Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AT7371

Datum uitspraak2005-06-02
Datum gepubliceerd2005-06-15
RechtsgebiedVreemdelingen
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
ZittingsplaatsRotterdam
Instantie naamRechtbank 's-Gravenhage
ZaaknummersAWB 05/12072
Statusgepubliceerd


Indicatie

Aanwijzing op grond van artikel 57 Vw 2000 / vertrekcentrum / Verdrag inzake de Rechten van het Kind. Het besluit waarbij eiseres de aanwijzing is gegeven op grond van artikel 57 Vw 2000 is bevoegd genomen. De (opvang)voorzieningen zijn niet beëindigd. Uitgangspunt is dat eiseres dient terug te keren naar Sierra Leone samen met haar zoon. Verweerder kan een aanwijzing ex artikel 57 Vw 2000 geven om de uitzetting van eiseres en haar zoon te bewerkstelligen. Bij zijn besluitvorming in het kader van artikel 57 Vw 2000 heeft verweerder de door eiseres vermelde belangen, die vooral zijn gelegen in de continuering van de speciale scholing en de hulpverlening voor haar minderjarige zoon gedurende hun verblijf in Nederland, naar het oordeel van de rechtbank niet hoeven te betrekken. De maatregel is opgelegd met als doel de terugkeer van eiseres met haar zoon naar Sierra Leone, in welk geval aan voormelde scholing en hulpverlening in Nederland evenzeer een einde zal komen. Naar het oordeel van de rechtbank is verweerder evenmin op grond van artikel 3 IVRK gehouden de belangenafweging te verrichten met een uitkomst die eiseres voorstaat. De rechtbank acht geen grond aanwezig voor het oordeel dat verweerder niet aan eiseres de aanwijzing op grond van artikel 57 Vw 2000 heeft kunnen geven om zich op te houden in het vertrekcentrum te Vlagtwedde. Beroep ongegrond.


Uitspraak

Rechtbank ’s-Gravenhage sector bestuursrecht vreemdelingenkamer, enkelvoudig nevenzittingsplaats Rotterdam __________________________________________________ UITSPRAAK __________________________________________________ Reg.nr. : AWB 05/12072 Inzake : A, eiseres, V-nummer 070.205.3108, gemachtigde mr. R. Veerkamp, advocaat te Utrecht, tegen : de Minister voor Vreemdelingenzaken en Integratie, verweerder, gemachtigde mr. M.R. Verdoner. I. PROCESVERLOOP 1. Eiseres, geboren op [...] 1974, bezit de Sierra Leoonse nationaliteit. Op 11 maart 2005 is eiseres een aanwijzing gegeven op grond van artikel 57 van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw 2000). Eiseres is medegedeeld dat op 21 maart 2005 de (opvang)voorzieningen worden beëindigd en dat vanaf die dag aan haar de verplichting wordt opgelegd om zich voor terugkeer op te houden in het vertrekcentrum te Vlagtwedde, alwaar eiseres zich dient te gedragen overeenkomstig de aan haar gegeven aanwijzingen. Eiseres is de verplichting opgelegd om zich tweemaal daags te melden bij de vreemdelingenpolitie op het vertrekcentrum. Hiertegen heeft eiseres bij brief van 17 maart 2005 beroep ingesteld. 2. De openbare behandeling van het beroep heeft plaatsgevonden op 15 april 2005. Partijen hebben zich ter zitting laten vertegenwoordigen door hun gemachtigden. Het onderzoek ter zitting is geschorst teneinde verweerder in de gelegenheid te stellen om na te gaan of het Centraal orgaan Opvang Asielzoekers (COA) al dan niet eiseres heeft aangezegd dat de opvang in het asielzoekerscentrum (AZC) te Culemborg zal worden beëindigd. 3. Op 18 april 2005 heeft verweerder zijn reactie aan de rechtbank en aan de gemachtigde van eiseres doen toekomen. 4. Diezelfde dag heeft de gemachtigde van eiseres hierop gereageerd. 