Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AT7562

Datum uitspraak2004-08-26
Datum gepubliceerd2006-08-08
RechtsgebiedCiviel overig
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Instantie naamRechtbank Alkmaar
Zaaknummers02/176
Statusgepubliceerd


Indicatie

Hoewel zonder meer grond is voor een tussentijdse beëindiging zal de rechtbank - nu redelijkerwijs niet is te verwachten dat aan de schuldeisers einge uitkering kan worden gedaan geen toepassing geven aan artikel 350 van de Faillissementswet. De rechtbank verkort ambtshalve de looptijd van het saneringsplan. In het bijbehorende vonnis van 30 september 2004 wordt deze schuldsaneringsregeling beëindigd zonder schone lei.


Uitspraak

Wijziging saneringsplan jnsclventienummer: 02/176 R nummer verklaring: ALK0110200713 uit spraakdatum: 26 augustus 2004 DE RECHTBANK TE ALKMAAR, ENKELVOUDIGE KAMER Bij vonnis van deze kamer van 27 juni 2002 is de definitieve toepassing van de schuidsanering uitgesproken ten aanzien van: [schuldenares] geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats], wonende [adres], [woonplaats]. De rechtbank heeft kennis genomen van het verzoek van de bew±ndvoerder om de schuldsaneringsregeling van de schuldenares te beëindigen wegens het niet nakomen van de verplichting om gedurende de schuidsaneringsregeling inkomsten uit arbeid te verwerven. De schuldenares is opgeroepen ten einde te worden gehoord ter terechtzitting van 26 augustus 2004. De rechter-commissaris heeft ter terechtzitting van 26 augustus 2004 verslag uitgebracht en het beëindigingsverzoek van de bewindvoerder ondersteund. Ter terechtzitting heeft de bewindvoerder haar verzoek onderbouwd met stukken toegelicht. Zij heeft erop gewezen dat bij vonnis van deze rechtbank van 25 september 2003, waarbij de voortzetting van de toepassing van de schuldsanerings¬regeling is bepaald, expliciet aan schuldenares een inspanningsverplichting is opgelegd om, indien mogelijk, gedurende de looptijd van de schuidsaneringsregeling inkomsten uit arbeid te verwerven. Uit de overgelegde stukken blijkt het volgende. - In een brief van 25 september 2003 heeft de bewindvoerder voormeld vonnis van de rechtbank aan schuldenares uitgelegd en aangegeven welke informatie verlangd wordt ten einde te bepalen of schuldenares aan voormelde inspanningsverplichting voldoet. - Bij brief van 7 januari 2004 aan de schuldenares heeft de bewindvoerder aangegeven dat schuldenares zich niet voldoende inzet om inkomsten uit arbeid Le verwerven. - Bij brief van 23 juni 2004 aan schuldenares constateert de bewindvoerder dat zij zes maanden niets van schuldenares heeft gehoord en de schuldsaneringsregeling zal voordragen voor beëindiging. Uit rapportages van Argonaut van na 25 september 2003 volgt dat schuldenares niet beschikte over een geldig legitimatiebewijs, waardoor inschrijving bij uitzend¬bureaus en dergelijke niet mogelijk was. 02/176 R - Uit de eindrapportage van Argonaut van 19 augustus 2004 volgt dat de schuldenares kennelijk zonder dat Argonaut daarvan op de hoogte was op vakantie is geweest en gedurende die periode afspraken met Argonaut heeft gemist en niet heeft gereageerd op een door Argonaut passend geachte vacature. Ter terechtzitting heeft schuldenares het voorgaande niet afdoende weersproken. Zij heeft erkend slechts twee sollicitatiebrieven te hebben geschreven en in algemene termen aangegeven wel (telefonisch) gesolliciteerd te hebben. De rechtbank is van oordeel dat, gelet op het voorgaande en het vonnis van 25 september 2003, schuldenares zich niet in die mate heeft ingespannen om inkomsten uit arbeid te verwerven als van haar had mogen worden verwacht. In het bijzonder wijst de rechtbank er op dat schuldenares, ondanks de (waarschuwende) brieven van de bewindvoerder van 25 september 2003 en 7 januari 2004,van januari 2004 tot juni 2004 niets van zich heeft laten horen. Ook het missen van afspraken bij Argonaut wegens een kennelijk niet gemelde vakantie en het niet kunnen beschikken over een geldige legitimatie rekent de rechtbank schuldenares aan. Er is derhalve zonder meer grond voor tussentijdse beëindiging van de schuldsaneringsregeling zoals verzocht. Aangezien redelijkerwijs niet te verwachten is dat aan de schuldeisers enige uitkering kan worden gedaan, zal de rechtbank geen toepassing geven aan het bepaalde in artikel 350 van de Faillissementswet (Fw) - Bij vonnis van deze rechtbank van 25 september 2003 is in deze schuldsaneringsregeling het saneringsplan reeds vastgesteld en bepaald dat de schuldsaneringsregeling van kracht zou zijn tot 27 juni 2005. Op grond van het bovenstaande zal de rechtbank het bestaande saneringsplan wijzigen in dier voege dat de termijn