Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AT7559

Datum uitspraak2005-06-02
Datum gepubliceerd2005-06-16
RechtsgebiedCiviel overig
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamGerechtshof Amsterdam
Zaaknummers612/2003 NOT
Statusgepubliceerd
SectorNotariskamer


Indicatie

Het hof beslist dat een voormalig notaris het honorarium ad € [ ] voor de waarneming van zijn vacante kantoor aan de notaris dient te voldoen.


Uitspraak

GERECHTSHOF TE AMSTERDAM TWEEDE MEERVOUDIGE BURGERLIJKE KAMER Beslissing van 2 juni 2005 in de zaak onder rekestnummer 612/2003 NOT van: [appellant], oud-notaris te [plaats], APPELLANT, t e g e n [geintimeerde], notaris te [plaats], GEÏNTIMEERDE. 1. Voortgang van het geding in hoger beroep 1.1. Het hof verwijst naar de onderdelen 1 tot en met 4 van zijn beslissing van 29 april 2004, welke als hier ingelast moeten worden beschouwd. In deze beslissing heeft het hof de behandeling van de zaak pro forma aangehouden tot 9 september 2004 met het verzoek aan appellant het hof vóór die datum te berichten omtrent de genoegzaamheid van de door de notaris over te leggen specificatie. 1.2. De notaris heeft op 12 augustus 2004 specificaties overgelegd van de periode 18 april tot en met 31 juli 2002. Ter zitting van 9 september 2004 is de behandeling opnieuw aangehouden teneinde de notaris in de gelegenheid te stellen alsnog de verzochte stukken over te leggen. Bij brief van 28 september 2004 heeft de notaris de specificaties van de declaraties van 18 juli 2002 tot medio april 2003 overgelegd. 1.3. Bij brief ingekomen op 3 november 2004 heeft appellant gevraagd om uitstel van de mondelinge behandeling. 1.4. Ter griffie zijn van appellant op 3 februari 2005 een door hem als memorie van antwoord aangeduid stuk met bijlagen en op 7 februari 2005 een schriftelijke reactie daarop van de notaris ontvangen. 1.5. De mondelinge behandeling van de zaak is voortgezet ter openbare terechtzitting van het hof van 10 februari 2005. Aldaar zijn verschenen appellant en zijn echtgenote. De notaris heeft bij brief ingekomen op 7 februari 2005 laten weten niet te zullen verschijnen. 2. De feiten 2.1. Bij beslissing van 20 maart 2002 heeft de voorzitter van de kamer van toezicht over de notarissen en de kandidaat-notarissen te ’s-Gravenhage op de voet van artikel 106 van de Wet op het notarisambt (WNA) appellant met onmiddellijke ingang geschorst in de uitoefening van zijn ambt van notaris voor de duur van de behandeling van een ambtshalve tegen hem ingediende klacht. 2.2. Bij beslissing van 21 maart 2002 heeft de voorzitter in verband met voormelde schorsing met ingang van 22 maart 2002 de notaris benoemd tot waarnemer van het notarisambt van appellant en daarmee tot houder van diens protocol en de overige daartoe behorende notariële bescheiden. 2.3. De voorzitter heeft een aantal malen telkens in aansluiting op zijn beslissing van 21 maart 2002 beslist dat appellant de in die beslissingen genoemde bedragen is verschuldigd aan de notaris als honorarium voor díe waarneming. Deze honoraria hebben betrekking op de periode 22 maart 2002 tot en met 31 juli 2002. 2.4. Bij Koninklijk Besluit van 22 juli 2002, nr. 02.003474, is aan appellant op zijn verzoek ontslag verleend uit zijn ambt van notaris in de gemeente [plaats] met ingang van 1 augustus 2002. 2.5. Bij beslissing van 31 juli 2002 heeft de voorzitter met ingang van 1 augustus 2002 tot en met 31 juli 2003 de notaris benoemd tot waarnemer van het dan vacante notarisambt en daarmee tot houder van het daartoe behorende protocol en de overige notariële bescheiden van appellant. Daarbij heeft de voorzitter bepaald dat de waarnemingen zullen geschieden voor rekening en risico van appellant. 2.6. Bij beslissing van 12 mei 2003 – de bestreden beslissing – heeft de voorzitter conform de door de notaris ingediende declaraties in aansluiting op zijn beslissing van 31 juli 2002 beslist dat appellant tegen volledige kwijting aan de notaris dient te voldoen een bedrag van € 53.217, 79, exclusief BTW, zijnde het honorarium voor de waarneming van het vacante kantoor van appellant vanaf 1 augustus 2002 tot en met 15 april 2003. 