Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AT7114

Datum uitspraak2005-06-09
Datum gepubliceerd2005-06-09
RechtsgebiedHandelszaak
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Instantie naamRechtbank Alkmaar
Zaaknummers230/2005
Statusgepubliceerd
SectorVoorzieningenrechter


Indicatie

Beslissing omtrent begroting declaratie aangehouden. Verzoekster heeft nagelaten eerst een verzoek tot begroting van de declaraties bij de Raad van Toezicht in te dienen.


Uitspraak

RECHTBANK TE ALKMAAR Sector civiel recht KV RK nummer: 230/2005 datum: 9 juni 2005 Beschikking van de voorzieningenrechter, in de zaak van: [verzoekster], gevestigd en kantoor houdende te [plaatsnaam], VERZOEKSTER, procureur mr. N.A.M. Oor, tegen: [gerekwestreerde], wonende te [plaatsnaam], GEREKWESTREERDE, gemachtigde mr. A.J. Traverso, werkzaam bij Arag Rechtsbijstand. Partijen zullen verder ook worden genoemd "[verzoekster]" respectievelijk "[gerekwestreerde]". 1. HET VERLOOP VAN HET GEDING Op 19 april 2005 is bij het bureau voorzieningenrechter van deze rechtbank ingekomen een verzoekschrift van [verzoekster], strekkende tot de begroting van een tweetal door haar aan [gerekwestreerde] verzonden declaraties. Een afschrift van het verzoekschrift is aan deze beslissing gehecht en geldt als hier ingelast. [gerekwestreerde] heeft te kennen gegeven op het verzoek te willen worden gehoord. Op 2 juni 2005 heeft dan ook de mondelinge behandeling plaatsgevonden. [gerekwestreerde] heeft het verzoek bestreden. Na verder debat hebben partijen de stukken, waaronder van beide zijden pleitnotities, overgelegd. Vervolgens is de datum van de beschikking bepaald op heden. 2. DE GRONDEN VAN DE BESLISSING [gerekwestreerde] heeft als meest verstrekkende verweer tegen het verzoek van [verzoekster] aangevoerd dat de onderhavige procedure prematuur is, omdat [verzoekster] heeft nagelaten eerst een verzoek tot begroting declaratie voor te leggen aan de Raad van Toezicht, overeenkomstig artikel 32 van de Wet tarieven in burgerlijke zaken. [verzoekster] heeft tegen het verweer van [gerekwestreerde] aangevoerd dat het laten begroten van een declaratie door de Raad van Toezicht niet verplicht is, maar dat het oordeel van de Raad van Toezicht te beschouwen is als een advies afkomstig van een deskundige. Het achterwege blijven van een advies op grond van artikel 32 van vorenbedoelde wet brengt niet mee dat de weg van artikel 33 van diezelfde wet niet openstaat, alles aldus [verzoekster]. Dit betoog van [verzoekster] faalt. Immers, uit de parlementaire geschiedenis uit 1844 van de Wet tarieven in burgerlijke zaken blijkt dat de "de begrooting, in geval van verschil, aan de raden van discipline" is opgedragen en dat "slechts in geval partijen met die begrooting nog geen genoegen mogten kunnen nemen, den regter ter beslissing" is aangewezen. Verder blijkt daaruit dat het beoordeelen, "en het beloop der rekening, zoo noodig bij de begrooting volgens dien maatstaf te reduceren" eigenlijk alleen het werk van de raden van toezicht kan zijn, "die uit de oudsten en met de practijk meest bekende leden der balie zijn samengesteld. Eindelijk blijft, door de gegevene bevoegdheid om zich bij den gewonen regter tegen de begrootingen der raden te voorzien, de gelegenheid nog altijd voor cliƫnt bestaan, om den in zijne oogen alleen onpartijdigen regter te doen beslissen." Uit het vorengaande blijkt dat het destijds de bedoeling van de wetgever is geweest dat eerst een verzoek tot begroting bij de Raad van Toezicht moet worden ingediend, alvorens de begroting ter beoordeling aan de rechter kan worden voorgelegd. Op grond van het vorenstaande wordt de onderhavige zaak voor een periode van zes weken aangehouden, ten einde [verzoekster] in de gelegenheid te stellen alsnog een verzoek bij de Raad van Toezicht in te dienen. 3. DE BESLISSING De voorzieningenrechter: - houdt de zaak pro forma aan tot 21 juli 2005. Gegeven door mr. J.M. Vrakking, voorzieningenrechter van de Rechtbank te Alkmaar op 9 juni 2005, in aanwezigheid van de griffier, mr. F. Vermeij.