Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AT5806

Datum uitspraak2005-05-19
Datum gepubliceerd2005-05-19
RechtsgebiedCiviel overig
Soort ProcedureKort geding
Instantie naamRechtbank Alkmaar
Zaaknummers140/2005
Statusgepubliceerd
SectorVoorzieningenrechter


Indicatie

Vandaag heeft de voorzieningenrechter van de rechtbank te Alkmaar uitspraak gedaan in een kort geding dat door een lid van de gemeenteraad van Anna Paulowna is aangespannen tegen een stichting en haar bestuurders, die op een website diverse uitlatingen richting het gemeenteraadslid hebben gedaan respectievelijk hebben toegestaan dat zodanige uitlatingen werden gedaan en die zonder toestemming foto's van het gemeenteraadslid op deze website hebben geplaatst. De voorzieningenrechter heeft beslist dat de uitlatingen vallen onder de vrijheid van meningsuiting en dat zij niet onrechtmatig jegens het gemeenteraadslid zijn. Met betrekking tot de foto's heeft de voorzieningenrechter beslist dat door het zonder toestemming van het gemeenteraadslid plaatsen van die foto's op internet is gehandeld in strijd met artikel 21 van de Auteurswet 1912.


Uitspraak

RECHTBANK TE ALKMAAR Sector civiel recht KG nummer: 140/2005 datum: 19 mei 2005 Vonnis van de voorzieningenrechter, recht doende in kort geding in de zaak van: [eiseres], wonende te Anna Paulowna, EISERES IN KORT GEDING bij dagvaarding van 15 april 2005, procureur mr. M. Berbee, tegen: 1. De stichting Stichting JAS ter bevordering van de rechtsgelijkheid voor een ieder, statutair gevestigd te Breezand, gemeente Anna Paulowna, en haar bestuursleden: 2. [gedaagde sub 2], wonende te Breezand, gemeente Anna Paulowna, 3. [gedaagde sub 3], wonende te Breezand, gemeente Anna Paulowna, 4. [gedaagde sub 4], wonende te Amsterdam, GEDAAGDEN IN KORT GEDING, advocaat mr. R.A. Hendriksen te Amsterdam. Partijen zullen verder worden genoemd: "[eiseres]" respectievelijk "de stichting c.s." dan wel "de stichting", "[gedaagde sub 2]", "[gedaagde sub 3]" en "[gedaagde sub 4]". 1. HET VERLOOP VAN HET GEDING 1.1 Op de terechtzitting van 9 mei 2005 heeft [eiseres] gesteld en gevorderd overeenkomstig de in fotokopie aan dit vonnis gehechte dagvaarding. 1.2 De stichting c.s. heeft de vordering bestreden. 1.3 Na verder debat hebben partijen de stukken overgelegd en vonnis gevraagd. 1.4 Tot de stukken behoren van de zijde van [eiseres] de originele dagvaarding, inclusief zes producties, en twee akten overlegging producties, waarbij in totaal twaalf producties in het geding zijn gebracht, en van de zijde van de stichting c.s. tien producties, een verklaring omtrent inkomen en vermogen (met bijlagen) en pleitnotities. De inhoud van al deze stukken wordt als hier ingelast beschouwd. 2. DE UITGANGSPUNTEN 2.1 [eiseres] is - namens de VVD - lid van de gemeenteraad van de gemeente Anna Paulowna. 2.2 De stichting is op 10 oktober 2002 opgericht. Zij heeft, kort gezegd, tot doel: "Het bevorderen van de rechtsgelijkheid voor een ieder". Daarbij richt zij zich met name op de rechtsgelijkheid in de gemeente Anna Paulowna. In artikel 3 van de notariële akte van oprichting, die als bijlage is overgelegd bij de verklaring omtrent inkomen en vermogen, is het doel van de stichting als volgt omschreven: "De stichting heeft ten doel het controleren van de tot standkoming en naleving bij de tenuitvoerlegging van de wetgeving in materiële zin van de lagere overheidsorganen zulks ten behoeve van zowel natuurlijke als rechtspersonen en voorts al hetgeen met een en ander rechtstreeks of zijdelings verband houdt of daartoe bevorderlijk kan zijn, alles in de ruimste zin van het woord." De stichting controleert de totstandkoming van de besluiten van de gemeente Anna Paulowna en de uitvoering van deze besluiten. Voorts staat zij belanghebbenden bij tijdens zogeheten inspraakavonden en treedt zij op als gemachtigde in zogenoemde bezwaarschriftprocedures. 