Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AT8665

Datum uitspraak2005-06-09
Datum gepubliceerd2005-07-05
RechtsgebiedCiviel overig
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamGerechtshof Amsterdam
Zaaknummers959/2004 NOT
Statusgepubliceerd
SectorNotariskamer


Indicatie

De notaris had op enig moment tijdens het gesprek klaagster moeten waarschuwen dat het karakter van het gesprek was veranderd en dat niet langer gesproken kon worden van een kennismakingsgesprek. Daarbij had de notaris een indicatie van de hieraan verbonden kosten moeten geven.


Uitspraak

GERECHTSHOF TE AMSTERDAM TWEEDE MEERVOUDIGE BURGERLIJKE KAMER Beslissing van 9 juni 2005 in de zaak onder rekestnummer 959/2004 NOT van: [appellant], notaris te [plaats], APPELLANT, advocaat: mr. C.H.B. Winters t e g e n [geintimeerde], wonende te [woonplaats], GEïNTIMEERDE 1. Het geding in hoger beroep 1.1. Namens appellant, verder te noemen de notaris, is bij een op 28 juli 2004 ter griffie van het hof ingekomen verzoekschrift – met één bijlage - tijdig hoger beroep ingesteld tegen de aan deze beslissing gehechte beslissing van de kamer van toezicht over de notarissen en kandidaat-notarissen te Arnhem, verder te noemen de kamer, van 29 juni 2004, waarbij de klacht van geïntimeerde, verder te noemen klaagster, gegrond is verklaard en de notaris de maatregel van waarschuwing is opgelegd. 1.2. Door klaagster is op 9 september 2004 een verweerschrift – met bijlagen – bij het hof ingediend. 1.3. Namens de notaris zijn op 17 maart 2005 nog aanvullende stukken ingediend. Klaagster heeft hierop gereageerd bij brieven ingekomen op 21 en 22 maart 2005. 1.4. Bij brief ingekomen op 11 april 2005 heeft klaagster zich opnieuw tot het hof gewend. Uit deze brief blijkt dat klaagster de klacht, gericht tegen de notaris, niet intrekt. 1.5. De zaak is behandeld ter openbare terechtzitting van het hof van 14 april 2005. De notaris en zijn advocaat zijn verschenen en hebben het woord gevoerd, de advocaat aan de hand van een pleitnotitie. Klaagster heeft bij brief ingekomen op 16 maart 2005 laten weten niet te zullen verschijnen. 2. De stukken van het geding Het hof heeft kennis genomen van de inhoud van de door de kamer aan het hof toegezonden stukken van de eerste instantie en de hiervoor vermelde stukken. 3. De feiten Het hof verwijst voor de feiten naar hetgeen de kamer in de bestreden beslissing heeft vastgesteld. Partijen hebben tegen de vaststelling van de feiten door de kamer geen bezwaar gemaakt, zodat het hof ook van die feiten uitgaat. Het hof stelt verder nog vast dat klaagster de notaris, kort nadat zij de nota van 3 april 2003 ad € 130, 90 had ontvangen, op een zaterdag op zijn privé-nummer heeft gebeld en heeft gezegd de notaris beslist niet te zullen betalen. Na dit gesprek heeft klaagster de nota aan de notaris retour gezonden. 4. Beoordeling van de bestreden beslissing Het hof kan zich niet verenigen met de beslissing van de kamer, met uitzondering van de vaststelling van de feiten, en zal deze beslissing derhalve vernietigen. 5. Het standpunt van klaagster Klaagster verwijt de notaris, kort en zakelijk weergegeven, het volgende. In tegenstelling tot een eerdere mededeling heeft de notaris kosten in rekening gebracht voor een kennismakingsgesprek dat klaagster met de notaris heeft gehad. Klaagster ontving een nota voor een gesprek van vijf kwartier, nadat de notaris haar, een jaar na het bewuste gesprek, belde met de vraag of hij haar executeur-testamentair bleef. Klaagster had hierop ontkennend geantwoord. Klaagster stelt dat het gesprek slechts ongeveer een kwartier heeft geduurd en dat de notaris tevens kosten in rekening bracht voor onder meer het opmaken van een dossier, waartoe