Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AT8797

Datum uitspraak2005-06-21
Datum gepubliceerd2005-07-06
RechtsgebiedVreemdelingen
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Zittingsplaats's-Gravenhage
Instantie naamRechtbank 's-Gravenhage
ZaaknummersAWB 04/47633
Statusgepubliceerd


Indicatie

Mvv / driejarenbeleid / hardheidsclausule De rechtbank onderschrijft verweerders standpunt dat er geen aanleiding is om aan eiser een verblijfsvergunning regulier op grond van het driejarenbeleid te verlenen. Voorts acht de rechtbank anders dan de uitspraak van 28 april 2005 van de voorzieningenrechter van deze rechtbank waarop eiser zich beroept, de wijze waarop verweerder eisers aanvraag heeft beoordeeld niet in strijd met de wet of anderszins onrechtmatig. Voordat verweerder aan eiser heeft tegengeworpen dat er geen gronden zijn om hem een vrijstelling te verlenen van het mvv-vereiste, is beoordeeld of eiser op grond van de voorwaarden betreffende het driejarenbeleid aanspraak heeft op verblijf hier te lande. Aangezien eiser niet aan deze voorwaarden heeft voldaan, overweegt de rechtbank dat uit de wet- en regelgeving niet volgt dat verweerder enkel in verband met de aard van de aangevraagde toelatingsgrond al vrijstelling van het mvv-vereiste diende te verlenen. De rechtbank overweegt dat dit standpunt van verweerder aansluit bij de Afdelingsuitspraak van 18 april 2005 (ABRS 200410518/1) waarin is uitgesproken dat de enkele omstandigheid dat de vreemdeling een aanvraag heeft ingediend om verlening van een verblijfsvergunning regulier met als doel voortgezet verblijf, zonder dat op het moment van indiening sprake was van rechtmatig verblijf, niet meebrengt dat de vreemdeling niet hoeft te voldoen aan het vereiste dat over een geldige mvv wordt beschikt. Beroep ongegrond.