3. Het standpunt van appellant 3.1. Kort samengevat maakt appellant bezwaar tegen de behandeling in eerste aanleg. Appellant is niet gehoord op het verzoek van de notaris aan de voorzitter van de kamer tot het vaststellen van diens honorarium voor de verrichte waarnemingen, hij heeft geen kennis genomen van de brieven van de notaris aan de voorzitter en hij is niet in de gelegenheid gesteld zijn mening hieromtrent te geven. 3.2. Voorts betwist appellant de juistheid van de declaraties, in het bijzonder de redelijkheid van de gehanteerde tarieven en de duur van de werkzaamheden. Eveneens is appellant van mening dat de specificaties ondeugdelijk zijn en door hem niet te controleren. Tenslotte wijst appellant erop dat de notaris op brieven van mr. S.J. van Berkel, waarin deze namens appellant verzoekt om specificatie van de declaraties van de notaris - in het bijzonder met betrekking tot de uitsplitsing van “waarneem”werkzaamheden” en “reparatie”werkzaamheden - ten behoeve van de aansprakelijkheidsverzekering, niet heeft gereageerd. 3.3. In hoger beroep heeft appellant bij de memorie van antwoord zijn klacht uitgebreid. In de eerste plaats wordt de notaris verweten dat hij de onderneming van appellant niet heeft voortgezet. Dit blijkt uit het feit dat er na 13 juli 2002, de datum waarop het protocol is overgedragen, geen nieuwe zaken meer zijn gepasseerd. Tevens heeft de notaris bij herhaling akten gepasseerd waarbij de gelden niet op de derdenrekening aanwezig waren. Daarnaast zijn er andere voorbeelden van een slecht financieel beheer, zoals het feit dat cliëntengelden meer dan twee jaar renteloos hebben gestaan en gelden voor een overdracht eerst op een eigen rekening zijn gestort. Appellant verwijt de notaris ook dat hij zich niet heeft gehouden aan algemene normen van collegialiteit en fatsoen door zich bij herhaling zeer kwetsend en denigrerend over hem uit te laten. Ook heeft de notaris bij herhaling het briefgeheim van appellant, zijn vrouw en zijn kinderen geschonden. Tevens klaagt appellant dat er testamenten zijn overgepasseerd omdat zijn echtgenote hierin als getuige was opgenomen. Tot slot stelt appellant dat er uit het repertorium blijkt dat er nauwelijks royementsakten zijn gepasseerd terwijl hiervoor een groot aantal uren is gedeclareerd. 3.4. In eerdergenoemde memorie van antwoord stelt appellant dat hij zich op geen enkele wijze heeft geconformeerd aan het vastgestelde uurtarief. Ofwel het commentaar van appellant op eerdere declaraties is als niet relevant terzijde geschoven door de voorzitter van de kamer, ofwel het verzoek om commentaar te leveren heeft appellant nooit bereikt. Voorts beklaagt appellant zich – kort samengevat – over het bedrag dat is gedeclareerd voor de overname van het protocol op 13 juli 2002, over een aantal dossiernummers dat zowel in augustus als december 2002 wordt gedeclareerd, over dossiers waarin wel een of meer akten zijn gepasseerd, maar welke akten niet in het repertorium zijn ingeschreven, over dossiers waarvan de boekhouding ontbreekt en over het gehanteerde uurtarief. 4. Het standpunt van de notaris 4.1. De notaris betwist de standpunten van appellant en voert het volgende aan. De notariële boedel van appellant is in staat van insolventie geraakt. De notaris is van mening dat de voorzitter de positie van appellant heeft gekwalificeerd naar analogie van die van de failliet in de Faillissementswet. Hierbij wordt immers het salaris van de curator door de rechter-commissaris zonder overleg met de failliet vastgesteld. Voorts wijst de notaris er op dat appellant ten aanzien van een eerdere declaratie wel gehoord is, maar van de hem geboden gelegenheid gehoord te worden met betrekking tot een latere declaratie geen gebruik heeft gemaakt. 