klaagster echter nooit opdracht heeft gegeven. Vervolgens heeft de notaris reeds 12 dagen na het versturen van de eerste nota een aanmaning met verhoging gestuurd en daarna de zaak overgedragen aan een gerechtsdeurwaarder. Ondanks de uitspraak van de ringvoorzitter te Arnhem, waarin aan de notaris ter overweging wordt gegeven de nota te heroverwegen, handhaaft de notaris zijn nota en weigert de procedure stop te zetten. Tenslotte beklaagt klaagster zich over het feit dat de notaris stelt dat zij met kogels zou hebben gedreigd. Ook heeft de notaris zich grievend over haar uitgelaten in zijn verweerschrift gericht aan de kamer, aldus klaagster in haar repliek gericht aan de kamer. 6. Het standpunt van de notaris 6.1. De notaris stelt dat zijn zoon de telefoon heeft opgenomen toen klaagster voor het eerst contact opnam met de notaris. Hij neemt aan dat zijn zoon zal hebben gezegd dat aan een kennismakingsgesprek geen kosten zijn verbonden. Het betrof echter geen kennismakingsgesprek, dat de notaris met klaagster voerde. De notaris heeft uiteindelijk het gesprek beëindigd omdat hij een principieel tegenstander is van gesprekken die langer dan 60 minuten duren en omdat hij twijfelde aan de geestelijke capaciteiten van klaagster. Uit de aantekeningen van de notaris is hem gebleken dat het gesprek 70 minuten heeft geduurd. Na de bespreking heeft klaagster, in strijd met de gemaakte afspraak om bij haar thuis de bespreking voort te zetten, niets meer van zich laten horen. 6.2. De notaris stelt klaagster een nota te hebben gestuurd, mede ter herinnering aan de afspraak die zij hadden gemaakt om de bespreking voort te zetten. Tijdens het telefoongesprek dat de notaris met klaagster voerde daags na het verzenden van zijn nota heeft de notaris uitleg gegeven over de declaratie. Klaagster weigerde de redenen van de notaris te respecteren. Een paar dagen later heeft de notaris een gerechtsdeurwaarder ingeschakeld. 6.3. Toen het declaratiegeschil werd voorgelegd aan de ringvoorzitter heeft de notaris de gerechtsdeurwaarder opdracht gegeven de incassoprocedure te stoppen in afwachting van de uitspraak van de ringvoorzitter. Diens uitspraak was voor de notaris echter niet aanvaardbaar en hij is meteen in beroep gegaan. Omdat er vervolgens maar geen uitspraak kwam heeft de notaris de gerechtsdeurwaarder verzocht de incassoprocedure voort te zetten. 6.4. Wat betreft de uitlatingen die de notaris ten aanzien van klaagster heeft gedaan stelt de notaris in de eerste plaats dat deze uitlatingen geen onderdeel uitmaken van de klacht van klaagster. Subsidiair stelt de notaris dat hem een grote mate van vrijheid toekomt bij het voeren van verweer zolang de uitlatingen niet nodeloos grievend zijn. De notaris heeft de uitlatingen gedaan ter illustratie van het gevoel dat hem tijdens het gesprek met klaagster bekroop, namelijk of zij het besprokene voldoende kon begrijpen en overzien. 7. De beoordeling 7.1. Ten aanzien van het onderdeel van de klacht dat betrekking heeft op het gesprek dat klaagster en de notaris in 2002 hebben gevoerd overweegt het hof als volgt. Zoals de kamer reeds vaststelde verschillen klaagster en de notaris van mening over de aard en de duur van dit gesprek. Klaagster stelt dat het een kennismakingsgesprek is geweest dat ongeveer een kwartier heeft geduurd. De notaris stelt dat het geen kennismakingsgesprek (meer) betrof en ongeveer vijf kwartier heeft geduurd, waarin onder meer is afgesproken dat het gesprek zou worden voortgezet bij klaagster thuis. Het komt het hof voor dat, gezien de onderwerpen die tijdens het gesprek aan de orde zijn geweest, het gesprek meer dan een kwartier zal hebben geduurd. Klaagster heeft zelf aangegeven dat tijdens het gesprek haar