Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AT9319

Datum uitspraak2005-04-14
Datum gepubliceerd2005-07-14
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamGerechtshof 's-Hertogenbosch
Zaaknummers20-003047-04
Statusgepubliceerd


Indicatie

Schending van de zogenaamde 'ophokplicht' tijdens de vogelpestepidemie, niet opvolgen van een ambtelijk gegeven bevel en belediging van een ambtenaar, meermalen gepleegd.


Uitspraak

Parketnummer: 20-003047-04 Uitspraak dd.: 14 april 2005 TEGENSPRAAK Gerechtshof 's-Hertogenbosch economische kamer Arrest gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de economische politierechter in de rechtbank 's-Hertogenbosch van 9 maart 2004 in de strafzaak met parketnummer 01-070892-03 tegen: [VERDACHTE], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum]1928, wonende te [woonplaats], [adres]. Hoger beroep De verdachte en de officier van justitie hebben tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld. Onderzoek van de zaak Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep, alsmede het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg. Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen van de zijde van verdachte naar voren is gebracht. De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het beroepen vonnis zal vernietigen, en te dien aanzien opnieuw rechtdoende, de verdachte zal vrijspreken van het onder 2 telastegelegde feit, zal bewezen verklaren hetgeen aan de verdachte is tenlastegelegd onder 1 primair, 3, 4 en 5, en de verdachte zal veroordelen tot een geldboete van Euro 1000,-- subsidiair 20 dagen hechtenis. Vonnis waarvan beroep Het beroepen vonnis zal worden vernietigd omdat het hof tot een andere bewezenverklaring komt dan de eerste rechter. Tenlastelegging Aan verdachte is ten laste gelegd dat: 1. hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 26 mei 2003 tot en met 4 juni 2003, in de gemeente Cranendonck, al dan niet opzettelijk, binnen het vervoersbeperkingsgebied Nederweert Zuid, een gebied als bedoeld in bijlage I bij de Regeling vervoersbeperkingsgebieden pluimvee 2003, als eigenaar, houder of hoeder van AI-gevoelige dieren (pauwen en/of eenden), niet heeft voldaan aan zijn verplichting deze Al-gevoelige dieren op te sluiten in een ruimte, die zodanig was afgeschermd dat werd voorkomen dat andere vogels en hun uitwerpselen in deze ruimte konden doordringen; Subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden: hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 26 mei 2003 tot en met 4 juni 2003, in de gemeente Cranendonck, al dan niet opzettelijk, binnen het vervoersbeperkingsgebied Nederweert Zuid, een gebied als bedoeld in de bijlage I bij de Regeling vervoersbeperkingsgebieden pluimvee 2003, als eigenaar, houder of hoeder van AI-gevoelige dieren (pauwen), er niet voor heeft zorggedragen dat deze dieren, die waren opgesloten in een ruimte, die zodanig was afgeschermd dat werd voorkomen dat andere vogels en/of hun uitwerpselen in deze ruimte konden doordringen, deze ruimte niet hebben verlaten, immers liepen deze dieren op een of meer tijdstippen in genoemde periode los. 2. hij, als houder als bedoeld in artikel 19 eerste lid van de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren (GWD), op of omstreeks 4 juni 2003, in de gemeente Cranendonck althans in Nederland, al dan niet opzettelijk, niet de medewerking, die deze nodig had voor het vervullen van zijn taak, heeft verleend aan een ambtenaar als bedoeld in artikel 114, tweede lid GWD, te weten aan [verbalisant 1], als ambtenaar van de Algemene Inspectiedienst belast met het toezicht op de naleving van het bij of krachtens de GWD bepaalde, immers heeft hij verdachte toen en daar op een perceel gelegen aan de [adres] te Budel, [verbalisant 1] voornoemd, belast met het toezicht op een voorgenomen ruiming van Al-gevoelige