2.3 Vanaf de oprichtingsdatum van de stichting zijn [gedaagde sub 2], [gedaagde sub 3] en [gedaagde sub 4] als bestuurders aan de stichting verbonden, respectievelijk als voorzitter, secretaris en penningmeester. 2.4 De stichting heeft een eigen website, te weten "www.stichting-jas.nl". Op deze site plaatst zij onder andere artikelen uit de plaatselijke media, met name uit het Noord-Hollands Dagblad en de Schager Courant, en publiceert zij eigen opiniestukken in de rubriek "Keek op de Week". Bezoekers van de website kunnen op die artikelen respectievelijk opiniestukken reageren en deze doorsturen aan derden. 2.5 In de loop van 2004 en 2005 zijn in het bijzonder de navolgende opiniestukken van de stichting op voornoemde site gepubliceerd, in welke stukken uitlatingen worden gedaan over het handelen van [eiseres]: - "VVD raadslid [eiseres] vult haar zak"; - "Burgemeester [naam] kampioen gratis wonen"; - "Dubieuze rol gemeente in boerendrama [straatnaam 1]". Daarnaast is in de loop van 2004 en 2005 een aantal andere stukken, die eveneens betrekking hadden op het handelen van [eiseres], op meergenoemde site geplaatst. Tot deze stukken behoort onder andere een aantal reacties van bezoekers van de website, waaronder een reactie van [gedaagde sub 2], een gedeelte van het - digitale - gastenboek van de PvdA in de gemeente Anna Paulowna alsmede een artikel uit het Noord-Hollands Dagblad, gedateerd 10 juni 2004 en getiteld: "[eiseres] moet op zoek naar ander huis." Voorts is meermalen een foto van (het gezicht van) [eiseres] op de website geplaatst, telkens zonder dat [eiseres] daarvoor toestemming had gegeven. 2.6 Kort vóór respectievelijk kort ná het uitbrengen van de onderhavige dagvaarding zijn bovendien de volgende opiniestukken op voornoemde website gepubliceerd: - "VVD raadslid [eiseres] sleept JAS voor de rechter"; - "Stichting JAS door VVD raadslid [eiseres] gedaagd"; - "Dagvaarding Stichting JAS". Bij het laatstgenoemde opiniestuk, waarin de integrale tekst van de onderhavige dagvaarding is opgenomen, is een foto van (het gezicht van) [eiseres] geplaatst, op welke foto de ogen van [eiseres] zijn bedekt door een zwarte balk. Ook voor het plaatsen van deze foto had [eiseres] geen toestemming gegeven. 3. DE VORDERING EN DE STANDPUNTEN VAN PARTIJEN 3.1 [eiseres] vordert bij dagvaarding primair dat de voorzieningenrechter bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad en op de minuut, de stichting c.s. hoofdelijk: A. zal veroordelen tot betaling van een voorschot op de door [eiseres] geleden schade ad Euro 2.500,00; B. zal verbieden om op de website van de stichting stukken, correspondentie en door derden ingezonden stukken te plaatsen, waarin de naam dan wel (insinuaties naar) de persoon van [eiseres] voorkomen dan wel worden genoemd, dan wel haar werksituatie en/of functie betreffend of daarnaar verwijzend; C. zal verbieden om e-mailberichten van gelijke strekking te verzenden, met bepaling dat dit tevens zal gelden voor e-mailberichten die kennelijk door JAS via een alias worden verzonden; D. zal verplichten zich in het vervolg te onthouden van het plaatsen van foto's van de beeltenis van [eiseres]; E. zal verplichten zich te onthouden van het indienen van bezwaarschriften in het algemeen, voor zover in die bezwaarschriften wordt geïnsinueerd of zij tot strekking hebben dat [eiseres] zich schuldig zou maken aan diverse illegale handelingen en zij kennelijk slechts tot doel hebben om [eiseres] te grieven, het onder B. tot en met E. gevorderde telkens op straffe van een aan [eiseres] te verbeuren dwangsom van Euro 1.000,00 per overtreding (per dag). Subsidiair vordert [eiseres] dat de voorzieningenrechter (een) voorziening(en) zal treffen, welke hij in goede justitie vermeent te behoren. Ten slotte vordert [eiseres] dat de stichting c.s. hoofdelijk in de kosten van deze procedure zal worden veroordeeld. 