testament, de rol van de notaris als executeur, haar schilderijen en haar overige vermogen aan de orde zijn geweest. Het hof is van oordeel dat de notaris op enig moment tijdens het gesprek klaagster had moeten waarschuwen dat het karakter van het gesprek was veranderd en dat niet langer gesproken kon worden van een kennismakingsgesprek. Daarbij had de notaris een indicatie moeten geven van de kosten die hieraan verbonden zouden zijn. De notaris had er niet op mogen vertrouwen dat het voor klaagster duidelijk zou zijn dat niet langer sprake was van een kennismakingsgesprek. 7.2. Daar komt bij dat de notaris vervolgens een jaar heeft gewacht alvorens hij terugkwam op het gesprek met klaagster. Het hof oordeelt dat het sturen van een nota ter herinnering aan de afspraak om de bespreking voort te zetten, zoals de notaris heeft gesteld, niet de meest gerede wijze is om op een gesprek terug te komen. Evenals de kamer is het hof van oordeel dat de notaris klaagster er al veel eerder aan had moeten herinneren dat zij een afspraak voor een vervolggesprek hadden gemaakt en haar had moeten vragen of zij hier nog prijs op stelde. De notaris had klaagster daarbij kunnen mededelen dat, indien zij geen vervolggesprek wenste, hij haar een nota zou sturen voor de tijd die het gesprek in 2002 in beslag had genomen minus het kwartier voor een gratis kennismakingsgesprek. Hij had klaagster daarbij ook een indicatie kunnen geven van de daarmee gemoeide kosten. In plaats daarvan heeft de notaris klaagster een nota gestuurd. Na het protest van klaagster tegen deze nota heeft de notaris na 12 dagen reeds een gerechtsdeurwaarder ingeschakeld zonder met klaagster in gesprek te gaan omtrent de nota. Gezien het bovenstaande is het hof van oordeel dat de notaris de kwestie heeft laten escaleren en kansen heeft laten liggen om deze kwestie tot een goed einde te brengen. Het hof acht dit onderdeel van de klacht dan ook gegrond. 7.3. Ten aanzien van het onderdeel van de klacht waarin klaagster stelt dat de notaris zich op grievende wijze heeft uitgelaten over klaagster overweegt het hof dat uitsluitend hetgeen de notaris in zijn verweerschrift bij de kamer heeft gesteld hiervan deel kan uitmaken. De uitlatingen van de notaris tijdens de zitting van de kamer, wat daarvan zij, kunnen geen onderdeel uitmaken van de klacht. In zijn verweerschrift heeft de notaris uitlatingen opgenomen als “ondergetekende twijfelde er ook een beetje aan of zij wel in staat was haar wil te formuleren”. Tevens heeft hij klaagster geciteerd in een uitlating waarin zij zou hebben gesteld “u verdient een kogel in de kop”. Het hof is van oordeel dat deze uitlatingen van de notaris ten aanzien van klaagster niet dermate grievend zijn dat het klachtonderdeel op dit punt gegrond moet worden bevonden, laat staan dat deze een maatregel rechtvaardigen. 7.4. Hetgeen partijen verder nog naar voren hebben gebracht kan als in het voorgaande reeds behandeld dan wel als niet ter zake dienend, buiten beschouwing blijven. 7.5. Het hiervoor overwogene leidt mitsdien tot de volgende beslissing. 8. De beslissing Het hof: - vernietigt de beslissing van de kamer van 29 juni 2004 behoudens voor wat betreft de daarin vervatte vaststelling van de feiten, en, opnieuw recht doende: - verklaart het onderdeel van de klacht zoals omschreven in 6.1. en 6.2. gegrond en voor het overige ongegrond en bepaalt dat de notaris geen maatregel zal worden opgelegd. Deze beslissing is gegeven door mrs. N.A.M. Schipper, A.L.G.A. Stille en P.J.N. van Os en uitgesproken ter openbare terechtzitting van donderdag 9 juni 2005. KAMER VAN TOEZICHT OVER DE NOTARISSEN EN KANDIDAAT-NOTARISSEN TE ARNHEM kenmerk: 07.831/2004/4 Beslissing van de Kamer van Toezicht te Arnhem