Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AT6840

Datum uitspraak2005-06-01
Datum gepubliceerd2005-06-07
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureRaadkamer
Instantie naamRechtbank Arnhem
Zaaknummers05/091261-04 05/074
Statusgepubliceerd


Indicatie

Schadevergoeding ex artikel 89/591 a wetboek van strafvordering


Uitspraak

Rechtbank Arnhem Sector strafrecht Enkelvoudige kamer Parketnummer : 05/091261-04 Rechtbanknummer : 05/074 Datum zitting : 04 mei 2005 Datum uitspraak : 01 juni 2005 Beslissing ex artikel 591a van het wetboek van strafvordering Beschikking van de rechtbank Arnhem, enkelvoudige raadkamer, naar aanleiding van het op 08 februari 2005 ter griffie van deze rechtbank ingediende verzoekschrift voorzover betreffende artikel 591a van het Wetboek van Strafvordering van naam : [verzoeker] geboren op : [geboortedatum] te [geboorteplaats] adres : [adres] woonplaats : [adres], woonplaats kiezende te Nijmegen aan de St. Annastraat 168 (postbus 583, 6500 AN Nijmegen), ten kantore van zijn raadsman mr. G.J. Gerrits. De procedure De rechtbank heeft kennisgenomen van de volgende stukken: - het verzoekschrift dat strekt tot toekenning van een geldelijke vergoeding ten laste van de staatskas tot een bedrag van: - € 275,-- ter zake kosten indiening van het onderhavige verzoekschrift, indien behandeling ter zitting niet noodzakelijk is en indien behandeling ter zitting wel noodzakelijk wordt geacht, de forfaitaire vergoeding hiervoor; - € 5.140,-- ter zake kosten raadsman; - de stukken van de (straf)zaak, waaronder een kennisgeving niet verdere vervolging, welke kennisgeving op 25 november 2004 aan verzoeker in persoon is uitgereikt; - de conclusie van het Openbaar Ministerie d.d. 07 maart 2005; - de beschikking ex artikel 89 van het Wetboek van Strafvordering d.d. 01 juni 2005, waarbij het verzoek ten dele is toegewezen. De procedure Ter openbare raadkamer van 04 mei 2005 zijn verzoeker en zijn raadsman verschenen. De officier van justitie, verzoeker en de raadsman zijn in raadkamer gehoord. De raadsman heeft het verzoekschrift toegelicht en daarbij gepersisteerd. De officier van justitie heeft opgemerkt dat de kosten raadsman dienen te worden verminderd en heeft daartoe het volgende opgemerkt. Gedurende de inverzekeringstelling heeft de raadsman zijn kosten gedeclareerd op basis van de door de raad voor rechtsbijstand verleende piketvergoeding. Na verzoekers invrijheidstelling, 23 juli 2004, zijn de raadsman en verzoeker op betalende basis verder gegaan. De in hoger beroep gevoerde procedure met betrekking tot de afwijzing van de rechter-commissaris van het bevel inbewaringstelling, valt nog onder de piketregeling. De raadsman had de kosten daarvan bij de raad voor rechtsbijstand kunnen declareren. De beoordeling Het verzoekschrift is tijdig ingediend, immers binnen drie maanden na beëindiging van de zaak. De zaak is geëindigd zonder oplegging van straf of maatregel en zonder dat toepassing is gegeven aan artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht. Derhalve is voldaan aan de voorwaarde voor het kunnen toekennen van een vergoeding. De officier van justitie is van oordeel dat de kosten rechtsbijstand dienen te worden verminderd met de kosten gemaakt ten behoeve van de behandeling van het door de officier van justitie ingestelde hoger beroep tegen de afwijzing door de rechter-commissaris van de vordering inbewaringstelling. Verzoekers raadsman heeft direct na de vrijlating van verzoeker een verzoek bij de Raad voor de Rechtsbijstand ingediend om extra uren te mogen maken. Voorts werd een reguliere toevoeging aangevraagd. Beide verzoeken van de raadsman zijn door de Raad afgewezen. Dat verzoeker met de raadsman overeenkomt dat bijstand op betalende basis zal worden verleend na deze afwijzing van de Raad acht de rechtbank terecht. Ook acht de rechtbank het terecht dat de kosten raadsman, gemaakt vanaf de vrijlating van verzoeker, 23 juli 2004, aan verzoeker in rekening worden gebracht. Dat de raadsman de gemaakte kosten wat betreft de behandeling van de beslissing van de raadkamer in hoger beroep zoals hiervoor omschreven, niet bij de Raad voor Rechtsbijstand heeft gedeclareerd is een keuze van verzoeker en zijn raadsman, welke hen vrijstaat. De rechtbank acht daarom toewijzing van de kosten raadsman zoals verzocht hier op zijn plaats. Met betrekking tot de kosten gemaakt in verband met de indiening van onderhavig verzoekschrift, wordt vastgesteld dat voor het indienen van een verzoekschrift zonder dat een behandeling ter zitting noodzakelijk is, een vergoeding van € 230,- exclusief BTW de gebruikelijke vergoeding is. Wanneer een behandeling ter zitting noodzakelijk wordt geacht is een vergoeding van € 455,- exclusief BTW de gebruikelijke vergoeding. De raadsman heeft, nu een behandeling ter zitting kennelijk noodzakelijk werd bevonden, het standaardbedrag verzocht. De rechter zal, gezien vorenstaande een bedrag van € 455,- vermeerderd met 19% BTW, zijnde € 540,- toewijzen. Alle omstandigheden in aanmerking genomen, zijn er gronden van billijkheid aanwezig voor het toekennen van een vergoeding zoals hierboven overwogen. De rechtbank zal een vergoeding van € 5.680,80 toewijzen. De rechtbank zal derhalve beslissen als hierna te melden en neemt daarbij de desbetreffende wetsarti-kelen in aanmerking. De beslissing Kent aan [verzoeker] voornoemd een vergoeding toe uit ’s Rijks kas ten bedrage van € 5680,80 (zegge: vijfduizendzeshonderdtachtig euro en tachtig eurocent). Gelast de griffier van deze rechtbank om aan [verzoeker] voornoemd uit te betalen de somma van € 5680,80 (zegge: vijfduizendzeshonderdtachtig euro en tachtig eurocent). Beveelt de tenuitvoerlegging van deze beslissing, nadat deze ik kracht van gewijsde is gegaan door overmaking op rekeningnummer 93.06.47.424 ten name van de Derdengeldrekening van Ganzeboom Driessen Van Ojen advocaten ovv [naam]/OM. Deze beslissing is gegeven door mr. J.P. Bordes, rechter, in tegenwoordigheid van mr. M.C.A. Plantega, griffier, en uitgesproken in openbare raadkamer van de rechtbank van 01 juni 2005.