3.2 Op de terechtzitting heeft [eiseres] desgevraagd medegedeeld, dat zij met haar bij de dagvaarding ingestelde vorderingen - kort gezegd - telkens het oog heeft gehad op door de stichting c.s. te plaatsen stukken (sub B.), te verzenden e-mailberichten (sub C.) en in te dienen bezwaarschriften (sub E.) die voor haar nodeloos grievend zijn. Hierna wordt van deze lezing van de vorderingen uitgegaan. 3.3 [eiseres] legt aan haar vorderingen ten grondslag dat de stichting c.s. onrechtmatig jegens haar heeft gehandeld. Daartoe voert zij - verkort en zakelijk weergegeven - onder meer het volgende aan. Door of namens de stichting c.s. worden stelselmatig uitlatingen richting [eiseres] geuit waarbij wordt gesteld en/of geïnsinueerd dat zij zich schuldig zou maken aan diverse illegale handelingen en daarenboven telkens wordt gesuggereerd dat dit handelen van [eiseres] slechts door de gemeente Anna Paulowna door de vingers zou worden gezien omdat [eiseres] gemeenteraadslid is in die gemeente. De uitlatingen hebben met name betrekking op twee onderwerpen, te weten - kort samengevat - (1) de bewoning door [eiseres] van het pand gelegen aan de [straatnaam 2] 18 te Anna Paulowna en (2) de bewoning door [eiseres] van het pand gelegen aan de [straatnaam 1] 4 te Anna Paulowna en haar bouwactiviteiten op dat perceel. Voornoemde uitlatingen, die door de stichting c.s. via haar website en via e-mail worden verspreid, zijn onrechtmatig, nu zij zijn gebaseerd op onwaarheden en/of onvolledige feiten en omstandigheden en zij een - voor [eiseres] - onnodig grievende inhoud hebben. Door deze, stelselmatige uitlatingen wordt het handelen alsmede de persoon van [eiseres] ten onrechte in een kwaad daglicht gesteld, als gevolg waarvan [eiseres] schade lijdt. Het is om die reden dat zij belang heeft bij de door haar gevorderde voorzieningen, aldus [eiseres]. Wat betreft haar vordering onder D. wijst [eiseres] erop, dat de stichting c.s. heeft gehandeld in strijd met het bepaalde in artikel 21 van de Auteurswet 1912. De stichting c.s. heeft immers regelmatig foto's van de beeltenis van [eiseres] op haar website geplaatst, telkens zonder dat [eiseres] daar haar toestemming voor had gegeven. Het enkele feit dat zij gelet op haar functie als gemeenteraadslid, zij het in beperkte mate, een publieke functie vervult, doet daar niets aan af, aldus [eiseres]. 3.4 De stichting c.s. heeft de vorderingen van [eiseres] en de onderbouwing daarvan gemotiveerd weersproken, op gronden die voor zover van belang hierna aan de orde zullen komen. 4. DE GRONDEN VAN DE BESLISSING 4.1 Als meest verstrekkende verweer heeft de stichting c.s. aangevoerd, dat [eiseres] in haar vorderingen tegen [gedaagde sub 2], [gedaagde sub 3] en [gedaagde sub 4] niet-ontvankelijk moet worden verklaard. De stichting c.s. legt aan dit betoog het volgende ten grondslag. [gedaagde sub 2], [gedaagde sub 3] en [gedaagde sub 4] zijn slechts de bestuurders van de stichting en om deze enkele reden kunnen zij niet aansprakelijk worden gesteld voor de publicaties van de stichting. De bestuurders kunnen pas aansprakelijk worden gesteld wanneer zij hebben gehandeld in strijd met de zorgvuldigheid die zij persoonlijk jegens [eiseres] in acht dienen te nemen. Er moet dan sprake zijn van een ernstig verwijt en daarvan is in casu niet gebleken, aldus de stichting c.s. 