in de zaak van: [klaagster], wonende te [woonplaats], klaagster, tegen [notaris], notaris te [plaats]. Het verloop van de procedure Het verloop van de procedure blijkt uit de volgende stukken ? de brief van klaagster met bijlagen van 19 februari 2004 aan de Kamer, waarbij zij een klacht heeft ingediend tegen de notaris; ? de brief, met bijlagen, van de notaris aan de Kamer van 26 maart 2004, als reactie op de klacht; ? de brief van 8 april 2004 van mr. Ten Berge aan de kamer; ? De brief van klaagster van 13 april 2004 als reactie op de brief van de notaris van 26 maart 2004; ? de brieven van 29 april 2004 van de Kamer aan klaagster en de notaris; ? De brief van de Kamer van 29 mei 2004 aan mr. Ten Berge. De klacht is behandeld ter openbare zitting van 7 juni 2004. Daarbij waren aanwezig klaagster, mr. J.J.M. ten Berge, en de notaris. De feiten De Kamer gaat uit van de volgende vaststaande feiten. - Klaagster heeft in 2002 een gesprek gehad met de notaris. Voorafgaand was door (een medewerker van) de notaris aan klaagster medegedeeld dat een kennismakingsgesprek kosteloos zou zijn. - Ongeveer een jaar later, in april 2003, heeft de notaris aan klaagster in verband met het gesprek een nota gestuurd ten bedrage van € 130,90. - Klaagster heeft aan de notaris kenbaar gemaakt dat zij de nota niet zal voldoen omdat het gesprek volgens haar een kosteloos gesprek betrof van slechts 15 minuten. De notaris heeft 12 dagen nadien ter inning van de nota een deurwaarder ingeschakeld. - Klaagster heeft het geschil over de nota op grond van artikel 55 van de Wet op het Notarisambt voorgelegd aan de voorzitter van de Ring Arnhem van de Koninklijke Notariële Beroepsorganisatie. - De voorzitter van de Ring Arnhem heeft bij beschikking van 30 juni 2003 geoordeeld dat de notaris nimmer schriftelijk duidelijk heeft gemaakt dat en wanneer voor zijn werkzaamheden een nota zou worden gezonden aan klaagster. De voorzitter heeft de notaris daarom in overweging gegeven om de nota te herzien. De notaris heeft daarop besloten om de nota niet te wijzigen en om de deurwaarder zijn werk te laten hervatten. - Klaagster weigert de nota te voldoen. - In zijn brief van 26 maart 2004 aan de Kamer heeft de notaris onder meer geschreven: “Ondergetekende weet zeker dat zijn zoon gesteld heeft dat er aan een kennismakingsgesprekje geen kosten verbonden zijn. Het was geen kennismakingsgesprekje van 15 minuten en ik heb het gesprek beëindigd vanwege het volgende (...) - ondergetekende had twijfels over de geestelijke capaciteiten van klaagster. Klaagster was chaotisch in die zin dat zij veel vertelde en gedachten had over wijziging van haar testament toen ondergetekende deze met haar doornam maar in het geheel niet ‘ to the point’ kon komen. Ondergetekende ziet in zijn notities een bespreking van 70 minuten en dat moet ook haast wel gelet op het bespokene. (...) Er zou een vervolgbespreking komen om welke reden ondergetekende een dossier had laten aanleggen (...) Mevrouw [S] komt ten kantore en de medewerker -zoon van ondergetekende- seint ondergetekende in dat zij “anders is dan anderen” (...) Ondergetekende twijfelde er ook een beetje aan of zij wel in staat was haar wil te formuleren.” Het bovenstaande wordt bevestigd door een als bijlage toegevoegde verklaring van de desbetreffende zoon van de notaris d.d. 16 maart 2004, onder meer luidend: “ * Ik heb mevrouw [S] ontvangen en daarna medegedeeld aan mijn vader dat zij in mijn ogen een steekje los had zitten/ ze zag vliegen. Woorden van die strekking. * Na afloop van die bespreking (ik was nieuwsgierig) heb ik mijn vader gevraagd hoe die bespreking uiteindelijk was verlopen. Ook omdat mij opviel hoe lang het allemaal duurde. Ik vroeg mijn vader of