gedurende welke de schuldsaneringsregeling van kracht is opnieuw zal worden bepaald. Deze termijn zal thans worden bepaald op ongeveer 2 jaar en 2 maanden, te rekenen vanaf de datum van definitieve toelating tot de schuldsaneringsregeling en eindigt derhalve heden. Teneinde te voldoen aan de publicatieverplichting ex artikel 352 lid 4 Fw zal de rechtbank een datum en tijdstip voor de beëindigingszitting bepalen. ~ Gelet op het bovenstaande zal de bewindvoerder met een aanvullend eindverslag kunnen volstaan. BESLISSING De rechtbank: - wijzigt het sanerinsplan als volgt: de toepassing van de schuldsaneringsregeling is van kracht tot 26 augustus 2004; 02/176 R Gedaan door mr. J. Blokland, lid van genoemde kamer, en uitge¬sproken ter openbare terechtzitting van 26 augustus 2004 in tegenwoordigheid van de griffier.’ 1Tegen deze uitspraak kan degene, aan wie de Faillissementswet dat recht toekent, uitsluitend via een advocaat binnen acht dagen na de dag van deze uitspraak hoger beroep instellen bij een verzoekschrift, in te dienen ter griffie van het gerechtshof dat van deze zaak kennis moet nemen. beëindiging schuldsanering insolventienumrner: 02/176 R nummer verklaring: ALKO11O200713 uitspraakdatum: 30 september 2004 RECHTBANK TE ALKMAAR, ENKELVOUD 1 GE K~NER Bij vonnis van deze kamer van 27 juni 2002 is de definitieve schuldsanering uitgesproken [schuldenares] geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats], wonende te [adres], [woonplaats]. De rechtbank heeft bij uitspraak van 26 augustus 2004 vastgesteld, dat de schuldenares haar verplichtingen voortvloeiende uit de Dientengevolge heeft de rechtbank het saneringsplan gewijzigd en de termijn, gedurende welke de toepassing van de schuldsanering van kracht is, vastgesteld op ongeveer 2 jaar en 2 maanden, te rekenen vanaf de dag van de uitspraak tot toepassing van de regeling, derhalve tot 26 augustus 2004. Voor de zitting van 30 september 2004 is door de bewindvoerder schriftelijk verslag uitgebracht ten aanzien van de beëindi¬ging van de toepassing van de schuldsaneringsregeling. Het verslag houdt onder meer in dat naar het oordeel van de bewindvoerder de schuldenares tekort is geschoten in de nakoming van één of meer uit de schuidsaneringsregeling voort¬vloeiende verplichtingen. De rechter—commissaris heeft zich bij dit oordeel aangesloten. Ter zitting van 30 september 2004 is de schuldenares niet verschenen. Naar het oordeel van de rechtbank blijkt uit de bij uitspraak van 26 augustus 2004 vastgestelde omstandigheden genoegzaam dat de schuldenares in de nakoming van een of meer uit de schuldsaneringsregeling voortvloeiende verplichtingen toerekenbaar is tekortgeschoten. Gelet op het bepaalde in artikel 352 lid 1 jo. 354 lid 1 van de Faillissementswet wordt de toepassing van de schuidsaneringsregeling derhalve beëindigd. In deze schuidsaneringsregeling is geen verificatievergadering gehouden. De rechtbank zal het salaris van de bewindvoerder en de door deze gemaakte kosten vaststellen. De kosten van de in de schuidsaneringsregeling bevolen publicaties kunnen eveneens uit de boedel worden voldaan en komen dus ten laste van de schuldenares. Gelet op het thans gerealiseerde boedelactief zal, anders dan bij vonnis van 26 augustus 2004 aangenomen, na voldoening van de kosten nog enig boedelactief resteren. Dit actief is echter zo gering, dat verificatie niet in de rede ligt. insolventienurnmer: 02/176 R nummer verklaring: ALKO11O200713 blz .2 De rechtbank zal bepalen dat het resterend actief door de bewindvoerder aan de bekende, niet geverifieerde crediteuren zal worden uitgekeerd, overeenkomstig de maatstaf van artikel 349 van de Faillissementswet. BESLISSING De rechtbank: - beëindigt de toepassing van de schuldsaneringsregeling; - stelt vast dat de schuldenares toerekenbaar in de nakoming van één of meer uit de schuldsanering voortvloeiende verplichtingen is tekortgeschoten; — stelt het bedrag van het salaris van de bewindvoerder vast op € 1.276,89 (inclusief € 190,40 extra salaris bewindvoerder en omzetbelasting); - bepaalt dat de kosten van de in de Faillissementswet bevolen publicaties ten bedrage van € 600,—, ten laste van de schuldenares komen. - bepaalt dat uitdeling plaats zal vinden aan de bekende, niet geverifieerde schuldeisers. Gewezen door mr.P.H.B. Littooy, lid van genoemde uitgesproken ter openbare terechtzitting van 30 2004 in tegenwoordigheid van de griffier.’ 1Tegen deze uitspraak kan degene, aan wie de Faillissementswet dat recht toekent, uitsluitend via een advocaat binnen acht dagen na de dag van deze uitspraak hoger beroep instellen bij een verzoekschrift, in te dienen ter griffie van het gerechtshof dat van de zaak kennis moet nemen.