4.2 Dit verweer wordt gepasseerd. Gelezen de dagvaarding en indachtig de toelichting die [eiseres] ter terechtzitting op de dagvaarding heeft gegeven, kan immers niet anders worden geconcludeerd dan dat [eiseres] haar vorderingen erop grondt dat zowel de stichting als [gedaagde sub 2], [gedaagde sub 3] en [gedaagde sub 4] (persoonlijk) onrechtmatig richting haar hebben gehandeld. Gelet op deze grondslag van de vorderingen en voorts in aanmerking genomen dat tussen partijen niet in geschil is dat de - feitelijke - handelingen in kwestie door [gedaagde sub 2], [gedaagde sub 3] en/of [gedaagde sub 4] zijn verricht, kan [eiseres] in haar vorderingen tegen deze personen worden ontvangen. 4.3 Bij de verdere beoordeling van het geschil wordt een onderscheid gemaakt tussen enerzijds de bewuste stukken die op de website van de stichting zijn geplaatst dan wel gepubliceerd en die in sommige gevallen per e-mail aan derden zijn gezonden en anderzijds de bewuste foto's die op deze site zijn geplaatst. 4.4 Met betrekking tot de stukken geldt het volgende. [eiseres] stelt dat de door haar gestelde, onrechtmatige uitlatingen in de stukken met name betrekking hebben op een tweetal onderwerpen en wel die hiervoor onder 3.3 zijn weergegeven. Nu [eiseres], hoewel zij de woorden "met name" gebruikt, zowel bij dagvaarding als op de terechtzitting haar stellingen enkel tot deze twee onderwerpen heeft beperkt en zij er voor het overige mee heeft volstaan een pakket producties over te leggen - die bovendien alleen op voornoemde onderwerpen betrekking lijken te hebben - heeft [eiseres] niet aannemelijk gemaakt dat de bewuste uitlatingen ook nog op één of meer andere onderwerpen betrekking hebben. Derhalve zal ervan worden uitgegaan dat de bewuste uitlatingen in de stukken enkel betrekking hebben op (1) de bewoning door [eiseres] van het pand gelegen aan de [straatnaam 2] 18 te Anna Paulowna en (2) haar bewoning van het pand gelegen aan de [straatnaam 1] 4 te Anna Paulowna en haar bouwactiviteiten op dat perceel. 4.5 De vraag die thans moet worden beantwoord, is of door het doen van voornoemde uitlatingen onrechtmatig jegens [eiseres] is gehandeld. Het antwoord op die vraag is mede ervan afhankelijk, of door het doen van deze uitlatingen de grenzen van de vrijheid van meningsuiting op ontoelaatbare wijze zijn overschreden. Deze vrijheid vindt onder andere bescherming in artikel 7 van de Grondwet (GW) en artikel 10 van het Europees Verdrag ter bescherming van de Rechten van de Mens en de fundamentele vrijheden (EVRM), op welke artikelen de stichting c.s. zich in haar pleitnotities heeft beroepen. 4.6 Bij de beantwoording van de hiervoor opgeworpen vraag moet worden uitgegaan van de volgende vaststaande feiten. Deze feiten zijn voornamelijk door de stichting c.s. in haar pleitnotities naar voren gebracht en zijn door [eiseres], hoewel zij daar de gelegenheid toe heeft gehad, niet weersproken. Het pand gelegen aan de [straatnaam 2] 18 te Anna Paulowna De gemeente Anna Paulowna is sinds medio oktober 2001 eigenaar van het pand gelegen aan de [straatnaam 2] 18 te Anna Paulowna. Het pand heeft volgens het van kracht zijnde bestemmingsplan een winkelbestemming. Op een bepaald moment heeft [eiseres] ten aanzien van het pand een zogeheten antikraakovereenkomst met de gemeente Anna Paulowna gesloten. Uit hoofde van deze overeenkomst heeft [eiseres] vervolgens het pand gedurende een bepaalde periode bewoond, zonder dat zij of iemand anders in het pand een winkelbedrijf uitoefende. Voor haar bewoning van het pand was [eiseres] aan de gemeente Anna Paulowna geen vergoeding verschuldigd. [eiseres] betaalde gedurende de periode dat zij het pand bewoonde alleen de vaste