hij het eens was met mijn mening over haar. * Hij antwoordde toen iets als dat ook mensen die niet “normaal” overkomen best een testament kunnen maken.” De klacht Klaagster verwijt de notaris dat diens gedrag onbehoorlijk en onredelijk is, een notaris onwaardig. Zij stelt daartoe dat de notaris in weerwil van diens toezegging daarover een jaar na dato alsnog een nota heeft gestuurd voor het gesprek in 2002, dat slechts 15 minuten heeft geduurd; dat de notaris heeft geweigerd klaagster inzicht te geven in de nota; en dat de notaris spoedig nadat klaagster bezwaar had gemaakt tegen de nota een deurwaarder heeft ingeschakeld. Daarbij voelt klaagster zich gegriefd door de opmerkingen van de notaris over haar geestelijke gesteldheid. De notaris heeft de klacht weersproken. Op zijn verweer zal waar nodig in het navolgende worden ingegaan. De beoordeling van de klacht 1. Volgens art. 98 lid 1 van de Wet op het Notarisambt (WNA) zijn notarissen aan tuchtrecht onderworpen ter zake van enig handelen of nalaten in strijd met hetzij enige bij of krachtens deze wet gegeven bepaling of een op deze wet berustende verordening, hetzij met de zorg die zij als notarissen behoren te betrachten ten opzichte van degenen te wier behoeve zij optreden en ter zake van enig handelen of nalaten dat een behoorlijk notaris niet betaamt. De Kamer dient dus te onderzoeken of de handelwijze van de notaris in deze klachtzaak een verwijtbare handeling in de zin van dit artikel oplevert. De Kamer heeft geen bevoegdheden om te oordelen over civielrechtelijke kwesties als aansprakelijkheid en schade. Deze zijn aan het oordeel van de burgerlijke rechter voorbehouden. 2. Klaagster en de notaris verschillen van mening over de aard en de strekking van het gesprek dat zij in 2002 hebben gevoerd. Klaagster stelt zich op het standpunt dat het enkel een kosteloos kennismakingsgesprek betrof van 15 minuten, zonder verdere verplichtingen voor haar. Volgens de notaris heeft het gesprek (meer dan) een uur geduurd en is daarin onder meer gesproken over de wijziging van het testament van klaagster, en werd de afspraak gemaakt dat klaagster hem zou bellen voor het maken van een vervolgafspraak om bij haar thuis de wijziging van het testament verder door te spreken. De notaris heeft om die reden een dossier aangelegd. Toen klaagster een jaar na dato nog geen vervolgafspraak had gemaakt, heeft de notaris klaagster een nota gestuurd. 3. Onduidelijk is gebleven hoe lang het gesprek in 2002 heeft geduurd. Dat het langer dan 15 minuten zal hebben geduurd, is niet uitgesloten. Klaagster heeft namelijk aangegeven dat in het gesprek behalve haar testament en het executeurschap ook haar schilderijen en haar overige vermogen aan de orde zijn gesteld door de notaris. Ook als deze onderwerpen maar kort aan bod zijn gekomen zal het gesprek waarschijnlijk meer dan 15 minuten hebben geduurd. Omdat in het gesprek zelf niet is gesproken over de kosten van het gesprek, is de kernvraag of, zoals de notaris stelt, klaagster had moeten begrijpen dat door de wending in het gesprek -van kennismaking naar het bespreken van een testament- en de niet uit te sluiten uitloop in tijd, het gesprek niet meer geheel kosteloos zou zijn. De Kamer is van oordeel dat klaagster dat niet had hoeven begrijpen. Daartoe wordt het navolgende overwogen. Door (een medewerker van) de notaris was vooraf aan klaagster gezegd dat het kennismakingsgesprek kosteloos zou zijn. Daardoor was het aan de notaris, als professional, om in het gesprek op enig moment aan te geven dat als het gesprek verder gevoerd zou gaan worden over het mogelijk wijzigen van het testament, hij die tijd in rekening zou gaan brengen. De notaris heeft dat nagelaten. Daardoor kon bij klaagster de indruk ontstaan dat het hele gesprek kosteloos bleef. Door vervolgens een jaar lang de zaak op zijn beloop te laten, heeft de notaris niet alleen die indruk verder bevestigd, maar ook de indruk van klaagster dat zij niet gehouden was tot het maken van een vervolgafspraak. 