Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AT6910

Datum uitspraak2005-04-28
Datum gepubliceerd2005-06-08
RechtsgebiedHandelszaak
Soort ProcedureVerzet
Instantie naamRechtbank 's-Hertogenbosch
Zaaknummers359918
Statusgepubliceerd
SectorSector kanton


Indicatie

Nietige dagvaarding. Wel beslissing op oorspronkelijke eis


Uitspraak

RECHTBANK 's-HERTOGENBOSCH KANTONRECHTER te 's-HERTOGENBOSCH zitting : 28 april 2005 rolno : 6734/04 zaakno : 359918 VONNIS in de zaak van: [opposant]; wonende te [adres] (Duitsland); opposant bij verzetdagvaarding van 5 augustus 2004; gemachtigde: Mr. M. Janse; tegen [geoppos[geopposeerde]; gevestigd te Amsterdam; geopposeerde; gemachtigde: Mr. J.W. Bloem. DE PROCEDURE Geopposeerde [geoppo[geopposeerde]] heeft opposant ([opposant]) bij dagvaarding van 24 februari 2004 ge-daagd voor de kantonrechter te 's-Hertogenbosch. De dagvaarding ging vergezeld van daarin vermelde producties. [opposant] is op de dagvaarding niet versche-nen waarna de kantonrech-ter bij verstekvonnis van 11 maart 2004 op de vordering heeft beslist. Tegen dit vonnis is [opposant] in verzet gekomen met een dagvaarding, waarbij producties waren gevoegd. [geopposeerde] heeft vervolgens onder overlegging van producties geantwoord in oppo-sitie door middel van een stuk dat het opschrift "conclusie van repliek in oppositie" draagt. [opposant] heeft daarop gereageerd met een "conclusie van repliek in oppositie" welke eveneens vergezeld ging van enkele producties. Daarna heeft [geopposeerde] nog een "akte uitlating producties" genomen. De kantonrechter heeft ten slotte bepaald dat uitspraak zal worden gedaan. HET GESCHIL EN DE BEOORDELING 1. inleiding 1.1 In deze zaak doet zich het volgende voor. Op 16 maart 2001 tekende [opposant] een con-tract met [geopposeerde] inzake de verhuur van een aantal roerende zaken. [geopposeerde] heeft in verband daarmee [opposant] een factuur gezonden waarbij een huurbedrag in rekening werd gebracht alsmede een bedrag terzake van niet teruggegeven zaken. De factuur die (omgerekend in euro's) sluit op een be-drag van € 342,96 is onbetaald gebleven. Bij inleidende dagvaarding heeft [geopposeerde] als hoofdsom dit factuurbedrag gevorderd. Daarnaast heeft zij, onder verwijzing naar de toepasselijke huurvoor-waarden, een bedrag gevorderd van € 170,17 terzake van buitengerechtelijke incassokosten met de BTW over dat bedrag ad € 32,33 BTW. Ook vorderde zij vertragingsrente tot de dag der voldoe-ning, tot aan 28 november 2003 berekend op een bedrag van € 153,99. Aldus vorderde [geopposeerde] dat de kantonrechter gedaagde [opposant] zou veroordelen bij vonnis, voorzover mogelijk uitvoer-baar bij voorraad, tot voldoening van een bedrag van € 699,45 te vermeerderen met de contractuele rente (ad 1,5% per maand) over € 342,96 vanaf 28 november 2003 tot aan de dag der volledige voldoening; met veroordeling van [opposant] in de proceskosten. 1.2 In het bestreden vonnis is [opposant] bij verstek veroor-deeld om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan [geopposeerde] te betalen de somma van € 632,95, met de contractuele rente ad 1,5% per maand over € 342,96 vanaf 28 november 2003 tot de dag der voldoening; tevens werd hij veroordeeld in de proceskosten die aan de zijde van [geopposeerde] tot aan het vonnis werden begroot op € 304,40, in welk bedrag was begrepen een (niet met BTW belaste) bijdrage in het salaris (van de gemachtigde) ad € 90,00. Het vonnis werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard. Hetgeen meer of anders was gevorderd werd afgewezen. 