lasten, waaronder de kosten voor water, gas en licht. Ten aanzien van het sluiten van vermelde antikraakovereenkomst is door Gedeputeerde Staten van de provincie Noord-Holland geen ontheffing zoals bedoeld in artikel 15, tweede lid, van de Gemeentewet (Gw) verleend. Naast [eiseres] hebben vanaf medio oktober 2001 ook een gemeenteambtenaar, de gemeentesecretaris en de burgermeester van de gemeente Anna Paulowna het pand gedurende enige tijd bewoond. Het pand gelegen aan de [straatnaam 1] 4 te Anna Paulowna Op de percelen gelegen aan de [straatnaam 1] 2 en 4 te Anna Paulowna staan twee bedrijfswoningen. De grond waarop die woningen staan, heeft blijkens het ter plaatse geldende bestemmingsplan een agrarische bestemming, waarop woon-bebouwing niet is toegestaan. [naam 1] oefent op de beide percelen een agrarisch bedrijf uit en tot voor kort was hij de eigenaar van voornoemde bedrijfswoningen. Recentelijk heeft hij evenwel één van deze woningen - de woning gelegen aan de [straatnaam 1] 4 - verkocht en geleverd aan [eiseres]. Kort ná die levering is [naam 1] onder bewind gesteld. Nadat [eiseres] de bedrijfswoning gelegen op het perceel [straatnaam 1] 4 had aangekocht, heeft zij de gemeente Anna Paulowna gevraagd haar vrijstelling te verlenen van het bestemmingsplan alsmede haar een vergunning te verlenen voor het bouwen van een nieuwe woning op voornoemd perceel. Totdat op die verzoeken was beslist, heeft [eiseres] de bedrijfswoning als burgerwoning betrokken en heeft zij een aanvang genomen met de bouw van de nieuwe woning. Eind december 2004 heeft de gemeente Anna Paulowna voormelde vrijstelling en bouwvergunning aan [eiseres] verleend. Dat besluit is echter bij uitspraak van de voorzieningenrechter van de sector bestuursrecht van deze rechtbank van 30 maart 2005 geschorst. Deze uitspraak houdt onder andere in dat de voorzieningenrechter van oordeel is, dat het besluit op een ondeugdelijke grondslag is gebaseerd en om die reden niet in stand zal kunnen blijven. Vóórdat [naam 1] de bedrijfswoning aan de [straatnaam 1] 4 aan [eiseres] had verkocht en geleverd, had hij de gemeente Anna Paulowna om vrijstelling dan wel wijziging van het betreffende bestemmingsplan verzocht, teneinde die bedrijfswoning als burgerwoning te kunnen betrekken. Dat verzoek is destijds door de gemeente Anna Paulowna afgewezen. 4.7 Uitgaande van deze feiten kan in redelijkheid niet worden gezegd dat door het doen van meergenoemde, hiervoor onder 4.4 weergegeven, uitlatingen - blijkende uit de door [eiseres] in het geding gebrachte producties - de grenzen van de vrijheid van meningsuiting op ontoelaatbare wijze zijn overschreden. Wat betreft de uitlatingen die betrekking hebben op de bewoning door [eiseres] van het pand gelegen aan de [straatnaam 2] 18 te Anna Paulowna moet immers worden vastgesteld, dat [eiseres], een gemeenteraadslid, dit pand in strijd met het bestemmingsplan heeft bewoond. Voorts roept de "constructie" volgens welke [eiseres] het pand heeft bewoond op zijn zachtst gezegd vragen op. Vast staat immers dat [eiseres] met betrekking tot het pand een zogeheten antikraakovereenkomst met de gemeente Anna Paulowna heeft gesloten en dat zij voor haar bewoning van het pand geen vergoeding aan die gemeente, de eigenaar van het pand, verschuldigd was. Daarnaast mag een lid van de gemeenteraad krachtens artikel 15, eerste lid, Gw niet rechtstreeks of middellijk een overeenkomst aangaan betreffende het van de gemeente onderhands verwerven van onroerende zaken (sub d., onder 6) respectievelijk betreffende het onderhands huren of pachten van de gemeente (sub d., onder 7). Krachtens het tweede lid van dit artikel kunnen gedeputeerde staten van die verboden ontheffing