4. De Kamer vindt het ongepast dat de notaris een jaar na het gesprek een nota stuurt zonder niet al veel eerder klaagster er aan te hebben herinnerd dat zij volgens hem de afspraak hadden dat er nog een vervolggesprek zou plaatsvinden, en haar te vragen of zij de vervolgafspraak nog wilde maken. De notaris had daarbij kunnen meedelen dat als klaagster geen vervolg wilde geven aan het eerdere gesprek, hij haar een nota zou sturen voor de tijd dat hij in het gesprek van 2002 haar heeft geadviseerd over het wijzigen van haar testament, althans voor de tijd dat het gesprek langer heeft geduurd dan 15 minuten kennismaken. Hij had klaagster daarbij alvast een indicatie kunnen geven van de kosten. De notaris had moeten inzien dat door het nalaten van het aldus inleiden van de nota, mogelijk heftig protest zou volgen op het sturen van de nota, zij het niet op een zaterdagavond, zoals is gebeurd. De notaris had ook moeten begrijpen dat het protest van klaagster zou kunnen berusten op een misverstand tussen partijen over de uitkomst van het gesprek in 2002. Het had daarom op zijn weg gelegen om daarover met klaagster in gesprek te gaan en haar inzage te geven in het door hem aangelegde dossier, na haar geuite bezwaar tegen de nota. In plaats daarvan heeft de notaris vrijwel onmiddellijk een deurwaarder in de arm genomen. Ook deze handelwijze is niet zoals het een behoorlijk notaris betaamt. 5. Uit het hiervóór overwogene volgt dat de notaris over de kosten niet goed de regie heeft gevoerd in het gesprek dat hij met klaagster had in 2002 en ook niet in de bewaking van het dossier dat hij van het gesprek heeft aangelegd. Als gevolg daarvan is de kwestie over de betaling van de nota geëscaleerd. In het tot een goed einde brengen van die kwestie heeft de notaris duidelijk kansen laten liggen. Ofschoon de handelwijze van de notaris in die kwestie kan worden gezien als onbehoorlijk, en de klacht derhalve gegrond is, zal de Kamer niet voor die handelwijze een maatregel opleggen. 6. Wel zal de Kamer een maatregel opleggen voor de eveneens gegronde klacht over de grievende wijze waarop de notaris zich en woord en geschrift uitlaat over de geestelijke gesteldheid van klaagster, zoals blijkt uit zijn verklaring ter zitting, en zoals blijkt uit de hiervóór weergegeven correspondentie van de notaris. Terecht voelt klaagster zich door dit gedrag van de notaris gegriefd. Het is van groot belang dat klaagster als cliënte van de notaris zich door hem gerespecteerd weet. Uitlatingen zoals door de notaris gedaan, zijn in strijd met de zorgplicht tegenover cliënten en onbetamelijk voor een behoorlijk notaris. De kamer zal daarvoor de maatregel van waarschuwing opleggen. De beslissing De Kamer van Toezicht verklaart de klacht tegen notaris [naam] zoals hiervoor vermeld gegrond, legt hem voor het gedeelte dat betreft de grievende uitlatingen over klaagster, de maatregel van waarschuwing op, bepaalt dat de waarschuwing, nadat deze beslissing in kracht van gewijsde is gegaan, zal worden uitgesproken door de voorzitter in een nader te bepalen vergadering van de Kamer, waarvoor de notaris bij aangetekende brief zal worden opgeroepen. Deze beslissing is gegeven door mr. J.D.A. den Tonkelaar, plv. voorzitter, mrs. L.A. van Son, R.F.M. Brugman, D.G. Hoek, en E. Bos (plv.-)leden, en in tegenwoordigheid van mr. M.J. Daggenvoorde, plv. secretaris, uitgesproken in het openbaar op 29 juni 2004. De secretaris: De voorzitter: