Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AT7351

Datum uitspraak2005-05-02
Datum gepubliceerd2005-06-14
RechtsgebiedBestuursrecht overig
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Instantie naamRechtbank 's-Gravenhage
ZaaknummersAWB 04/3164 BESLU
Statusgepubliceerd


Indicatie

[...] Bij binnenkomst hier te lande in 1994 als asielzoeker heeft eiser verklaard te zijn [naam 1], geboren [geboortedatum 1] te [geboorteplaats 1] in Joegoslavië. Op 6 september 1994 heeft eiser bij de opneming van zijn persoonsgegevens in de GBA van de gemeente Nootdorp een gelijkluidende verklaring afgelegd. Ter ondersteuning van deze identiteit heeft eiser - naar hij nu stelt- een valse militaire oproepkaart overgelegd. Eiser heeft sindsdien van deze geregistreerde persoonsgegevens in het maatschappelijk en juridisch verkeer gebruik gemaakt, onder meer staat hij op de geboorteakte van zijn zoon (geboren op 12 juli 1999) met deze persoonsgegevens vermeld. Op 13 november 2000 heeft eiser ten overstaan van een politieambtenaar een verklaring afgelegd over zijn (on)juiste identiteit en zijn beweegredenen om de gestelde valse identiteit voor te wenden. [...] Eiser meent dat zijn verzoek om het opnemen van zijn persoonsgegevens in de GBA ten onrechte is afgewezen.[...] Nu eiser eerder omtrent zijn identiteit een verklaring van een geheel andere inhoud heeft afgelegd alsmede zich jarenlang van die identiteit heeft bediend, dient eiser aan te tonen dat de door hem overgelegde nieuwe documenten op hem betrekking hebben. Het enkel verschaffen van deze documenten, waarbij de rechtbank opmerkt dat er ook nog eens twijfels bij verweerder bestaan over de juistheid van het paspoort, is daartoe onvoldoende. Gelet hierop heeft eiser niet aangetoond dat de in de GBA geregistreerde gegevens onjuist zijn, zodat verweerder het wijzigingsverzoek ingevolge artikel 82, eerste lid, van de Wet GBA, terecht heeft geweigerd. [...]

Uitspraak in hoger beroep bevestigd; LJN AU9809.



Uitspraak

Rechtbank 's-Gravenhage sector bestuursrecht tweede afdeling, enkelvoudige kamer Reg. nr. AWB 04/3164 BESLU UITSPRAAK als bedoeld in artikel 8:77 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) Uitspraak in het geding tussen [eiser], wonende te [woonplaats], eiser, en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Pijnacker-Nootdorp, verweerder. Ontstaan en loop van het geding Bij brief van 9 september 2003 heeft eiser verweerder verzocht zijn geregistreerde persoonsgegevens in de Gemeentelijke Basisadministratie Persoonsgegevens (GBA) van [naam 1], geboren op [geboortedatum 1] te [geboorteplaats 1] in Joegoslavië te wijzigen in [naam 2], geboren op [geboortedatum 2] te [geboorteplaats 2] in Macedonië. Bij besluit van 8 oktober 2003 heeft verweerder dit verzoek afgewezen. Tegen dit besluit heeft eiser bij brief van 17 november 2003 bij verweerder bezwaar gemaakt. Bij besluit van 10 juni 2004 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiser ongegrond verklaard. Tegen dit besluit heeft eiser bij brief van 22 juli 2004 beroep ingesteld. Verweerder heeft de op de zaak betrekking hebbende stukken overgelegd en een verweerschrift ingediend. Het beroep is op 15 april 2005 ter zitting behandeld. Eiser is in persoon verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde, mr. I.J.L. Daemen, advocaat te 's-Gravenzande. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde, de heer T. Turfboer. In geding is de vraag of het bestreden besluit van 10 juni 2004 in rechte stand kan houden. Feiten Bij binnenkomst hier te lande in 1994 als asielzoeker heeft eiser verklaard te zijn [naam 1], geboren [geboortedatum 1] te [geboorteplaats 1] in Joegoslavië. Op 6 september 1994 heeft eiser bij de opneming van zijn persoonsgegevens in de GBA van de gemeente Nootdorp een gelijkluidende verklaring afgelegd. Ter ondersteuning van deze identiteit heeft eiser - naar hij nu stelt- een valse militaire oproepkaart overgelegd. Eiser heeft sindsdien van deze geregistreerde persoonsgegevens in het maatschappelijk en juridisch verkeer gebruik gemaakt, onder meer staat hij op de geboorteakte van zijn zoon (geboren op 12 juli 1999) met deze persoonsgegevens vermeld. Op 13 november 2000 heeft eiser ten overstaan van een politieambtenaar een verklaring afgelegd over zijn (on)juiste identiteit en zijn beweegredenen om de gestelde valse identiteit voor te wenden. Naar aanleiding van zijn verzoek om wijziging van zijn geregistreerde persoonsgegevens heeft eiser de volgende bewijsstukken bij verweerder overgelegd: - het proces-verbaal van verhoor van 13 november 2000; - een op 22 januari 2003 aan [naam 2], geboren op [geboortedatum 2] te [geboorteplaats 2] in Macedonië afgegeven paspoort door de Macedonische autoriteiten; - een Macedonisch uittreksel geboorteregister met deze persoonsgegevens; - een Macedonisch nationaliteitsbewijs met genoemde persoonsgegevens. Standpunten partijen Verweerder heeft aan het besluit om eisers verzoek om een wijziging van de in de GBA geregistreerde persoonsgegevens ter motivering neergelegd het advies van de Commissie Behandeling Bezwaarschriften van 24 mei 2004. Onder verwijzing naar artikel 34, artikel 79 en artikel 82 van de Wet GBA, is in dit advies gesteld dat eisers identiteit niet kan worden vastgesteld vanwege de grote verschillen tussen de geregistreerde gegevens en de door eiser overlegde nieuwe gegevens. Eiser meent dat zijn verzoek om het opnemen van zijn persoonsgegevens in de GBA ten onrechte is afgewezen. Allereerst meent eiser dat zijn verzoek dient te worden aangemerkt als een verzoek om een eerste inschrijving en niet als een verzoek om de wijziging van de reeds geregistreerde gegevens, omdat deze laatste gegevens niet zijn ontleend aan een geldig brondocument als bedoeld in de Wet GBA. Verder brengt eiser naar voren dat [eiser] een valse identiteit betreft, waarvan hij gebruik heeft gemaakt om zijn verblijf in Nederland voor zijn familie verborgen te houden. Eiser meent dat hij genoegzaam heeft aangetoond dat de gegevens, waaronder hij in de GBA staat geregistreerd onjuist zijn, alsmede wat zijn werkelijke identiteit is. Het geboorte-uittreksel betreft een meertalige akte van de Burgerlijk stand, dat ingevolge het Verdrag van Wenen als geldig document kan worden aanvaard en geen legalisatie behoeft. Verder heeft hij een Macedonisch paspoort en een inmiddels gelegaliseerd nationaliteitsbewijs overgelegd. Alhoewel eiser als asielzoeker naar Nederland is gekomen, kon hij zich zonder problemen tot de Macedonische autoriteiten wenden teneinde deze documenten te verkrijgen, omdat eiser zijn land heeft verlaten in verband met problemen met zijn familie en niet met de autoriteiten, aldus eiser. Eiser stelt dat de door hem aangeleverde bescheiden geldige documenten zijn, zoals bedoeld in de Wet GBA. Volgens eiser dient dan ook van de juistheid van de daarin vermelde persoonsgegevens te worden uitgegaan. De huidige situatie levert voor eiser - onder meer bij het reizen - problemen op. Ook zou eiser graag zijn zoon de achternaam [naam 2] geven. Tenslotte verzoekt eiser de rechtbank om rekening te houden met de omstandigheid dat sprake is van een onredelijke overschrijding van de beslistermijn door verweerder. Wettelijk kader Ingevolge artikel 36, tweede lid, van de Wet GBA worden de gegevens over de burgerlijke staat, indien zij feiten betreffen die zich buiten Nederland hebben voorgedaan, ontleend aan een geschrift als bedoeld onder a, bij gebreke hiervan aan een geschrift als bedoeld onder b of c, bij gebreke ook hiervan aan een geschrift als bedoeld onder d en bij gebreke ten slotte ook hiervan aan een geschrift als bedoeld onder e: a. een akte over het desbetreffende feit, die is opgenomen in de registers van de Nederlandse burgerlijke stand; b. een in Nederland gedane rechterlijke uitspraak over het desbetreffende feit die in kracht van gewijsde is gegaan; c. een buiten Nederland overeenkomstig de plaatselijke voorschriften door een bevoegde instantie opgemaakte akte die ten doel heeft tot bewijs te dienen van het desbetreffende feit, of een over dat feit gedane rechterlijke uitspraak, of bij gebreke daarvan een akte van bekendheid of beëdigde verklaring, bedoeld in artikel 45 van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek; d. een geschrift dat overeenkomstig de plaatselijke voorschriften is opgemaakt door een bevoegde instantie, waarin het desbetreffende feit is vermeld; e. een verklaring die betrokkene ten overstaan van een door het college van burgemeester en wethouders aangewezen ambtenaar onder eed of belofte heeft afgelegd, die op schrift is gesteld en door betrokkene is ondertekend. Ingevolge artikel 77, eerste lid, van de Wet GBA - voorzover hier van belang - is degene die ingevolge deze afdeling in persoon verschijnt bij het college van burgemeester en wethouders, verplicht desgevraagd met het oog op de vaststelling van zijn identiteit een op hem betrekking hebbend document over te leggen als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht. Ingevolge artikel 79, vierde lid, van de Wet GBA, zorgt het college van burgemeester en wethouders voor een deugdelijke vaststelling van de identiteit van verzoeker. Ingevolge artikel 82, eerste lid, van de Wet GBA voldoet het college van burgemeester en wethouders binnen vier weken kosteloos aan het verzoek van betrokkene hem betreffende gegevens in de basisadministratie te verbeteren, aan te vullen of te verwijderen, indien deze feitelijk onjuist dan wel onvolledig zijn of in strijd met een wettelijk voorschrift worden verwerkt. Het verzoek bevat de aan te brengen wijzigingen. Ingevolge artikel 82, tweede lid, van de Wet GBA geeft het college van burgemeester en wethouders aan het verzoek uitvoering met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de eerste afdeling van dit hoofdstuk. Ingevolge artikel 82, vierde lid, van de Wet GBA wordt - voor zover hier van belang - artikel 79, vierde lid, van overeenkomstige toepassing verklaard. Ingevolge artikel 83, aanhef en onder f, van de Wet GBA wordt een beslissing van het college van burgemeester en wethouders om niet te voldoen aan een verzoek als bedoeld in de artikelen 79 tot en met 82 gelijkgesteld met een besluit in de zin van de Algemene wet bestuursrecht. Oordeel van de rechtbank De rechtbank overweegt allereerst dat verweerder terecht eisers verzoek tot registratie van de persoonsgegevens van [naam 2] heeft aangemerkt als een verzoek om wijziging van de geregistreerde gegevens en niet als een verzoek om eerste inschrijving. Eiser staat immers al in de GBA geregistreerd. Dat deze registratie niet aan de hand van een geldig brondocument heeft plaatsgevonden, doet aan het voorgaande niet af. Voorop staat dat de gegevens in de basisadministratie betrouwbaar en duidelijk moeten zijn. De gebruikers van de gegevens moeten erop kunnen vertrouwen dat de gegevens in beginsel juist zijn. Deze algemene en fundamentele functie van het GBA brengt met zich dat de gegevens aan hoge eisen van betrouwbaarheid en duidelijkheid dienen te voldoen. Bezien in het licht van die betrouwbaarheid kunnen in de GBA geregistreerde gegevens slechts onder omstandigheden, na overtuigend bewijs en uitsluitend indien daartoe een door de wet aangewezen geschikt document wordt overgelegd, worden gewijzigd (zie onder meer de uitspraken van Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 19 mei 2004, nr. 200306622/1 en van 23 juni 2004, nr. 200308589/1, zoals gepubliceerd op www.Rechtspraak.nl). Vaststaat dat de persoonsgegevens van eiser in de GBA zijn geregistreerd op basis van zijn eigen verklaring, alsmede op basis van een - naar eiser stelt - valse oproepkaart voor de militaire dienst. Verder staat vast dat eiser gedurende een groot aantal jaren gebruik heeft gemaakt van de persoonsgegevens van [eiser] in het maatschappelijk en juridisch verkeer, onder meer bij de aangifte van de geboorte van zijn zoon. Ingevolge de hiervoor genoemde jurisprudentie van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State ligt - mede gelet op het bepaalde van artikel 77, eerste lid, van de Wet GBA - de bewijslast omtrent de vaststelling van de identiteit bij eiser. Nu eiser eerder omtrent zijn identiteit een verklaring van een geheel andere inhoud heeft afgelegd alsmede zich jarenlang van die identiteit heeft bediend, dient eiser aan te tonen dat de door hem overgelegde nieuwe documenten op hem betrekking hebben. Het enkel verschaffen van deze documenten, waarbij de rechtbank opmerkt dat er ook nog eens twijfels bij verweerder bestaan over de juistheid van het paspoort, is daartoe onvoldoende. Gelet hierop heeft eiser niet aangetoond dat de in de GBA geregistreerde gegevens onjuist zijn, zodat verweerder het wijzigingsverzoek ingevolge artikel 82, eerste lid, van de Wet GBA, terecht heeft geweigerd. Aan de stelling van eiser dat de overgelegde documenten moeten worden aangemerkt als geldige brondocumenten, komt de rechtbank gelet op het hiervoor overwogene niet toe. Eiser heeft nog gewezen op de ruime overschrijding door verweerder van de wettelijke termijn voor het nemen van een beslissing op bezwaar. De rechtbank overweegt dat eiser hiertegen de voorhanden zijnde rechtsmiddelen had kunnen aanwenden, maar dit heeft nagelaten. Overigens kan de termijnoverschrijding in de beoordeling van deze zaak geen rol spelen. Het beroep is ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding. Beslissing De Rechtbank 's-Gravenhage, RECHT DOENDE: verklaart het beroep ongegrond. Rechtsmiddel Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Aldus gegeven door mr. C. Fetter en in het openbaar uitgesproken op 2 mei 2005, in tegenwoordigheid van de griffier mr. F.R. Schouten-Korwa.