verlenen, maar vast staat dat in casu een dergelijke ontheffing niet is verleend. Wat betreft de uitlatingen die betrekking hebben op de bewoning door [eiseres] van het pand gelegen aan de [straatnaam 1] 4 te Anna Paulowna en haar bouwactiviteiten op dat perceel moet worden vastgesteld, dat [eiseres] ook dat pand gedurende enige tijd in strijd met het bestemmingsplan heeft bewoond en dat zij is gestart met de bouw van een nieuwe woning op dat perceel vóórdat aan haar de voor die bouw vereiste bouwvergunning was verleend. Voorts heeft de voorzieningenrechter van de sector bestuursrecht van deze rechtbank geoordeeld, dat het - nadien - door de gemeente Anna Paulowna genomen besluit waarin aan [eiseres] vrijstelling van het bestemmingplan en een bouwvergunning is verleend op een ondeugdelijke grondslag is gebaseerd. Verder staat vast dat een eerder verzoek van [naam 1] om vrijstelling dan wel wijziging van het bestemmingsplan destijds door de gemeente Anna Paulowna is afgewezen. 4.8 Op grond van het vorenstaande stond het de stichting c.s. en anderen vrij om zich in de stukken op de website van de stichting kritisch uit te laten over het handelen van [eiseres] en de gemeente Anna Paulowna. Na lezing van deze uitlatingen - die, zoals gezegd, blijken uit de door [eiseres] overgelegde producties - dient te worden geconcludeerd, dat zij zijn gebaseerd op de hiervoor weergegeven feiten. Opmerking verdient in dat verband dat, anders dan [eiseres] bij dagvaarding stelt, geen uitlatingen zijn gedaan als zou [eiseres] de bedrijfswoning gelegen aan de [straatnaam 1] 4 te Anna Paulowna op onrechtmatige wijze hebben verkregen, althans op een wijze waardoor zij [naam 1] zou hebben benadeeld. Daarnaast moet worden geconcludeerd dat de bewoordingen waarin de uitlatingen zijn gedaan soms "hard" zijn, maar dat zij de grenzen van de zorgvuldigheid en betamelijkheid die burgers jegens elkaar in acht dienen te nemen niet te buiten gaan. Daarbij speelt enerzijds een rol dat, naar tussen partijen niet in geschil is, alle uitlatingen zijn gedaan om publiekelijk aandacht te vragen voor meergenoemde onderwerpen en dat zij niet zijn gedaan met als doel [eiseres] persoonlijk te kwetsen dan wel te grieven, en anderzijds dat [eiseres] zich gelet op haar functie als gemeenteraadslid meer en ook hardere publiciteit zal moeten laten weggevallen dan een gemiddelde burger. Voor het overige geldt dat [eiseres] noch bij dagvaarding noch ter terechtzitting voldoende concreet heeft aangegeven welke precieze uitlatingen naar haar oordeel onnodig grievend zijn. 4.9 Hetgeen hiervoor is overwogen, leidt tot de conclusie dat door het doen van de bewuste uitlatingen niet onrechtmatig jegens [eiseres] is gehandeld. Dit brengt mee, dat evenmin het op de website van de stichting plaatsen respectievelijk publiceren van de stukken waarin deze uitlatingen zijn gedaan, dan wel het toestaan dat bezoekers van deze site dergelijke stukken op die site plaatsen respectievelijk publiceren, als onrechtmatig richting [eiseres] kan worden aangemerkt. Op grond hiervan moet het door [eiseres] sub B. en C. gevorderde worden afgewezen. Wat betreft het onder C. gevorderde wordt ten overvloede nog overwogen, dat gezien de uitdrukkelijke en gemotiveerde betwisting daarvan door de stichting c.s., [eiseres] niet voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat de door haar gewraakte e-mailberichten door de stichting c.s. - al dan niet via een alias - zijn verzonden. Het door [eiseres] onder E. gevorderde zal eveneens worden afgewezen. Daartoe is in de eerste plaats van belang dat, zoals hiervoor is overwogen, door het doen van de bewuste uitlatingen niet onrechtmatig jegens [eiseres] is gehandeld. Voorts heeft [eiseres] deze vordering volstrekt onvoldoende onderbouwd. Niet gesteld of gebleken is immers, dat door of namens de stichting c.s. ooit een bezwaarschrift als in voornoemde vordering bedoeld is ingediend. In het licht daarvan valt zonder nadere toelichting, die echter geheel ontbreekt, niet in te zien waarom een verbod als door [eiseres] gevorderd noodzakelijk is, laat staan dat valt in te zien dat zij daar een spoedeisend belang bij heeft. 