Uitspraak

Rechtbank ’s-Gravenhage sector bestuursrecht vreemdelingenkamer, meervoudige kamer __________________________________________________ UITSPRAAK ingevolge artikel 8:77 Algemene wet bestuursrecht __________________________________________________ Reg.nr : AWB 04/47633 BEPTDN Inzake : A, eiser, V-nummer 130.509.5434, woonplaats kiezende ten kantore van zijn gemachtigde, mr. J.P.H. Thissen, advocaat te Den Haag, tegen : de Minister voor Vreemdelingenzaken en Integratie, verweerder, gemachtigde mr. P.M. Kruijdenberg, advocaat bij het kantoor van de Landsadvocaat te Den Haag. I. PROCESVERLOOP 1. Eiser, geboren op [...] 1954, bezit de Egyptische nationaliteit. Hij verblijft sedert onbekende datum als vreemdeling in Nederland. Bij schrijven van 20 oktober 2003 heeft hij een aanvraag ingediend tot verlening van een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd als bedoeld in artikel 14 van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw 2000). Op deze aanvraag is door verweerder bij besluit van 18 mei 2004, verzonden op 20 mei 2004, afwijzend beslist. Eiser heeft tegen dit besluit een bezwaarschrift ingediend. Op 11 oktober 2004 heeft verweerder het bezwaar ongegrond verklaard. 2. Bij schrijven van 29 oktober 2004 heeft eiser tegen dit besluit beroep ingesteld bij de rechtbank. Verweerder heeft de op de zaak betrekking hebbende stukken ingezonden en een verweerschrift ingediend. 3. De openbare behandeling van het beroep heeft door de meervoudige kamer plaatsgevonden op 2 juni 2005. Eiser is niet verschenen. Hij heeft zich doen vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich doen vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. II. OVERWEGINGEN 1. In dit geding dient te worden beoordeeld of het bestreden besluit in het licht van de daartegen aangedragen beroepsgronden de toetsing aan geschreven en ongeschreven rechtsregels kan doorstaan. 2. Eiser stelt dat verweerder in het bestreden besluit ten onrechte zijn oordeel, dat eiser niet in aanmerking komt voor een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd met als doel ‘tijdsverloop in de asielprocedure’, heeft gehandhaafd. Daartoe heeft hij het volgende aangevoerd. Door de lange duur van de procedure heeft eiser meer dan drie jaren in onzekerheid verkeerd over zijn verblijfrecht. Gelet hierop is redelijkerwijs sprake van relevant tijdsverloop. Voorts kan bij een ambtshalve te verlenen verblijfsvergunning geen mvv-vereiste worden gesteld. In dit verband heeft de gemachtigde van eiser ter zitting nog verwezen naar enkele recente uitspraken van deze rechtbank. 3. Verweerder stelt zich onder verwijzing naar de ingediende stukken op het standpunt dat eiser niet voor de gevraagde vergunning in aanmerking komt. 4. De rechtbank stelt allereerst vast dat geen sprake is van een eerder door eiser doorlopen asielprocedure, nu eiser op 20 juli 1998 een aanvraag tot verlening van een verblijfsvergunning regulier met als doel ‘studie’, heeft ingediend. 5. Ingevolge artikel 16, eerste lid, aanhef en onder a, Vw 2000, kan een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd als bedoeld in artikel 14 worden afgewezen indien de vreemdeling niet beschikt over een geldige mvv die overeenkomt met het verblijfsdoel waarvoor de verblijfsvergunning is aangevraagd. 6. De rechtbank overweegt het volgende. De weigering van verweerder om in een bepaald geval toepassing te geven aan de hardheidsclausule van artikel 3.71, vierde lid, Vb 2000 zal de toetsing in rechte slechts dan niet kunnen doorstaan, indien moet worden geoordeeld dat verweerder bij afweging van de betrokken belangen niet in redelijkheid daartoe heeft kunnen besluiten (vergelijk uitspraak Afdeling bestuursrechtspraak Raad van State van 9 december 2003, JV 2004, 63). Niet is gebleken dat in het onderhavige geval, waarin de vreemdeling niet beschikt over een geldige mvv, een van de vrijstellingsgronden van artikel 17 Vw 2000 of artikel 3.71, tweede lid, Vb 2000 van toepassing is. 7. De onderhavige aanvraag is getoetst aan het driejarenbeleid met betrekking tot een reguliere aanvraag, zoals dat is neergelegd in de Vc 2000 in hoofdstuk B1/2.2.11. In een reguliere procedure wordt het driejarenbeleid uitgewerkt als een beperking van de afwijzingsgronden zoals weergegeven in artikel 16 Vw 2000. Ingevolge dit beleid wordt indien de procedure drie jaar heeft geduurd voorbij gegaan aan twee gronden waarop een aanvraag afgewezen kan worden, te weten het mvv-vereiste en het middelenvereiste. De overige afwijzingsgronden van artikel 16 Vw 2000 blijven van toepassing. Vorenstaande houdt in dat de vreemdeling zal moeten voldoen aan de beperking waaronder de vergunning tot verblijf zal worden verleend. 8. De rechtbank onderschrijft verweerders standpunt dat er geen aanleiding is om aan eiser een verblijfsvergunning regulier op grond van het driejarenbeleid te verlenen. De rechtbank acht hierbij het volgende van belang. Eiser heeft op 20 juli 1998 een verblijfsvergunning regulier aangevraagd, waarop bij besluit van 8 augustus 2000 afwijzend is beslist door verweerder. Eiser heeft hiertegen bezwaar gemaakt en een voorlopige voorziening ingediend. Bij besluit van 2 mei 2001 is dit besluit niet-ontvankelijk verklaard. Het hiertegen ingediende beroepschrift is bij uitspraak van 6 februari 2003 van deze rechtbank, zittingsplaats Groningen (AWB 01/27055) ongegrond verklaard en tevens is de voorlopige voorziening afgewezen. Eiser heeft geen relevant tijdsverloop opgebouwd sedert de schriftelijke mededeling van verweerder van 7 maart 2001 dat hij de beslissing op het namens ingediende bezwaarschrift niet hier te lande mag afwachten. Gelet hierop heeft verweerder zich terecht op het standpunt gesteld dat er in de onderhavige procedure geen sprake is van drie jaren relevant tijdsverloop als bedoeld in het door verweerder gevoerde beleid, zodat eiser aan dit beleid geen aanspraken kan ontlenen. 9. Voorts acht de rechtbank anders dan de uitspraak van 28 april 2005 van de voorzieningenrechter van deze rechtbank waarop eiser zich beroept, de wijze waarop verweerder eisers aanvraag heeft beoordeeld niet in strijd met de wet of anderszins onrechtmatig. Voordat verweerder aan eiser heeft tegengeworpen dat er geen gronden zijn om hem een vrijstelling te verlenen van het mvv-vereiste, is beoordeeld of eiser op grond van de voorwaarden betreffende het driejarenbeleid aanspraak heeft op verblijf hier te lande. Indien aan die voorwaarden wordt voldaan, wordt vrijstelling van het mvv-vereiste verleend. Aangezien eiser niet aan die voorwaarden heeft voldaan, overweegt de rechtbank dat uit het wettelijk systeem niet volgt dat verweerder enkel in verband met de aard van de aangevraagde toelatingsgrond al vrijstelling van het mvv-vereiste diende te verlenen. De rechtbank overweegt dat dit standpunt van verweerder aansluit bij de jurisprudentie (ABRS 18 april 2005, 200410518/1) waarin is uitgesproken dat de enkele omstandigheid dat de vreemdeling een aanvraag heeft ingediend om verlening van een verblijfsvergunning regulier met als doel voortgezet verblijf, zonder dat op het moment van indiening sprake was van rechtmatig verblijf, niet meebrengt dat de vreemdeling niet hoeft te voldoen aan het vereiste dat over een geldige mvv wordt beschikt. 10. Op grond van het vorenstaande is de rechtbank van oordeel dat verweerder op goede gronden heeft vastgesteld dat eiser ingevolge artikel 16, eerste lid, aanhef en onder a, Vw 2000 niet in aanmerking komt voor de gevraagde vergunning. 11. Het beroep is derhalve ongegrond. 12. De rechtbank acht geen termen aanwezig voor een proceskosten-veroordeling. III. BESLISSING De rechtbank 's-Gravenhage, RECHT DOENDE: verklaart het beroep ongegrond. Aldus gedaan door mr. drs. J.J.P. Bosman, voorzitter, mr. G.P. Kleijn, mr. M.T.H. Paulides, rechters en in het openbaar uitgesproken op 21 juni 2005, in tegenwoordigheid van mr. J.R. van Veen, griffier. RECHTSMIDDEL Partijen kunnen tegen deze uitspraak hoger beroep instellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. De termijn voor het indienen van een beroepschrift bedraagt vier weken na de verzending van de uitspraak door de griffier. Bij het beroepschrift dient een kopie van deze uitspraak te worden overgelegd. Het beroepschrift dient een of meer grieven tegen de uitspraak van de rechtbank te bevatten en moet worden geadresseerd aan de Raad van State, Afdeling bestuursrechtspraak, Hoger beroep vreemdelingenzaken, Postbus 16113, 2500 BC Den Haag. (Nadere informatie www.raadvanstate.nl) afschrift verzonden op: