Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AT7379

Datum uitspraak2005-06-07
Datum gepubliceerd2005-06-16
RechtsgebiedBijstandszaken
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamCentrale Raad van Beroep
Zaaknummers03/1877 NABW
Statusgepubliceerd


Indicatie

Weigering bijzondere bijstand met betrekking tot verhuis- en herinrichtingskosten en kosten van vervanging wasmachine. Is er sprake van algemene kosten van bestaan? Was verhuizing medisch noodzakelijk?


Uitspraak

03/1877 NABW E N K E L V O U D I G E K A M E R U I T S P R A A K in het geding tussen: [appellante], wonende te [woonplaats], appellante, en het College van burgemeester en wethouders van de gemeente Maastricht, gedaagde. I. ONTSTAAN EN LOOP VAN HET GEDING Namens appellante heeft mr. M.Ph.M. Hogervorst, advocaat te Maastricht, hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank Maastricht van 10 maart 2003, reg. nr. 02/228 NABW. Gedaagde heeft een verweerschrift ingediend. Bij brief van 13 april 2005 heeft de gemachtigde van appellante een aantal stukken aan de Raad gezonden. Het geding is behandeld ter zitting van 26 april 2005, waar voor appellante mr. Hogervorst is verschenen en waar gedaagde zich heeft laten vertegenwoordigen door mr. M.H.E. Overhof, werkzaam bij de gemeente Maastricht. II. MOTIVERING De Raad gaat uit van de volgende van belang zijnde feiten en omstandigheden. Appellante is op 9 januari 2001 verhuisd van de [adres 1] te [woonplaats] naar de [adres 2], eveneens te [woonplaats]. Op 5 maart 2001 heeft appellante een aanvraag ingediend om bijzondere bijstand in onder andere verhuis- en herinrichtingskosten en in de kosten van vervanging van de wasmachine. Bij besluit van 7 mei 2001 heeft gedaagde de aanvraag afgewezen. Het gaat, aldus gedaagde, om algemene kosten van het bestaan die uit het inkomen moeten worden betaald, hetzij door reservering vooraf hetzij door betaling achteraf. Er is voorts geen sprake van uit bijzondere omstandigheden voortvloeiende noodzakelijke kosten als bedoeld in artikel 39 van de Algemene bijstandswet (Abw) omdat de verhuizing naar het oordeel van gedaagde niet noodzakelijk was. Appellante heeft bezwaar gemaakt tegen het besluit van 7 mei 2001, waarbij zij heeft aangevoerd dat de verhuizing medisch noodzakelijk was op grond van haar tinnitus- en hyperacusisklachten. In het spoor van twee adviezen van 1 augustus 2001 respectievelijk 28 november 2001 van de GGD zuidelijk Zuid-Limburg heeft gedaagde bij besluit van 15 januari 2002 zijn afwijzing van de aanvraag om bijzondere bijstand in de verhuis- en herinrichtingskosten gehandhaafd. Ten aanzien van de aanvraag om bijzondere bijstand in de kosten van de wasmachine heeft gedaagde onder meer overwogen dat is gebleken dat appellante de kosten uit eigen middelen heeft voldaan zodat er geen sprake is van een situatie als in artikel 39, eerste lid, van de Abw bedoeld. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep tegen het besluit van 15 januari 2002 ongegrond verklaard. Appellante heeft zich gemotiveerd tegen de aangevallen uitspraak gekeerd. Zij heeft - zakelijk weergegeven - in hoofdzaak betoogd dat de adviezen van de GGD niet op zorgvuldige wijze zijn voorbereid en tot stand gekomen zodat gedaagde zijn besluitvorming daarop niet heeft mogen baseren. De Raad komt tot de volgende beoordeling. Ingevolge artikel 39, eerste lid (oud), van de Abw heeft, onverminderd hoofdstuk II, de alleenstaande of het gezin recht op bijzondere bijstand voor zover deze niet beschikt over de middelen om te voorzien in de uit bijzondere omstandigheden voortvloeiende noodzakelijke kosten van het bestaan en deze kosten naar het oordeel van burgemeester en wethouders niet kunnen worden voldaan uit de bijstandsnorm bedoeld in afdeling 1, paragraaf 2 en 3, en de aanwezige