dieren in het kader van dierziektenbestrijding tegengewerkt, aangezien hij, verdachte, voornoemde [verbalisant 1] heeft gesommeerd het perceel te verlaten en/of voornoemde [verbalisant 1] met eieren heeft bekogeld; 3. hij op of omstreeks 4 juni 2003 te Budel, gemeente Cranendonck, opzettelijk niet heeft voldaan aan een bevel of een vordering, krachtens artikel 124 van het Wetboek van Strafvordering, in elk geval krachtens enig wettelijk voorschrift gedaan door [verbalisant 2], inspecteur van Regiopolitie Brabant Zuid-Oost, die was belast met de uitoefening van enig toezicht en/of die was belast met en/of bevoegd verklaard tot het opsporen en/of onderzoeken van strafbare feiten, immers heeft verdachte toen en daar opzettelijk, nadat deze ambtenaar hem had bevolen, althans van hem had gevorderd het perceel [adres] aldaar te verlaten, geen gevolg gegeven aan dit bevel of die vordering; 4. hij op of omstreeks 4 juni 2003 in de gemeente Cranendonck, opzettelijk beledigend een ambtenaar, te weten [verbalisant 1], ambtenaar van de Algemene Inspectiedienst, gedurende en/of terzake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening, te weten het aanwezig zijn bij en belast zijn met het toezicht op de naleving van het bij of krachtens de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren bepaalde (de ruiming van AI-gevoelige dieren), in diens tegenwoordigheid mondeling heeft toegevoegd de woorden "Gestapo's" en/of "Vuile SSers", althans woorden van gelijke beledigende aard en/of strekking; 5. hij op een of meerdere tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 28 april 2003 tot en met 26 mei 2003 te Budel, gemeente Cranendonck, (telkens) opzettelijk beledigend een ambtenaar (buitengewoon opsporingsambtenaar van de Algemene Inspectie Dienst), te weten [verbalisant 3], gedurende en/of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening, te weten belast met het toezicht op het ophokken van Al-gevoelige dieren, in diens tegenwoordigheid mondeling heeft toegevoegd de woorden "Nazi en/of Gestapo en/of SS-er", althans woorden van gelijke beledigende aard en/of strekking; Vrijspraak Het hof heeft uit het onderzoek ter terechtzitting niet door de inhoud van wettige bewijsmiddelen de overtuiging bekomen, dat verdachte het onder 2 ten laste gelegde heeft begaan, zodat verdachte daarvan behoort te worden vrijgesproken. Bewezenverklaring Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 primair, 3, 4 en 5 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat: 1. hij op tijdstippen in de periode van 26 mei 2003 tot en met 4 juni 2003, in de gemeente Cranendonck, opzettelijk, binnen het vervoersbeperkingsgebied Nederweert Zuid, een gebied als bedoeld in bijlage I bij de Regeling vervoersbeperkingsgebieden pluimvee 2003, als hoeder van AI-gevoelige dieren (eenden), niet heeft voldaan aan zijn verplichting deze Al-gevoelige dieren op te sluiten in een ruimte, die zodanig was afgeschermd dat werd voorkomen dat andere vogels en hun uitwerpselen in deze ruimte konden doordringen; 3. hij op 4 juni 2003 te Budel, gemeente Cranendonck, opzettelijk niet heeft voldaan aan een bevel, krachtens enig wettelijk voorschrift gedaan door [verbalisant 2], inspecteur van Regiopolitie Brabant Zuid-Oost, die was belast met de uitoefening van enig toezicht, immers heeft verdachte toen en daar opzettelijk, nadat deze ambtenaar hem had bevolen het perceel [adres] aldaar te verlaten, geen gevolg gegeven aan dit bevel; 4. hij op 4 juni 2003 in de gemeente Cranendonck, opzettelijk beledigend een ambtenaar, te weten [verbalisant 1], ambtenaar van de Algemene Inspectiedienst, gedurende de rechtmatige uitoefening van zijn bediening, te weten het aanwezig zijn bij en belast zijn met het toezicht op de naleving van het bij of krachtens de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren bepaalde (de ruiming van AI-gevoelige dieren), in diens tegenwoordigheid mondeling heeft toegevoegd de woorden "Gestapo's" en "Vuile SSers", althans woorden van gelijke beledigende aard en/of strekking; 5. hij op 26 mei 2003 te Budel, gemeente Cranendonck, opzettelijk beledigend een ambtenaar (buitengewoon opsporingsambtenaar van de Algemene Inspectie Dienst), te weten [verbalisant 3], gedurende de rechtmatige uitoefening van zijn bediening, te weten belast met het toezicht op het ophokken van Al-gevoelige dieren, in diens tegenwoordigheid mondeling heeft toegevoegd het woord "Gestapo". Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken. Door het hof gebruikte bewijsmiddelen Indien tegen dit verkort arrest beroep in cassatie wordt ingesteld, worden de door het hof gebruikte bewijsmiddelen die redengevend zijn voor de bewezenverklaring opgenomen in een aanvulling op het verkort arrest. Deze aanvulling wordt dan aan het verkort arrest gehecht. Bijzondere overwegingen omtrent het bewijs De beslissing dat het bewezen verklaarde door de verdachte is begaan berust op de feiten en omstandigheden als vervat in de hierboven bedoelde bewijsmiddelen, in onderlinge samenhang beschouwd. Elk bewijsmiddel wordt - ook in zijn onderdelen - slechts gebruikt tot bewijs van dat bewezen verklaarde feit, of die bewezen verklaarde feiten, waarop het, blijkens zijn inhoud, betrekking heeft. De raadsman heeft ter zitting aangevoerd dat op 3 juni 2003 de zogenaamde 'ophokplicht' voor AI-gevoelige dieren in het gebied rond Budel was opgeheven, zodat men op 4 juni 2003 niet meer gerechtigd was het pluimvee te ruimen. Het hof overweegt dienaangaande het navolgende. In de onderhavige periode (te weten van 26 mei 2003 tot en met 4 juni 2003) viel het perceel [adres] te Budel, waar verdachte en [betrokkene 1] woonachtig zijn, onder de Regeling Vervoersbeperkingsgebieden pluimvee 2003 (Regeling van 2 maart 2003, Stcrt 43). Deze Regeling vond haar grondslag in onder meer artikel 17 van de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren, krachtens welke bepaling bij ministeriële regeling voor geheel Nederland of voor bepaalde gedeelten ervan regels kunnen worden gesteld ter voorkoming van overbrenging van een besmettelijke dierziekte. In artikel 3 van de Regeling aanwijzing besmettelijke dierziekten is vogelpest (aviaire influenza, AI) als besmettelijke dierziekte aangewezen. Artikel 6 van de Regeling vervoersbeperkingsgebieden pluimvee 2003 bepaalde ten tijde van de onderhavige periode dat de eigenaar, houder of hoeder van AI-gevoelige dieren verplicht is deze dieren op te sluiten in een ruimte die zodanig is afgeschermd dat wordt voorkomen dat andere vogels en hun uitwerpselen in deze ruimte kunnen doordringen. Artikel 2 van de Regeling vervoersbeperkingsgebieden pluimvee 2003 bepaalde dat het in een gebied verboden is te handelen in strijd met de in bijlage I bij de onderscheiden aangewezen gebieden telkens van toepassing verklaarde artikelen of artikelonderdelen van deze regeling. Bijlage I bevatte voor de in het onderhavige geval relevante periode onder meer een omschrijving van het Vervoersbeperkingsgebied Nederweert Zuid. Het perceel [adres] te Budel viel in dit gebied. Voor het vervoersbeperkingsgebied werd artikel 6 van de regeling van toepassing verklaard. Op 4 juni 2003 waren in Bijlage I, onderdeel II van de regeling zogenaamde beschermingsgebieden aangewezen, waaronder Beschermingsgebied Budel. Onderdeel II, 2., onder 1 bepaalde dat onder meer artikel 6 van de regeling van toepassing was op het beschermingsgebied Budel. De verplichting om dieren op te sluiten in een ruimte die zodanig is afgeschermd dat wordt voorkomen dat andere vogels en hun uitwerpselen in deze ruimte kunnen doordringen gold derhalve op 4 juni 2003 voor het onderhavige perceel. Ter zake van het onder 1 primair tenlastegelegde. Uit de gebezigde bewijsmiddelen blijkt dat verdachte bewoner was van het perceel [adres] te Budel. De eenden bevonden zich binnen een niet overdekt afgerasterd gedeelte op dat perceel. Verdachte heeft ter zitting in hoger beroep verklaard dat hij enige tijd voor de ruiming het betreffende gedeelte, waar de eenden zich bevonden, heeft afgerasterd. Voorts heeft verdachte verklaard dat hij de eenden brood gaf. Ten overstaan van [verbalisant 3] heeft verdachte op 29 april 2003 verklaard dat hij eigenaar was van de 18 eenden. Het hof leidt uit voornoemde omstandigheden af dat verdachte de zorg op zich had genomen van de zich binnen een afgerasterd gedeelte bevindende en daardoor verzorging behoevende eenden en als hoeder van die eenden kon worden aangemerkt. Daaraan doet niet af dat verdachte ter zitting in hoger beroep heeft verklaard dat hij niet de eigenaar was van de eenden en dat hij met zijn uitlating slechts heeft bedoeld dat hij alle dieren als zijn dieren, dat wil zeggen zijn vrienden beschouwt en bovendien alle dieren brood voert. Voor wat betreft de pauwen acht het hof niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte eigenaar, houder of hoeder was, zodat verdachte van dit onderdeel van de telastelegging dient te worden vrijgesproken. Ter zake van het onder 3. tenlastegelegde. Het hof acht bewezen dat de inspecteur van politie [verbalisant 2] met de uitoefening van enig toezicht was belast, nu op grond van artikel 5.15, lid 2, van de Algemene wet Bestuursrecht de politie Cranendonck, waarvan [verbalisant 2] deel uitmaakte, ter assistentie bij de ruiming was gevraagd. Voor wat betreft de rechtmatigheid van het door [verbalisant 2] gegeven bevel zich te verwijderen overweegt het hof het navolgende. Uit het proces-verbaal dossiernummer PL2202/03-003982, dossierpagina 6 tot en met 14 en uit het verhandelde ter zitting blijkt het navolgende. Op 28 april 2003 werd door [verbalisant 3], buitengewoon opsporingsambtenaar van de Algemene Inspectiedienst (AID) en belast met het toezien op het zogenaamd 'ophokken' van AI-gevoelige dieren in verband met de klassieke vogelpest een controle uitgevoerd op het perceel [adres] te Budel, waar verdachte woonachtig was. Tijdens deze controle werd waargenomen dat eenden en pauwen los liepen op het perceel. Ook op 29 april 2003 werd door [verbalisant 3] geconstateerd dat AI-gevoelige dieren, te weten een pauw en ongeveer 18 eenden los liepen op het perceel. [verbalisant 3] heeft hierover verdachte aangesproken en hem proces-verbaal aangezegd. Op 3 mei 2003 is door [verbalisant 3] opnieuw geconstateerd dat de eenden en pauwen niet 'opgehokt' waren. Enkele weken later is [verbalisant 3] wederom naar het perceel [adres] te Budel gegaan, in verband met het feit dat door verdachte geen aangifte was gedaan van AI-gevoelige dieren in verband met het ophalen van kratten waar de dieren in afgevoerd moesten worden. [verbalisant 3] heeft verdachte aangesproken over het nog steeds niet 'opgehokt' zijn van de betreffende dieren. Op 4 juni 2003 is een team van de AID naar het perceel [adres] te Budel gegaan om het daar aanwezige pluimvee te ruimen. Van het team maakte onder meer deel uit [verbalisant 1], buitengewoon opsporingsambtenaar van de AID. Voorts was aanwezig [deskundige], ambtenaar keuringsdierenarts, werkzaam bij de Rijksdienst voor de Keuring van Vee en Vlees (RVV). Op het betreffende perceel waren aanwezig verdachte, [betrokkene 1], een [betrokkene 2], zijnde [betrokkene 2] en een [betrokkene 3], zijnde [betrokkene 3]. [verbalisant 1] en [deskundige] moesten van verdachte en [betrokkene 1] het erf verlaten. Door verdachte werd met eieren naar hen gegooid. [verbalisant 1] en [deskundige] hebben vervolgens het perceel verlaten en hebben verzocht om politieassistentie. Door hen was geconstateerd dat op het terrein een pauw los liep. [verbalisant 4] en [verbalisant 