5. Partijen hebben toestemming verleend voor het achterwege laten van een nadere zitting. De gemachtigde van eiseres op 29 april 2005 en verweerder op 2 mei 2005. 6. Bij brief van 30 mei 2005 heeft de rechtbank aan verweerder de vraag voorgelegd of het besluit van 11 maart 2005 is genomen door een daartoe bevoegde medewerker van verweerder. 7. Verweerder heeft zijn antwoord op de gestelde vraag op 30 mei 2005 aan de rechtbank en aan de gemachtigde van eiseres doen toekomen. 8. Diezelfde dag heeft de gemachtigde van eiseres hierop gereageerd. 9. De rechtbank heeft het onderzoek gesloten. II. OVERWEGINGEN 1.1. Ingevolge artikel 57, eerste lid, van de Vw 2000 kan verweerder de vreemdeling wiens aanvraag om een verblijfsvergunning als bedoeld in artikel 28 is afgewezen de aanwijzing geven zich op te houden in een bepaalde ruimte of op een bepaalde plaats en aldaar de aanwijzingen van de bevoegde autoriteit in acht te nemen, ook indien de beschikking waarbij de aanvraag is afgewezen nog niet onherroepelijk is dan wel het beroep de werking van de beschikking opschort. 1.2. Ingevolge artikel 5.7, eerste lid, van het Vreemdelingenbesluit 2000 (Vb 2000) wordt de aanwijzing bedoeld in artikel 57, eerste lid, van de Vw 2000 zoveel mogelijk gegeven bij de beschikking waarbij de aanvraag tot het verlenen van de verblijfsvergunning, bedoeld in artikel 28 van de Vw 2000, is afgewezen. De aanwijzing wordt met redenen omkleed. 1.3. Ingevolge artikel 5.7, tweede lid, van het Vb 2000 is artikel 5.3 van overeenkomstige toepassing indien de aanwijzing, bedoeld in het eerste lid, gegeven wordt bij afzonderlijke beschikking. 1.4. Ingevolge artikel 5.3, eerste lid, van het Vb 2000 wordt de maatregel waarbij de bewaring op grond van artikel 59 van de Vw 2000 wordt opgelegd gedagtekend en ondertekend; de maatregel wordt met redenen omkleed. Aan de vreemdeling op wie de maatregel betrekking heeft, wordt onmiddellijk een afschrift daarvan uitgereikt. 2.1. Verweerder heeft uiteengezet dat artikel 57 van de Vw 2000 de Minister de bevoegdheid geeft om de afgewezen asielzoeker een aanwijzing te geven om zich op te houden in een bepaalde ruimte of een bepaalde plaats. Aldaar kunnen aanwijzingen worden gegeven zoals een meldplicht. Verweerder verwijst naar hoofdstuk A5/5.2.3. van de Vreemdelingencirculaire 2000. Ten aanzien van de maatregel ex artikel 57 van de Vw 2000 heeft de Minister beleid gemaakt teneinde het vertrek naar het land van herkomst te faciliteren. Verweerder wijst erop dat de asielaanvraag van eiseres is afgewezen bij besluit van 18 juli 2002. Met de afwijzing is tevens het recht op opvang beëindigd. Het tegen voornoemd besluit ingestelde beroep is bij uitspraak van deze rechtbank, nevenzittingsplaats Amsterdam, van 24 maart 2004 ongegrond verklaard. Verweerder is voornemens om eiseres uit te zetten. Op 18 februari 2005 en 11 maart 2005 hebben er gesprekken met eiseres plaatsgevonden over haar vertrek. Op 11 maart 2005 is tevens de aanwijzing ex artikel 57 van de Vw 2000 gegeven. Eiseres dient zich op te houden in het vertrekcentrum te Vlagtwedde. De voorzieningen daar bestaan uit onderdak, zakgeld, medische zorg en onderwijs. Eiseres dient voor de rest zelf te zorgen, waaronder geestelijke zorg en speciaal onderwijs. Verweerder wijst erop dat de zoon van eiseres onderwijs krijgt. Volgens verweerder is er geen strijd met artikel 3 van het Verdrag inzake de rechten van het kind (IVRK). Een beoordeling in het kader van artikel 64 van de Vw 2000 zal worden gedaan zodra een daartoe strekkende aanvraag is ingediend. Verweerder onderkent dat de aanwijzing gevolgen heeft voor eiseres. Niettemin meent verweerder dat, na weging van de belangen, de aanwijzing mocht worden gegeven. Het alternatief is dat eiseres en haar zoon op straat komen te staan. 