4.10 Met betrekking tot de foto's van [eiseres] die op de website van de stichting zijn geplaatst geldt het navolgende. Vast staat dat de stichting c.s. meermalen een foto van [eiseres] op de website van de stichting heeft geplaatst, telkens zonder dat [eiseres] daarvoor haar toestemming had gegeven. Die foto's zijn steeds geplaatst bij een aantal van de hiervoor onder 2.5 en 2.6 vermelde stukken. Op de terechtzitting heeft [eiseres] gemotiveerd aangegeven, dat zij een redelijk belang erbij heeft dat zonder haar toestemming geen foto's van haar beeltenis op de site van de stichting worden geplaatst. Zij heeft in dat verband onweersproken gesteld dat zij bij haar werkzaamheden naast haar lidmaatschap van de gemeenteraad van de gemeente Anna Paulowna, in verband met welke werkzaamheden zij door heel Nederland reist, vaak wordt geconfronteerd met mensen die haar herkennen van haar foto's op de website van de stichting en die haar vervolgens aanspreken op de inhoud van de bij die foto's geplaatste stukken. [eiseres] heeft onbetwist gesteld dat zij daardoor ernstig in haar genoemde werkzaamheden wordt gestoord. Verder heeft [eiseres] erop gewezen, dat in het bijzonder de foto waarop haar ogen zijn bedekt door een zwarte balk haar kwetst. In reactie hierop heeft de stichting c.s. aangevoerd dat de foto's van [eiseres] zijn geplaatst dan wel gebruikt in het kader van een publieke discussie en dat om die enkele reden het belang van het publiek om - in het kader van die discussie - kennis te (kunnen) nemen van de foto's van [eiseres] zwaarder dient te wegen dan het belang van [eiseres] om - kort samengevat - beschermd te worden in haar persoonlijke levenssfeer. Voorts heeft de stichting c.s. verklaard dat de foto van [eiseres] waarop haar ogen zijn bedekt door een zwarte balk inmiddels van de website is verwijderd. 4.11 De stichting c.s. kan niet in haar betoog worden gevolgd. In het licht van hetgeen [eiseres] op de terechtzitting heeft gesteld, had het op de weg van de stichting c.s. gelegen om voldoende concreet en onderbouwd aan te geven waarom zij - althans anderen - belang erbij hebben dat de foto's van [eiseres] op haar website worden geplaatst en waarom dat, specifieke belang zwaarder moet wegen dan het belang van [eiseres]. De enkele stelling, dat de foto's zijn geplaatst dan wel gebruikt in het kader van een publieke discussie en dat het publiek er dáárom belang bij heeft om kennis te (kunnen) nemen van de foto's van [eiseres] is daartoe onvoldoende. Zonder nadere toelichting, die echter geheel ontbreekt, valt immers niet in te zien, waarom die door de stichting c.s. gestelde publieke discussie niet reeds voldoende wordt gevoerd door (de uitlatingen in) de op de website van de stichting geplaatste respectievelijk gepubliceerde stukken en daarnaast ook nog foto's van [eiseres] op die site moeten worden geplaatst. Voorts dient in aanmerking te worden genomen, dat de stichting zich bij haar activiteiten met name richt op (het bevorderen van de rechtsgelijkheid in) de gemeente Anna Paulowna en dat redelijkerwijs mag worden verondersteld dat de inwoners van deze gemeente het gemeenteraadslid [eiseres] kennen. Gelet op het voorgaande en nu tussen partijen vast staat dat [eiseres] door het plaatsen