draagkracht. a. Kosten van vervanging van een wasmachine behoren tot de algemeen voorkomende noodzakelijke kosten van het bestaan die men uit het inkomen moet bestrijden. Indien zich de bijzondere situatie voordoet dat een duurzaam gebruiksgoed als een wasmachine aan vervanging toe is, terwijl een betrokkene nog niet voldoende heeft gereserveerd, kan er aanleiding bestaan bijzondere bijstand te verlenen, zij het in het algemeen in de vorm van een lening en alleen indien vast staat dat geen geldlening via de normale kredietverlenende instanties kan worden verkregen. In het onderhavige geval staat vast dat appellante op 30 januari 2001 een nieuwe wasmachine heeft gekocht en deze op dezelfde dag heeft betaald via haar privé-rekening bij de ABN-AMRO-bank. Ten tijde van de aanvraag op 5 maart 2001 was derhalve voorzien in de kosten van de wasmachine zodat geen sprake was van een situatie als in artikel 39, eerste lid, van de Abw bedoeld. Gedaagde heeft de aanvraag om bijzondere bijstand in de kosten van vervanging van de wasmachine dan ook terecht en op goede gronden afgewezen. b. Gedaagde heeft de aanvraag van appellante om bijzondere bijstand in verhuis- en herinrichtingskosten afgewezen, reeds omdat naar zijn oordeel de verhuizing van appellante van de [adres 1] naar de [adres 2] niet noodzakelijk was. Hij heeft zich daarbij gebaseerd op de advisering door de GGD zuidelijk Zuid-Limburg. De GGD-arts Sociaal Medische Zorg J.T. Pourier heeft in zijn rapport van 1 augustus 2001 geconcludeerd dat de onderwerpelijke verhuizing voor appellante niet medisch noodzakelijk was. Die conclusie wordt in het rapport van 28 november 2001 door de arts Sociaal Medische Zorg, H.T.L. Budy-Willeumier, gedeeld. Uit de rapporten blijkt dat appellante op 7 juni 2001 op het spreekuur van eerstgenoemde arts en op 24 september 2001 op het spreekuur van laatstgenoemde arts is geweest, dat informatie is gevraagd aan en verkregen van de huisarts, de behandelend klinisch fysicus audioloog en de behandelend neuroloog en dat bij het uitbrengen van de rapporten is uitgegaan van de klachten van appellante en de ontvangen informatie. De Raad is gezien een en ander van oordeel dat gedaagde zijn standpunt, dat de verhuizing voor appellante niet medisch noodzakelijk was, op de adviezen van de GGD zuidelijk Zuid-Limburg kon en mocht baseren omdat niet is gebleken dat die adviezen en daarvan in het bijzonder het advies van de arts H.T.L. Budy-Willeumier, wat wijze van totstandkoming of inhoud betreft, niet deugdelijk zouden zijn. Daaraan kan het briefje van 17 april 2000 van de huisarts van appellante, Th. van der Waart, inhoudende dat appellante door haar woning gezondheidsklachten, zoals o.a. stress, ervaart niet afdoen. De Raad heeft daarbij in aanmerking genomen dat die huisarts op 17 april 2000 in de medische gegevens omtrent appellante het volgende heeft genoteerd: "ervaart veel stress door woning, verdient maar 2600 bruto, heeft daardoor geen geld om zelf andere woning te zoeken-briefje geschreven.". Gelet op het vorenoverwogene heeft gedaagde zich naar het oordeel van de Raad terecht op het standpunt gesteld dat de verhuizing voor appellante medisch niet noodzakelijk was. Dat de verhuizing anderszins als noodzakelijk in de zin van de Abw moest worden aangemerkt, is niet gesteld. De onderhavige aanvraag is daarom terecht afgewezen. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd. Voor een veroordeling in de proceskosten ziet de Raad geen aanleiding. III. BESLISSING De Centrale Raad van Beroep, Recht doende: Bevestigt de aangevallen uitspraak. Aldus gewezen door mr. J.M.A. van der Kolk-Severijns, in tegenwoordigheid van C.H.T.W. van Rooijen als griffiern en uitgesproken in het openbaar op 7 juni 2005. (get.) J.M.A. van der Kolk-Severijns. (get.) C.H.T.W. van Rooijen.