2.2. In zijn reactie van 18 april 2005 heeft verweerder de rechtbank onder meer medegedeeld dat een medewerker van het COA met eiseres een datum en een tijdstip heeft afgesproken waarop zij zou worden overgeplaatst naar het vertrekcentrum te Vlagtwedde. Eiseres heeft zich op de betreffende dag, op het afgesproken tijdstip, vrijwillig gemeld. Eiseres is niet met hulp van de politie verwijderd. In gevallen waarin er geen sprake is van vrijwillig vertrek, verstrekt het COA een informatieve brief aan de uitgeprocedeerde asielzoeker, waarin wordt vermeld dat de betreffende persoon geen toegang meer heeft tot het terrein van het AZC en dat er - eventueel met hulp van de politie - wordt overgegaan tot verwijdering indien hij of zij op het terrein wordt aangetroffen. 2.3. Op 30 mei 2005 heeft verweerder de rechtbank medegedeeld dat het bestreden besluit is genomen door een daartoe bevoegde ambtenaar. De ambtenaar is (tekenbevoegd) medewerker van de Procesdirectie Terugkeer. De ambtenaar ontleent zijn bevoegdheid tot ondertekening van de aanwijzing aan de in de Staatscourant (Stcrt.) van 13 januari 2004 (nr. 7, pag. 11) gepubliceerde “Lijst van functionarissen Algemene ondermandaatregeling Hoofd IND”. In deze lijst is onder het kopje ‘Procesdirecties algemeen’ een opsomming gegeven van de functionarissen die in alle procesdirecties voorkomen, waaronder de functionaris ‘medewerker’. 3.1. Eiseres kan zich niet verenigen met de aan haar opgelegde verplichtingen. Bij navraag is gebleken dat de aanwijzing ook geldt voor de zoon van eiseres, B, geboren op [...] 1996. Eiseres doet een beroep op artikel 64 van de Vw 2000. Eiseres voert aan dat haar medische situatie en die van haar zoon zich verzet tegen overplaatsing naar het vertrekcentrum te Vlagtwedde. Haar zoon heeft extra aandacht nodig en krijgt bijzondere scholing en begeleiding. De verplaatsing naar Vlagtwedde brengt met zich dat de lopende hulpverlening aan eiseres en haar kind wordt afgebroken en opnieuw zal moeten worden opgebouwd. Eiseres wijst erop dat een adequate hulpverlening gebaat is bij rust. Het opbouwen van vertrouwen tussen de hulpbehoevende en de zorgverleners is van belang. Door het afbreken van de hulpverlening loopt haar kind schade op. Volgens eiseres doen zich bijzondere omstandigheden voor op grond waarvan van plaatsing kan worden afgezien. De medische en andere gegevens hebben echter bij het nemen van het besluit geen enkele rol gespeeld. De belangen van haar kind hebben volgens eiseres evenmin een rol gespeeld bij de besluitvorming. Eiseres acht dit laatste in strijd met artikel 3 van het IVRK. Eiseres merkt op dat gesprekken en maatregelen omtrent haar verwijdering ook kunnen plaatsvinden in het AZC te C. Eiseres geeft aan dat het beroep zich ook richt tegen alle deelbeslissingen zoals de verplichting zich op te houden in het vertrekcentrum te Vlagtwedde, de verplichting zich te gedragen overeenkomstig aanwijzingen, de verplichting om zich tweemaal daags te melden, de beschikbaarheidsverplichting welke niet nader is omschreven en tegen de sanctie op niet naleven van laatstgenoemde verplichting. Tevens vraagt eiseres zich af of de opvangvoorzieningen zijn beëindigd door het daartoe bevoegde orgaan. Volgens eiseres is het COA het daartoe bevoegde orgaan. 3.2. In zijn schrijven van 18 april 2005 geeft de gemachtigde van eiseres aan dat verweerder niet heeft geantwoord op de door de rechtbank gestelde vraag die aanleiding gaf voor de schorsing van het onderzoek ter zitting. Er wordt op gewezen dat de opvang en de voorzieningen niet zijn beëindigd want deze faciliteiten worden geboden in het vertrekcentrum te Vlagtwedde. In het bestreden besluit is aangegeven dat de (opvang) voorzieningen worden beëindigd. Dit is, gelet op het vorenstaande, feitelijk onjuist en het besluit is onbevoegd genomen. De gemachtigde van verweerder is evenmin bevoegd om ter zitting mede te delen dat de voorzieningen zullen worden beëindigd. Volgens eiseres wordt het instellen van beroep tegen een aanwijzing ex artikel 57 van de Vw 2000 illusoir indien het gevolg daarvan is dat de uitgeprocedeerde asielzoeker op straat wordt gezet. Het COA is bevoegd om de voorzieningen te beëindigen. De geëigende weg is dan om met de betrokkene gesprekken te voeren. Het COA kan (in zeer schrijnende gevallen) de voorzieningen nog enige tijd continueren. 3.3. De gemachtigde van eiseres heeft op 30 mei 2005 aangegeven zich te refereren aan het oordeel van de rechtbank omtrent de bevoegdheid van de ambtenaar die het besluit van 11 maart 2005 heeft genomen. 4. De rechtbank overweegt het volgende. 4.1. Gezien artikel 2, eerste lid, en artikel 5 van de Algemene machtigingsregeling IND 2002, van 23 juli 2002, gelezen in samenhang met artikel 1, eerste lid, van de Algemene ondermandaatregeling van het hoofd Immigratie- en naturalisatiedienst 2002, van 23 juli 2002, (Stcrt. 25 juli 2002, nr. 140 pag. 11), en de lijst van functionarissen behorende bij laatstgenoemd artikel, zoals vastgesteld op 2 februari 2004 (Stcrt. 13 februari 2004, nr. 30, pag. 9) en gelet op de mededeling van verweerder in zijn schrijven van 30 mei 2005 dat de ambtenaar die het bestreden besluit heeft genomen de functie van Medewerker heeft binnen de dienst, stelt de rechtbank vast dat het besluit van 11 maart 2005 bevoegd is genomen. 4.2. De rechtbank leest in het bestreden besluit dat de (opvang)voorzieningen in het AZC te C op 21 maart 2005 worden beëindigd en dat eiseres een aanwijzing heeft gekregen om zich vanaf die datum op te houden in het vertrekcentrum te Vlagtwedde, alwaar opvang en andere voorzieningen worden geboden. In zoverre volgt de rechtbank derhalve eiseres in haar stelling dat de (opvang)voorzieningen niet zijn beëindigd. 4.3. De rechtbank ziet zich gesteld voor de vraag of verweerder al dan niet aan eiseres de aanwijzing heeft kunnen geven om zich op te houden in het vertrekcentrum te Vlagtwedde, gelet op de in beroep aangevoerde belangen van eiseres en haar kind. De rechtbank overweegt hieromtrent het volgende. 4.3.1. Inmiddels is in rechte komen vast te staan dat eiseres niet langer rechtmatig in Nederland verblijft en dat zij Nederland uit eigen beweging dient te verlaten, bij gebreke waarvan zij kan worden uitgezet. Dit geldt ook voor de minderjarige zoon van eiseres. Uitgangspunt is dat eiseres dient terug te keren naar Sierra Leone samen met haar zoon. 4.3.2. Teneinde het vertrek van eiseres uit Nederland te realiseren, kan verweerder kiezen voor een meer dwingende aanpak gericht op dit doel, waarbij resterende aanspraken op voorzieningen, verstrekkingen en uitkeringen kunnen worden beperkt. Verweerder kan een aanwijzing ex artikel 57 van de Vw 2000 geven om de uitzetting van eiseres en haar zoon te bewerkstelligen. Bij zijn besluitvorming in het kader van artikel 57 van de Vw 2000 heeft verweerder de door eiseres vermelde belangen, die vooral zijn gelegen in de continuering van de speciale scholing en de hulpverlening voor haar minderjarige zoon gedurende hun verblijf in Nederland, naar het oordeel van de rechtbank niet hoeven te betrekken. De maatregel is opgelegd met als doel de terugkeer van eiseres met haar zoon naar Sierra Leone, in welk geval aan voormelde scholing en hulpverlening in Nederland evenzeer een einde zal komen. 