4.2. Met betrekking tot de klacht ten aanzien van de redelijkheid van de gehanteerde tarieven wijst de notaris er op dat appellant hierover reeds bij de voorzitter van de kamer heeft geklaagd naar aanleiding van de eerste declaratie betreffende de opgedragen waarneming. De gehanteerde (marktconforme) tarieven worden gesplitst naar de werkzaamheden van de notaris of zijn maat, de kandidaat-notarissen en het overige ondersteunend personeel. Hierbij is tevens een urenspecificatie overgelegd. Aan de hand hiervan heeft de voorzitter van de kamer geconcludeerd dat de gehanteerde tarieven redelijk zijn te noemen. Deze werkwijze hanteert de notaris nog steeds. De notaris is van mening dat appellant zijn stellingen hieromtrent niet heeft onderbouwd. 4.3. Ten aanzien van de verantwoording van de werkzaamheden is de notaris van mening dat elk gedeclareerd uur dat aan de waarneming is besteed, is gespecificeerd. Het kantoor van appellant was bij de aanvang van de vacaturewaarneming op 1 augustus 2002 totaal in het ongerede geraakt. 4.4. Met mr. Van Berkel is naar aanleiding van zijn brieven bij herhaling telefonisch uitvoerig overleg geweest. Indien deze nadere informatie zou wensen stond het hem vrij wederom met de notaris contact op te nemen. Aan mr. Van Berkel is voorts medegedeeld dat de “reparatie”-werkzaamheden zich alleen uitstrekten over het opnieuw passeren van testamenten in verband met in eerdere testamenten gemaakte vormfouten. De overige werkzaamheden betroffen “waarneem”-werkzaamheden. 4.5. In zijn reactie op de memorie van antwoord van appellant bestrijdt de notaris dat zijn administratie niet op orde is en gaat de notaris specifiek in op een aantal opmerkingen van appellant betreffende de urenspecificatie. Deze zullen voor zover van belang, in de beoordeling worden behandeld. Ten aanzien van de opmerkingen van appellant over het opruimen van gebreken in testamenten stelt de notaris dat dit niets te maken heeft met de declaraties die onderwerp zijn van deze klachtzaak. Het opruimen van de gebreken is gebeurd vlak na de overdracht van het protocol en de werkzaamheden hiervoor zijn verricht in een ander tijdvak dan hier ter discussie staat. Wat betreft de royementen stelt de notaris dat er een achterstand bestond in de doorhaling van afgeloste hypotheken. Zeer regelmatig had appellant achterwege gelaten royementsvolmachten op te maken en ter tekening aan hypotheekhouders toe te zenden. Voor bijna elk royement moest het dossier worden geraadpleegd en worden gecorrespondeerd. 5. De beoordeling 5.1. Voor zover appellant bezwaar heeft gemaakt tegen de gang van zaken in eerste aanleg, in het bijzonder het verwijt dat de voorzitter van de kamer appellant de relevante correspondentie heeft onthouden en dat appellant niet is gehoord naar aanleiding van de ingediende declaraties, behoeven deze bezwaren van appellant geen nadere bespreking, nu deze door hem gestelde tekortkomingen tengevolge van de behandeling in hoger beroep zijn hersteld. 5.2. Wat betreft de declaraties stelt het hof in de eerste plaats vast dat hetgeen aan de beoordeling van het hof is onderworpen de juistheid betreft van drie declaraties, over de periode van 1 augustus 2002 tot en met 15 april 2003 en dan in het bijzonder de redelijkheid van de gehanteerde tarieven en de duur van de werkzaamheden. 5.3. De door de notaris in zijn declaraties aan appellant in rekening gebrachte uurtarieven zijn gedifferentieerd naar gelang het de werkzaamheden van de notaris, zijn maat, de kandidaat-notarissen en het overige personeel betreft. Voor hen zijn onderscheidenlijk de volgende uurtarieven in rekening gebracht: de notarissen aanvankelijk € 181,51 later € 193,--, de kandidaat-notarissen gedifferentieerd € 125,-- en € 91,--, de boekhoudster aanvankelijk € 90,--, € 74,-- later € 125,--, de notarieel medewerkers € 68,,--, de notarisassistenten € 125,--, en € 79,41. De notaris heeft gesteld dat deze tarieven marktconform zijn. Hetgeen appellant hierover heeft aangevoerd biedt geen aanknopingspunten voor een andere opvatting hierover. Met de voorzitter van de kamer is het hof van oordeel dat de door de notaris gehanteerde tarieven redelijk zijn te noemen. De klacht van appellant treft op dit punt geen doel. 5.4. Uitgaande van de door de notaris gehanteerde tarieven zal het hof, voor zover mogelijk, de duur van de werkzaamheden beoordelen alsmede de juistheid van de specificaties voor zover deze door appellant is betwist. De notaris heeft erkend dat er betreffende de dossiernummers 3020254 (gedeeltelijk), 3020258, 3020255 en 3020276 sprake is van dubbele boekingen. De notaris heeft toegezegd dit te zullen corrigeren. Appellant heeft onweersproken gesteld dat het dubbel gedeclareerde bedrag € 1.958,61 bedraagt. Dit bedrag dient derhalve in mindering te worden gebracht op het totale door de notaris gedeclareerde bedrag van € 53.217, 79. De klacht van appellant is in zoverre terecht aangevoerd. 5.5. Met betrekking tot de dossiernummers 3020246, 3020274 en 3020275 stelt de notaris niet dubbel te hebben gedeclareerd doch deze dossiers, op verzoek van partijen, te hebben doorgestuurd naar andere notarissen. Het hof acht het aannemelijk dat door de notaris wel werkzaamheden zijn verricht en dat hiervoor is gedeclareerd. Hetgeen appellant aanvoert ten aanzien van de duur van de werkzaamheden in de dossiernummers 3020257 en 1021173 is naar het oordeel van het hof niet voldoende aannemelijk geworden nu de stellingen van appellant op dit punt niet zijn onderbouwd. De klacht van appellant op deze punten is dan ook tevergeefs voorgesteld. 5.6. Wat betreft de stelling van appellant dat de specificaties ondeugdelijk zijn en door hem niet te controleren overweegt het hof als volgt. De notaris heeft bij brief van 28 september 2004 specificaties overgelegd van de drie declaraties die onderwerp zijn van dit geschil. Het is het hof gebleken dat de specificaties bestaan uit een opsomming van de data, de bestede tijd per met naam aangeduide medewerker, een dossiernummer en de aard van de werkzaamheden. Het hof is van oordeel dat de notaris op deze wijze de werkzaamheden toereikend gespecificeerd heeft. Dat de notaris andere nummers aan dossiers heeft toegekend doet hieraan niet af. Het is immers nog steeds duidelijk om welk dossier het gaat en daarmee ook controleerbaar voor appellant. Uit het onderzoek van het hof zijn geen feiten of omstandigheden naar voren gekomen op grond waarvan aan de juistheid van de door de notaris opgegeven duur van de verrichte werkzaamheden dient te worden getwijfeld. De klacht van appellant treft op dit punt evenmin doel. 5.7. Het hof overweegt ten aanzien van de brieven van mr. Van Berkel gericht aan de notaris het volgende. Uit het dossier is het hof gebleken dat mr. Van Berkel op 15 oktober 2002 in een fax gericht aan de kamer onder meer heeft laten weten dat zowel in de week voorafgaande aan de verzending van de fax als de dag ervoor alsook op 15 oktober 2002 aan de notaris is verzocht om een overzicht van de derdenrekeningen. De notaris heeft gesteld dat er uitvoerig telefonisch overleg is geweest met mr. Van Berkel en dat het deze laatste vrij stond opnieuw contact op te nemen als er behoefte aan meer informatie bestond. Deze stelling is door appellant niet weersproken. Het is het hof niet gebleken dat een dergelijk contact na 15 oktober 2002 opnieuw is gelegd met de notaris en het hof acht het dan ook aannemelijk dat de vragen van mr. Van Berkel afdoende zijn beantwoord. Ook deze klacht faalt. 