1.3 Op 30 maart 2004 is de grosse van bedoeld verstekvonnis aan [opposant] betekend op dezelf-de wijze en op hetzelfde adres als eerder ook al de inleidende dagvaarding was betekend, te weten door deze in gesloten envelop achter te laten op het veronderstelde woonadres va[adres]r[x] te 's-Hertogenbosch. Ter executie van het vonnis is op 6 mei 2004 executo-riaal derden-beslag gelegd op vorderingen die [opposant] op het Uitvoeringsinstituut Werkne-mersverzekeringen mocht hebben of zou verkrijgen. Op 10 mei 2004 is aan [opposant] een af-schrift van het proces-verbaal der beslaglegging betekend, wederom op gelijke wijze en op hetzelf-de adres als waarop de eerdere betekeningen hadden plaatsgevonden. Op 1 juni 2004 ontving [opposant] een schrijven van het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen, waarin hem werd meegedeeld dat beslag gelegd was op zijn uitkering. Op 14 juni 2004 heeft [opposant] het betrok-ken deurwaarderskantoor een schrijven doen toekomen met de vraag hem een afschrift van de stukken op grond waarvan de beslaglegging had plaatsgevonden toe te zenden. 1.4 Uit de overgelegde processtukken en de daarbij behorende producties blijkt dat [opposant] in de loop der tijd op verschillende adressen heeft gewoond. Ten tijde van het sluiten van het huur-contract in 2001 woonde hij op het adres [adres] te 's-Hertogenbosch. Nadien is hij blijkens gemeentelijke informatie, tot 16 mei 2003, ingeschreven geweest op het adres [adres] aldaar. Van 16 mei 2003 tot 31 december 2003 woonde hij in de gemeente Rog-gel en Neer en sedert de laatstvermelde datum woont hij in Duitsland waar hij zich (op 6 januari 2004) heeft laten inschrijven op zijn huidige adres, [adres]. De inlei-dende dagvaarding, die op 24 februari 2004 aan de [adres] te 's-Hertogen-bosch is uitgebracht, is dus bezorgd op een adres waar [opposant] toen al lang niet meer woonde. 1.5 [opposant] heeft zich beroepen op de nietigheid van de dagvaarding, die hem niet volgens de voorschriften der wet is betekend en hem ook niet tijdig heeft bereikt. Hij meent dat hij door de foute betekening van de dagvaarding onredelijk is benadeeld. Hij wijst er op dat hem de kans is ontnomen om tijdig verweer te voeren; er is een verstekvonnis gevolgd met een daarop volgende executie; de kosten zijn opgelopen, de rente is doorgelopen en hij heeft geen keuze gehad hoe hij een en ander zou betalen, daar hij als gevolg van het gelegde executoriaal beslag gewoon gekort is op zijn uitkering. 1.6 In de verzetdagvaarding vordert [opposant], zakelijk weergegeven: primair, hem te ontheffen van de veroordeling neergelegd in voormeld vonnis van 11 maart 2004 en de vorderingen van Bo-rent alsnog af te wijzen als onjuist en ongegrond; subsidiair, in elk geval de vordering betreffende de incassokosten en de rente af te wijzen; met veroordeling van [geopposeerde] in de kosten van het verzet. 2. de tijdigheid van het verzet 2.1 Door [opposant] is gesteld dat de termijn voor het instellen van verzet overeenkomstig het be-paalde in artikel 143 van het Wetboek van burgerlijke rechtsvordering een aanvang heeft genomen op 14 juni 2004 toen hij de deurwaarder afschrift vroeg van de stukken op grond waarvan de be-slaglegging heeft plaatsgevonden, zijnde een daad waaruit bleek dat de aangevangen tenuitvoerleg-ging van het vonnis hem bekend was. 2.2 Door [geopposeerde] is de tijdigheid van het verzet niet bestreden. Er is ook niet gebleken van enig feit op grond waarvan zou moeten worden aangenomen dat de verzettermijn eerder dan op 14 juni 2004 een aanvang heeft genomen. Derhalve mag er van worden uitgegaan dat het verzet door de in Duitsland woonachtige [opposant] tijdig is ingesteld. 3. De nietigheid van de inleidende dagvaarding. 3.1 [geopposeerde] heeft – terecht – niet bestreden dat de dagvaarding niet met inachtneming van de wette-lijke voorschriften is betekend, maar meent dat haar terzake geen verwijt treft aangezien het in haar visie op de weg van [opposant] had gelegen haar zijn adreswijzigingen door te geven. Van een onredelijke benadeling van [opposant] zou niet mogen worden gesproken, omdat hij het min of meer aan zichzelf te wijten heeft dat de dagvaarding niet aan het juiste adres is uitgebracht. [geopposeerde] heeft bij haar eis gepersisteerd. 3.2 Het standpunt van [geopposeerde] wordt door de kantonrechter verworpen. De dagvaarding dient zonder twijfel nietig te worden verklaard, nu als gevolg van de verkeerde betekening [opposant] op effectieve wijze de mogelijkheid is onthouden op de dagvaarding in rechte te verschijnen, zijn verweer voor te dragen en/of regelingen met [geopposeerde] te treffen, en vervolgens is geconfronteerd met een incorrecte executie van het vonnis – de diverse betekeningsexploten zijn eveneens aan een ver-keerd adres uitgebracht – en de daaruit voortvloeiende kosten en nadelen zonder daarop ook maar de minste invloed te hebben kunnen uitoefenen. Wie zijn wederpartij door betekening aan diens woonadres wenst te dagvaarden dient zich te vergewissen van de juistheid van dat adres en kan zich niet verschuilen achter het enkele gegeven dat de wederpartij heeft nagelaten tijdig adreswijzigin-gen door te geven. 4. de gevolgen van de nietigheid der dagvaarding 4.1 Nu de dagvaarding voor nietig moet worden gehouden, kan het op grond van die dagvaarding uitgesproken verstekvonnis niet worden instandgehouden en dient [opposant] overeenkomstig zijn eis te worden ontheven van de tegen hem uitgesproken veroordeling, wat tot gevolg zal hebben dat de kosten van de op dat vonnis gebaseerde tenuitvoerlegging voor rekening van [geopposeerde] zullen blijven. 4.2 De nietigheid van de dagvaarding staat er echter niet aan in de weg dat op de in de dagvaarding opgenomen eis alsnog door de kantonrechter bij vonnis wordt beslist. Beide partijen hebben de ge-legenheid gehad hun standpunten met betrekking tot het geschil naar behoren naar voren te brengen en beiden verlangen ook een uitspraak omtrent hun geschil. 5. het eigenlijke geschil 5.1 Door [opposant] is naar voren gebracht dat het destijdse contract is gesloten ten behoeve van een bouwonderneming die hij samen met een zekere [derde] in firmaverband dreef. [geopposeerde] zou dat ook hebben geweten. [opposant] stelt er vanuitgegaan te zijn dat [derde] zou zorgdragen voor de afwikkeling van het contract met [geopposeerde], nadat de beide compagnons uiteengegaan waren. Hij zou [derde] ook gevraagd hebben dat te doen en niet hebben kunnen voorzien dat deze aan zijn verzoek geen gevolg zou geven. 5.2 Uit de overgelegde kopie van het contract blijkt dat [opposant] op eigen naam heeft gecon-tracteerd. Hij is derhalve persoonlijk tot nakoming gehouden. Daaraan doet niet af dat [geopposeerde] mo-gelijk heeft geweten dat [opposant] het huurcontract sloot ten behoeve van werkzaamheden die hij in een voor gezamenlijke rekening met [derde] gedreven bouwonderneming verrichtte. De hoofdsom zal derhalve zonder meer door hem moeten worden betaald. 5.3 [opposant] heeft gesteld niet belast te kunnen worden met vertragingsrente en incassokosten, omdat hij van de vordering, althans het uitblijven van de betaling geen weet zou hebben gehad. In dit verband heeft hij zich er op beroepen dat hij ook geen aanmaningen heeft ontvangen, mogelijk als gevolg van het feit dat hij aan de [adres] niet op nummer [nummer], maar op nummer [nummer]B zou hebben gewoond. 5.4 De kantonrechter acht [opposant] wel degelijk aansprakelijk voor de rente en kosten. Als contractspartij was hij verantwoordelijk voor een correcte afwikkeling van het contract. Blijkens de gedingstukken heeft hij, terwijl hij bekend was met de vordering van [geopposeerde], dit overgelaten aan zijn voormalige compagnon, die deze zaak kennelijk niet correct heeft afgewerkt. Dat feit komt voor rekening en risico van [opposant]. Indien [opposant] op de hoogte had willen blijven van de afwikkeling der kwestie had hij [geopposeerde] zijn nieuwe adres(sen) kunnen doorgeven. Dat heeft hij niet gedaan. Ook het argument van [opposant] dat het juiste huisnummer op de [adres] niet [nummer] zou zijn geweest, maar [nummer]B was kan hem niet baten. [geopposeerde] was aangewezen op in-formatie van de gemeente 's-Hertogenbosch, bij welke gemeente kennelijk het nummer [nummer] stond geregistreerd. 5.5 Nu de omvang van de in rekening gebrachte rente en kosten niet, althans niet gemotiveerd is betwist kunnen beide posten worden toegewezen, met dien verstande dat (zoals ook in het verstek-vonnis reeds werd overwogen) nu niet is gesteld dat de BTW voor [geopposeerde] geen verrekenpost is, de medegevorderde BTW over de buitengerechtelijke incassokosten aan [geopposeerde] zal worden ontzegd, terwijl de buitengerechtelijke kosten slechts zullen worden toegewezen overeenkomstig het staf-feltarief kantonrechter, in casu tot een bedrag van € 136,00. 6. de proceskosten In aanmerking genomen de partiële gegrondheid van het verzet en het feit dat [opposant] voor wat betreft de tegen hem ingestelde vordering als de, in hoofdzaak, in het ongelijk gestelde partij is te beschouwen, zullen de proceskosten worden gecompenseerd. De kantonrechter neemt hierbij in aanmerking dat [opposant] bij het aanwenden van het rechtsmiddel van verzet, gelet op de inmid-dels aangevangen, doch verkeerd ingezette executie van het vonnis en de daaraan verbonden kosten, een gerechtvaardigd belang had bij het verzet, welk belang qua omvang het belang van de tegen hem ingestelde vordering oversteeg. DE BESLISSING De kantonrechter, rechtdoende: ontheft opposant [opposant] van de veroordeling, tegen hem uitgesproken bij het bij verstek gewezen vonnis van de kantonrechter van 11 maart 2004 (zaakno. 335652; rolno 04-1542); en opnieuw rechtdoende: veroordeelt opposant [opposant] om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan geopposeerde [geopposeerde] te betalen de somma van € 632,95, met de contractuele rente ad 1,5% per maand over € 342,96 vanaf 28 november 2003 tot de dag der voldoening; verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad; compenseert de proceskosten aldus dat iedere partij de eigen kosten dragen zal; ontzegt het meer of anders gevorderde. Dit vonnis is gewezen door de kantonrechter Mr. M.F.A.M. Povel. Het is uitgesproken ter openbare terechtzitting van 28 april 2005 in tegenwoordigheid van de griffier. coll: