangiften voor de inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen over de jaren 2002 en 2003 (zogenaamde T-aangifte) ten name van (bijlage D/001, D/115) [H. E.] [sofi-nummer] (jaar 2002) en (bijlage D/002, D/116) [A. F.] [sofi-nummer] (jaar 2002) en (bijlage D/003, D/117) [B. C.] [sofi-nummer] (jaar 2002) en (bijlage D/004, D/118) [S. S.] [sofi-nummer] (jaar 2002) en (bijlage D/005, D/119) [A. K.] [sofi-nummer] (jaar 2002) en (bijlage D/006A, D/120) [A. K. ] [sofi-nummer] (jaar 2002) en (bijlage D/007, D/121) [A. E ] [sofi-nummer] (jaar 2002) en (bijlage D/008, D/122) [E. C.] [sofi-nummer] (jaar 2002) en (bijlage D/009, D/123) [B. G. ] [sofi-nummer] (jaar 2002) en (bijlage D/010, D/124) [M. Y. ] [sofi-nummer] (jaar 2002) en (bijlage D/011, D/125) [B. V. ] [sofi-nummer] (jaar 2002) en (bijlage D/012, D/126) [M. I. H. ] [sofi-nummer] (jaar 2002) en (bijlage D/013, D/127) [D. P.] [sofi-nummer] (jaar 2002) en (bijlage D/014, D/128) [K. B.] [sofi-nummer] (jaar 2002) en (bijlage D/015, D/129) [E. D. ] [sofi-nummer] (jaar 2002) en (bijlage D/061A) [P. M.] [sofi-nummer] (jaar 2002) en (bijlage D/062, D/149) [S. S.A.] [sofi-nummer] (jaar 2002) en (bijlage D/063, D/148) [D. M. ] [sofi-nummer] (jaar 2002) en (bijlage D/064, D/147) [M. K. ] [sofi-nummer] (jaar 2002) en (bijlage D/065A) [Y. I.] [sofi-nummer] (jaar 2002) en (bijlage D/066, D/150) [O. L. ] [sofi-nummer] (jaar 2002) en (bijlage D/030, D/130) [H. S. ] [sofi-nummer] (jaar 2002) en (bijlage D/031, D/131) [S. El K.] [sofi-nummer] (jaar 2002) en (bijlage D/032, D/132) [M. Y.] [sofi-nummer] (jaar 2002) en (bijlage D/033, D/133) [D. G.V.] [sofi-nummer] (jaar 2002) en (bijlage D/034, D/134) [H. D.] [sofi-nummer] (jaar 2002) en (bijlage D/035, D/135) [P. E. ] [sofi-nummer] (jaar 2002) en (bijlage D/036, D/136) [A. O. ] [sofi-nummer] (jaar 2002) en (bijlage D/067, D/151) [S. A. ] [sofi-nummer] (jaar 2002) en (bijlage D/037, D/137) [A. El K.] [sofi-nummer] (jaar 2002) en (bijlage D/038, D/138) [M. R. ] [sofi-nummer] (jaar 2002) en (bijlage D/039, D/139) [J. M.J.] [sofi-nummer] (jaar 2002) en (bijlage D/040, D/140) [M. I. ] [sofi-nummer] (jaar 2002) en (bijlage D/041, D/141) [Y. C. ] [sofi-nummer] (jaar 2002) en (bijlage D/042, D/142) [S. B. ] [sofi-nummer] (jaar 2002) en (bijlage D/043, D/143) [H. A. ] [sofi-nummer] (jaar 2002) en (bijlage D/044, D/144) [F. U. ] [sofi-nummer] (jaar 2002) en (bijlage D/045, D/145) [B. L. ] [sofi-nummer] (jaar 2002) en (bijlage D/046, D/146) [S. W. ] [sofi-nummer] (jaar 2002) en (bijlage D/105) [B. C. ] [sofi-nummer] (jaar 2003) en (bijlage D/106) [H. A. ] [sofi-nummer] (jaar 2003) en (bijlage D/107) [M. Z. ] [sofi-nummer] (jaar 2003) en (bijlage D/108) [I. A. ] [sofi-nummer] (jaar 2003) en (bijlage D/109) [A. K. ] [sofi-nummer] (jaar 2003) en (bijlage D/101) [V. P. ] [sofi-nummer] (jaar 2003) en (bijlage D/111) [N. M. ] [sofi-nummer] (jaar 2003) en (bijlage D/112) [T. S. ] [sofi-nummer] (jaar 2003) en (bijlage D/113) [N. K. ] [sofi-nummer] (jaar 2003) en (bijlage D/114) [V. H. ] [sofi-nummer] (jaar 2003), onjuist hebben gedaan, immers hebben verdachte en zijn mededader telkens opzettelijk op de bij de Inspecteur der belastingen te Heerlen ingeleverde aangiftebiljetten inkomstenbelasting (T-aangiften) over genoemde jaren telkens -in strijd met de waarheid- bedragen aan persoonsgebonden aftrek opgenomen, terwijl die feiten telkens ertoe strekten dat te weinig belasting werd geheven; ten aanzien van het onder 2 primair telastegelegde: in de periode van 26 mei 2003 tot en met 30 maart 2004 te Amsterdam, tezamen en in vereniging met anderen, van het plegen van witwassen een gewoonte heeft gemaakt, immers hebben verdachte en zijn mededaders meer chartale en/of girale geldbedragen verworven en voorhanden gehad, terwijl hij en zijn mededaders wisten dat die geldbedragen onmiddellijk afkomstig waren uit misdrijven; Voorzover in de telastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in zijn verdediging geschaad. 3.2. Ten aanzien van het onder 1 primair telastegelegde overweegt de rechtbank nog het volgende. De officier van justitie heeft in haar requisitoir de rechtbank de vraag gesteld of, in het kader van de thans ter beoordeling liggende feiten, artikel 69 van de Algemene Wet inzake Rijksbelastingen (AWR) al dan niet moet worden aangemerkt als een zogenaamd kwaliteitsdelict. De rechtbank neemt bij het beantwoorden van die vraag tot uitgangspunt dat het zogenaamde T-biljet een bij de belastingwet voorziene aangifte is in de zin van artikel 69 AWR. Onder de werking van die wet vallen immers niet alleen degenen die door het ontvangen van een aangiftebiljet zijn uitgenodigd tot het doen van aangifte , maar ook degenen die onverplicht bijvoorbeeld door middel van een T -biljet een bij de belastingwet voorziene aangifte doen. In het verlengde daarvan is -uiteraard- het doen van een zodanige aangifte die onjuist en of onvolledig is, strafbaar. Waar dus een T -biljet een bij de belastingwet voorziene aangifte is, is de beantwoording van de vraag van de officier van justitie eigenlijk louter academisch. De rechtbank voegt daar toch nog maar aan toe dat naar haar oordeel, gelet op de wetsgeschiedenis en de totstandkoming van de algemene formulering in artikel 69 AWR, bij "degene die opzettelijk (..)" in dit geval op zijn hoogst kan worden gesproken van een impliciete kwaliteit. 4. Het bewijs De rechtbank grondt haar beslissing dat verdachte het bewezen geachte heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat. 5. De strafbaarheid van de feiten De bewezen geachte feiten zijn volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden. 6. De strafbaarheid van verdachte Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar. 7. Motivering van de straffen en maatregelen De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van de door haar bewezengeachte feiten 1 primair en 2 primair zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 18 maanden waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar met aftrek van voorarrest. De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals van een en ander ter terechtzitting is gebleken. De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen. Verdachte heeft samen met zijn mededader een groot aantal T-formulieren ingevuld. Telkens werden aftrekposten opgevoerd op naam van een ander, wiens sofinummer zij hadden bemachtigd. De teruggave lieten zij storten op rekeningnummers van mededaders. Op slinkse wijze hebben zij hun handelingen aan het zicht onttrokken door adreswijzigingen van de personen wiens naam en sofinummer zij gebruikten, mee te sturen. Deze mensen zouden dan immers niet op de hoogte zijn van de teruggave en derhalve de belastingdienst niet kunnen alarmeren. Door aldus te handelen hebben verdachte en zijn mededader de fiscus, en dus de maatschappij, op grote schaal benadeeld. Verdachte en zijn mededader konden daarbij vrijelijk over het grootste gedeelte van de ten onrechte gestorte en namens en door hen opgenomen gelden beschikken. Op die manier heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan witwassen. Witwassen vormt een aantasting van de integriteit van het financiële en economische verkeer, bedreigt de legale economie en daarmee de samenleving als geheel. Deze feiten zijn te ernstig om met een taakstraf, zoals door de raadsman voorgesteld, te worden afgedaan. De rechtbank neemt het verdachte in het bijzonder kwalijk dat hij misbruik heeft gemaakt van de diensten en de kennis van een ambtenaar, die onder andere door diens financiële positie ontvankelijk was voor de verlokkingen om zijn kennis voor onderhavige feiten aan te wenden. De rechtbank beschouwt, alles afwegende, het aandeel van beiden in deze feiten even groot. Uit het Uittreksel Justitieel Documentatieregister, d.d. 7 december 2004, betreffende verdachte blijkt dat deze first offender is. Hierin, alsmede in de hoogte van de straffen die voor vergelijkbare feiten in Amsterdam plegen te worden opgelegd, ziet de rechtbank aanleiding om de straf, zoals die door de officier van justitie is gevorderd, enigszins te matigen. 8. Toepasselijke wettelijke voorschriften De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 47, 57 en 420ter van het Wetboek van Strafrecht en artikel 69 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen. De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing. 9. Beslissing Verklaart bewezen dat verdachte het telastegelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 3 is aangegeven. Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is telastegelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij. Het bewezenverklaarde levert op: ten aanzien van het onder 1 primair telastegelegde: medeplegen van opzettelijk een bij de belastingwet voorziene aangifte onjuist doen, terwijl het feit ertoe strekt dat te weinig belasting wordt geheven, meermalen gepleegd; ten aanzien van het onder 2 primair telastegelegde: medeplegen van van het plegen van witwassen een gewoonte maken; Verklaart het bewezene strafbaar. Verklaart [verdachte] daarvoor strafbaar. Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden. Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden. Beveelt dat een gedeelte, groot 4 maanden, van deze gevangenisstraf niet tenuitvoergelegd zal worden, tenzij later anders wordt gelast. Stelt daarbij een proeftijd van 2 jaren vast. De tenuitvoerlegging kan worden gelast indien veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd aan een strafbaar feit schuldig maakt. Dit vonnis is gewezen door mr. F.G. Bauduin, voorzitter, mrs. G.P.C. Janssen en G. Demmink, rechters, in tegenwoordigheid van R. Rog, griffier en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 3 februari 2005.