5], hoofdagent respectievelijk agent van regiopolitie Brabant Zuid-Oost, zijn ter plaatse gekomen. Hen werd door [verbalisant 1] en [deskundige] meegedeeld dat zij het pluimvee op het perceel wilden gaan ruimen, doch dat hen de toegang werd geweigerd. [betrokkene 1] heeft vervolgens aan [verbalisant 4] meegedeeld dat zij geen toestemming gaf het erf te betreden en dat er niet geruimd mocht worden. Gelet op de terreinomstandigheden werd besloten dat het pluimvee geschoten moest worden. Na overleg tussen de burgemeester van de gemeente Cranendonck en de AID gaf de burgemeester toestemming tot het doodschieten van het pluimvee op het betreffende perceel. Besloten werd dat niet alleen de aanwezige [betrokkene 2] en [betrokkene 3], maar ook de beide bewoners het terrein dienden te verlaten. Blijkens het proces-verbaal is verdachte, [betrokkene 1], [betrokkene 2] en [betrokkene 3] verzocht het perceel te verlaten. Toen hier niet aan werd voldaan is door [verbalisant 2] genoemde vier personen bevolen het perceel te verlaten. Op basis van de artikelen 21 en 22 Gezondheids- en welzijnswet voor dieren kan de minister de door hem nodig geachte maatregelen nemen tot bestrijding van een besmettelijke dierziekte. De maatregel kan bestaan uit het doden van zieke of verdachte dieren. Het bestrijden van besmettelijke dierziekten is van openbaar belang. Naar het oordeel van het hof bestond de bevoegdheid tot het geven van het bevel zich van het perceel te verwijderen op grond van artikel 2 van de Politiewet, krachtens welke bepaling de politie onder meer tot taak heeft te zorgen voor de daadwerkelijke handhaving van de rechtsorde. Gelet op de omstandigheid dat het pluimvee in het kader van de bestrijding van een besmettelijke dierziekte diende te worden geruimd, op meerdere tijdstippen was geconstateerd dat niet werd voldaan aan de 'ophokplicht', de bewoners van het betreffende perceel zich verzetten tegen de ruiming en het besluit was genomen dat de dieren afgeschoten moesten worden, waarbij de veiligheid van de zich op het perceel bevindende personen in het geding was, was de verbalisant gerechtigd om, teneinde de ruiming mogelijk te maken en de veiligheid ter plaatse te waarborgen, de op het perceel aanwezige personen te bevelen dit perceel te verlaten. Dat op het moment dat het bevel werd gegeven het toegangshek tot het perceel was afgesloten en het terrein niet voor publiek toegankelijk was doet hier niet aan af, nu op zichzelf genomen het treffen van maatregelen ter bestrijding van een besmettelijke dierziekte op een terrein waarop moet worden geruimd een zaak is van openbaar belang en, gelet op het besluit de dieren op het perceel te schieten, hetgeen ook daadwerkelijk is gebeurd, maatregelen genomen moesten worden teneinde de veiligheid van personen te waarborgen. Gezien het feit dat door verdachte en [betrokkene 1] de toegang tot het perceel werd geweigerd en personeel van de AID en de RVV door verdachte met eieren werd bekogeld en gelet op de noodzaak zorg te dragen voor de veiligheid van personen omdat de dieren geschoten zouden worden, acht het hof de beslissing dat verdachte, [betrokkene 1], [betrokkene 2] en [betrokkene 3] zich van het perceel dienden te verwijderen niet disproportioneel. Dat in het proces-verbaal wordt verwezen naar het voor het onderhavige geval niet van toepassing zijnde artikel 124 van het wetboek van strafvordering als kennelijke grondslag van het bevel doet op zichzelf niet af aan de rechtmatigheid van het gegeven bevel, temeer daar het onderhavige bevel zich beperkte tot de enkele mededeling zich te verwijderen. Gelet op het voorgaande acht het hof het aan verdachte gegeven bevel zich te verwijderen dan ook rechtmatig gegeven. De strafbaarheid van het bewezenverklaarde Het bewezen verklaarde onder 1 primair is voorzien bij artikel 17, eerste lid, aanhef en onder a van de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren junctis de artikelen 1 en 6 van de Regeling vervoersbeperkingsgebieden pluimvee 2003 (oud) en Bijlage I (gebieden) als bedoeld in artikel 1, onderdeel c, van de Regeling vervoersbeperkingsgebieden 2003 [zowel de regeling van 21-05-2003 t/m 26-05-2003 en die van 27-05-2003 t/m 17-06-2003] , onderdeel I, onder 2, ten eerste onder b, en 2 onderdeel b, respectievelijk onderdeel I, onder 2, ten eerste onder b en onderdeel II, onder 1 en onder 2, ten tweede en onder c, van deze Regeling, artikel 1, aanhef en onder 1, en artikel 2, eerste lid, van de Wet op de economische delicten en strafbaar gesteld bij artikel 6, eerste lid, aanhef en onder 1 van de Wet op de economische delicten. Het onder 3 bewezen verklaarde is voorzien en strafbaar gesteld bij artikel 184, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht. Het onder 4 en 5 bewezen verklaarde is telkens voorzien en strafbaar gesteld bij artikel 266, eerste lid, juncto artikel 267, aanhef en onder 2°, van het Wetboek van Strafrecht. Het moet worden gekwalificeerd zoals hierna in de beslissing wordt vermeld. Er zijn geen feiten en/of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. De strafbaarheid van de verdachte Er zijn geen feiten en/of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluiten. De verdachte is daarom strafbaar voor het hiervoor bewezen verklaarde. De op te leggen straf Bij de bepaling van de op te leggen straf is gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezen verklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen. Bij de vaststelling van de hoogte van de geldboete heeft het hof rekening gehouden met de financiële draagkracht van de verdachte, voor zover daarvan ter terechtzitting is gebleken. Toepasselijke wettelijke voorschriften De beslissing is gegrond op de artikelen 23, 24, 24a, 24c, 57, 184, 266 en 267 van het Wetboek van Strafrecht, de artikelen 1, 2 en 6 van de Wet op de economische delicten, artikel 17 van de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren en artikel 1 en 6(oud) van de Regeling vervoersbeperkingsgebieden pluimvee 2003. BESLISSING Het hof: Vernietigt het vonnis, waarvan beroep, en doet opnieuw recht. Verklaart niet bewezen, dat verdachte het onder 2 ten laste gelegde heeft begaan en spreekt verdachte daarvan vrij. Verklaart, zoals hiervoor overwogen, wettig en overtuigend bewezen, dat verdachte het onder 1 primair, 3, 4 en 5 ten laste gelegde heeft begaan. Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt verdachte daarvan vrij. Verklaart dat de bewezenverklaarde feiten opleveren: ten aanzien van het onder 1 primair bewezenverklaarde: Overtreding van een voorschrift gesteld krachtens artikel 17 van de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren, opzettelijk begaan, meermalen gepleegd (artikel 6 van de regeling vervoersbeperkingsgebieden pluimvee 2003 (oud)). ten aanzien van het onder 3 bewezenverklaarde: Opzettelijk niet voldoen aan een bevel, krachtens wettelijk voorschrift gedaan door een ambtenaar, met de uitoefening van enig toezicht belast. ten aanzien van het onder 4 en 5 bewezenverklaarde telkens: Eenvoudige belediging, aangedaan aan een ambtenaar, gedurende de rechtmatige uitoefening van zijn bediening. Verklaart verdachte deswege strafbaar. Veroordeelt verdachte tot een geldboete van Eur.500,00 (vijfhonderd euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 10 (tien) dagen hechtenis. Bepaalt, dat de geldboete mag worden voldaan in 5 (vijf) termijnen van 1 maand, elke termijn groot Eur.100,00 (honderd euro). Aldus gewezen door mr De Vries-Leemans, voorzitter, mrs Otten en Van Dijk, raadsheren, in tegenwoordigheid van dhr Van Baast, griffier, en op 14 april 2005 ter openbare terechtzitting uitgesproken. Mr. Van Dijk is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.