4.3.3. Naar het oordeel van de rechtbank is verweerder evenmin op grond van artikel 3 van het IVRK gehouden de belangenafweging te verrichten met een uitkomst die eiseres voorstaat. 4.3.3.1. Voorzover artikel 3, eerste lid, van het IVRK al een direct toepasbare norm zou inhouden, zou deze tot niet meer strekken dan dat bij alle maatregelen betreffende kinderen de belangen van het desbetreffende kind de eerste overweging dienen te vormen. De rechtbank overweegt dat de aanwijzing ex artikel 57 van de Vw 2000 aan eiseres is gegeven en niet aan haar zoon. Er is strikt genomen geen sprake van een maatregel betreffende een kind als bedoeld in artikel 3 van het IVRK. 4.3.3.2. De maatregel heeft wel consequenties voor de zoon van eiseres. In dit verband overweegt de rechtbank echter dat verweerder in beginsel mag uitgaan van de veronderstelling dat een gezamenlijk vertrek van moeder en zoon, geen strijd oplevert met de belangen van het kind. Verweerder mag er ook van uitgaan dat het de voorkeur geniet om moeder en zoon niet van elkaar te scheiden gedurende de voorbereiding van hun terugkeer. Naar het de rechtbank voorkomt zijn de belangen van moeder en kind, die bescherming vinden in het IVRK, in beginsel gediend met het achterwege laten van een scheiding van hen beiden, tenzij zich zwaarwegende omstandigheden voordoen, gelegen in de relatie tussen betrokkenen, op grond waarvan verweerder niet daarvan mag uitgaan. Dergelijke omstandigheden zijn gesteld noch gebleken. 4.3.3.3. Voorzover eiseres betoogt dat beëindiging van de speciale scholing en hulpverlening een schending van artikel 3, eerste lid, van het IVRK oplevert jegens haar zoon, wordt overwogen dat dit verdrag geen aanspraken in het leven roept voor kinderen in het geval dat de (opvang)voorzieningen van hun ouders worden beperkt. 4.3.3.4. Overigens merkt de rechtbank op dat een beroep op de bescherming van artikel 3 van het IVRK dient te worden beoordeeld in het kader van een aanvraag tot verlening van een verblijfsvergunning regulier, als bedoeld in artikel 14 van de Vw 2000. Het beroep heeft geen betrekking op een besluit omtrent een dergelijke aanvraag. 4.3.4. Het beroep van eiseres op artikel 64 van de Vw 2000 slaagt niet, reeds omdat niet is gebleken van een situatie waarin het gelet op de gezondheidstoestand niet verantwoord is voor eiseres of haar zoon om te reizen. 4.3.5. Niet is gesteld dat het bestreden besluit onvoldoende is gemotiveerd. 4.4. Gelet op het vorenoverwogene acht de rechtbank geen grond aanwezig voor het oordeel dat verweerder niet aan eiseres de aanwijzing heeft kunnen geven om zich op te houden in het vertrekcentrum te Vlagtwedde. 4.5. Het beroep is derhalve ongegrond. 4.6. De rechtbank ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. III. BESLISSING De rechtbank 's-Gravenhage, RECHT DOENDE: verklaart het beroep ongegrond. Aldus gedaan door mr. A. van ’t Laar, rechter, en uitgesproken in het openbaar op 2 juni 2005, in tegenwoordigheid van R.A.M. van der Heijde, griffier. De griffier, De rechter, RECHTSMIDDEL Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep open. afschrift verzonden op: 6 juni 2005