van de foto's van haar beeltenis op de website van de stichting ernstig in haar werkzaamheden, naast haar lidmaatschap van de gemeenteraad van Anna Paulowna, wordt belemmerd, heeft [eiseres] een redelijk belang erbij zich tegen het plaatsen van die foto's op die site te verzetten. In dat verband verdient nog opmerking dat door het plaatsen van de foto's van de beeltenis van [eiseres] op de website van de stichting, waaronder in het bijzonder de foto waarop haar ogen zijn afgedekt door een zwarte balk, de indruk ontstaat, dat men [eiseres] publiekelijk aan de schandpaal wil nagelen. De schandpaal is in Nederland echter al lange tijd afgeschaft en naar de hedendaagse opvattingen in onze democratische rechtsstaat gaat het niet aan om mensen gelet op hun persoon publiekelijk te schande te maken. Dat de bewuste foto van [eiseres] waarop haar ogen zijn bedekt door een zwarte balk inmiddels van de website van de stichting is verwijderd, doet daaraan niets af. 4.12 Uit hetgeen hiervoor is overwogen, vloeit voort dat met het plaatsen van de foto's van [eiseres] op de website van de stichting zonder dat [eiseres] daarvoor haar toestemming had gegeven, is gehandeld in strijd met het bepaalde in artikel 21 van de Auteurswet 1912. Nu voorts tussen partijen niet in geschil is dat het - feitelijk -plaatsen van deze foto's is gedaan door respectievelijk [gedaagde sub 2], [gedaagde sub 3] en/of [gedaagde sub 4], zal het door [eiseres] onder D. gevorderde worden toegewezen, evenwel behoudens het navolgende. De gevorderde dwangsom zal worden gematigd tot een bedrag van ? 500,00 per overtreding per dag en daarnaast worden gemaximeerd tot een bedrag van ? 10.000,00. 4.13 Resteert het onder A. gevorderde: de vordering van [eiseres] om de stichting c.s. hoofdelijk te veroordelen tot betaling van een voorschot op de door haar geleden schade ad Euro 2.500,00. Bij dagvaarding heeft [eiseres] - voor zover van belang -aan deze vordering ten grondslag gelegd, dat door de gewraakte uitlatingen haar handelen en haar persoon ten onrechte in een kwaad daglicht worden gesteld en dat zij daardoor schade lijdt. Op de terechtzitting heeft zij hierbij gepersisteerd. Nu [eiseres] aldus aan voornoemde vordering enkel ten grondslag legt dat zij door de bewuste uitlatingen schade heeft geleden en zij niet heeft gesteld en ook niet is gebleken dat zij door het plaatsen van de foto's van haar beeltenis op de website van de stichting schade heeft geleden, zal het onder A. gevorderde moeten worden afgewezen, omdat, zoals hiervoor is overwogen, door het doen van meergenoemde uitlatingen niet onrechtmatig jegens [eiseres] is gehandeld. 4.14 Nu [eiseres] en de stichting c.s. over en weer in het gelijk en ongelijk worden gesteld, zullen de proceskosten worden gecompenseerd in die zin dat [eiseres] en de stichting c.s. ieder de eigen proceskosten dragen. 5. DE BESLISSING De voorzieningenrechter: - veroordeelt de stichting, [gedaagde sub 2], [gedaagde sub 3] en [gedaagde sub 4] hoofdelijk om zich na de betekening van dit vonnis te zullen onthouden van het plaatsen van foto's van de beeltenis van [eiseres], op straffe van het verbeuren van een dwangsom van Euro 500,00 per overtreding per dag, met een maximum aan te verbeuren dwangsommen van Euro 10.000,00; - verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad; - compenseert de kosten van het geding in die zin dat [eiseres] en de stichting c.s. ieder de eigen proceskosten dragen; - weigert de meer of anders gevorderde voorzieningen. Gewezen door mr. J.M. Vrakking, voorzieningenrechter van de rechtbank te Alkmaar, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 19 mei 2005, in tegenwoordigheid van mr. S. Jongeling, griffier.