5.8. Over de door appellant aangevoerde klachten met betrekking tot de werkzaamheden die zijn verricht aan testamenten en aan de doorhaling van hypothecaire inschrijvingen betreffende afgeloste leningen oordeelt het hof als volgt. Ten aanzien van de testamenten heeft het hof vastgesteld dat het hier werkzaamheden betreft die kort na de overname van het protocol zijn gebeurd en die vallen buiten de declaratieperiode die onderwerp is van dit geschil. De notaris heeft aangevoerd dat er ten aanzien van de doorhaling van hypothecaire inschrijvingen een achterstand bestond en dat in een groot aantal gevallen achterwege was gebleven royementsvolmachten op te maken en te laten tekenen. Het komt het hof niet als onredelijk voor dat na deze constatering dossiers zijn geraadpleegd en dat er is gecorrespondeerd teneinde deze achterstallige werkzaamheden te verrichten. Ook deze klachten treffen geen doel. 5.9. De overige door appellant aangevoerde klachten kunnen geen invloed hebben op de door de voorzitter van de kamer vastgestelde betalingsverplichting van appellant hetzij omdat deze betrekking hebben op gedragingen die buiten de declaratieperiode vallen hetzij geen verandering kunnen brengen in de hoogte van de declaratie van de notaris. Deze klachten behoeven derhalve hier geen nadere bespreking. 5.10. Het hiervoor overwogene leidt tot de volgende beslissing 6. De beslissing Het hof: Bepaalt – met vernietiging in zoverre van de bestreden beslissing – dat op het in deze beslissing genoemde bedrag van € 53.217,79 een bedrag van € 1.958,61 in mindering dient te worden gebracht, zodat de beslissing komt te luiden dat [appellant], voormalig notaris gevestigd te [plaats], tegen volledige kwijting aan [naam], notaris gevestigd te [plaats], dient te voldoen een bedrag van € 51.259,18, exclusief BTW, zijnde het honorarium voor de waarneming van het vacante kantoor van appellant vanaf 1 augustus 2002 tot en met 15 april 2003. Verwerpt het beroep voor het overige. Deze beslissing is gegeven door mrs. N.A.M. Schipper, A.L.G.A. Stille en P.J.N. van Os en in het openbaar uitgesproken op donderdag 2 juni 2005. Kamer van Toezicht over de Notarissen en Kandidaat-Notarissen ’s­Gravenhage De voorzitter van de Kamer van Toezicht, Neemt kennis van: ? Brief d.d. 10 oktober 2002 van notaris [naam], gevestigd te [plaats], waarin de notaris de kosten over de maand augustus 2002 ad in totaal € 18.617,67, exclusief BTW, declareert van de waarneming van het protocol van [naam], tot 1 augustus 2002 als notaris gevestigd te [plaats]. Voormeld bedrag is bij faxbericht d.d. 9 mei 2003 van notaris [naam] gewijzigd in € 18.509,64, exclusief BTW. ? Brief d.d. 2 december 2002 van notaris [naam], waarin de notaris de kosten over de maanden september en oktober 2002 ad in totaal € 18.262,15, exclusief BTW, declareert van de waarneming van voormeld protocol. ? Brief d.d. 15 april 2003 van notaris [naam], waarin de notaris de kosten over de maanden november 2002 tot en met medio april 2003 ad in totaal € 16.446,-, exclusief BTW, declareert van de waarneming van voormeld protocol. Afschrift van deze brieven is aan deze beslissing gehecht. Overweegt: Bij Koninklijk Besluit d.d. 22 juli 2002, nr. 02.003474, is met ingang van 1 augustus 2002 aan mr [naam] op zijn verzoek ontslag verleend uit zijn ambt van notaris gevestigd in de gemeente [plaats]. Bij beslissing d.d. 31 juli 2002 heeft de voorzitter in verband met voormeld ontslag met ingang van 1 augustus 2002 tot en met 31 juli 2003 notaris [naam] benoemd tot waarnemer van het protocol en de overige notariële bescheiden van mr [naam]. Daarbij heeft de voorzitter bepaald dat de waarnemingen zullen geschieden voor rekening en risico van mr [naam]. De gedeclareerde tarieven zijn redelijk te noemen. Beslist, in aansluiting op de beslissing d.d. 31 juli 2002, waarbij notaris [naam] benoemd is tot vacaturewaarnemer voor mr [naam]: dat [naam], voormalig notaris gevestigd te [plaats], tegen volledige kwijting aan [naam], notaris gevestigd te [plaats], dient te voldoen een bedrag van € 53.217,79, exclusief BTW, zijnde het honorarium voor de waarneming van het vacante kantoor van mr [naam] vanaf 1 augustus 2002 tot en met 15 april 2003. Verklaart deze beslissing uitvoerbaar bij voorraad. ’s­Gravenhage, 12 mei 2003 mr R.J. Paris, voorzitter