Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AT9905

Datum uitspraak2005-07-25
Datum gepubliceerd2005-07-25
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRechtbank Maastricht
Zaaknummers03/008465-04
Statusgepubliceerd


Indicatie

Veroordeling voor o.a. het medeplegen van gekwalificeerde doodslag.


Uitspraak

RECHTBANK MAASTRICHT Sector Strafrecht Parketnummers: 03/008465-04; 03/700119-05 Datum uitspraak: 25 juli 2005 Dit vonnis is naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 28 januari 2005, 20 april 2005, 5 juli 2005, 6 juli 2005, 8 juli 2005 en 11 juli 2005 op tegenspraak gewezen door de meervoudige kamer voor strafzaken in de zaak tegen [Naam verdachte1], geboren te [Geboorteplaats verdachte1] op [geboortedatum verdachte1], wonende te [Woonplaats verdachte1], thans gedetineerd in Penitentiaire Inrichting Limburg Zuid - Huis van Bewaring Overmaze, Maastricht, Willem Alexanderweg 21. De bij afzonderlijke dagvaardingen onder bovenvermelde parketnummers aangebrachte zaken zijn ter terechtzitting gevoegd. De tenlasteleggingen Aan [Naam verdachte1] is in de zaak met het parketnummer 03/008465-04 na wijziging van de tenlastelegging ten laste gelegd dat hij op of omstreeks 29 juli 2004 in de gemeente Maastricht tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk [Naam slachtoffer] van het leven heeft beroofd, door met dat opzet die [Naam slachtoffer] - meermalen althans eenmaal met een honkbalknuppel, in elk geval met een hard voorwerp, op en/of tegen het hoofd en/of het lichaam te slaan en/of - meermalen althans eenmaal met een mes, in elk geval met een scherp en/of puntig voorwerp in het lichaam te steken en/of - meermalen althans eenmaal met kracht en met geschoeide voet tegen het hoofd en/of het lichaam te schoppen en/of te trappen en/of - meermalen althans eenmaal met kracht met vuisten te slaan en/of te stompen, tengevolge waarvan voornoemde [Naam slachtoffer] is overleden, welke vorenomschreven doodslag werd gevolgd of vergezeld door enig strafbaar feit, te weten diefstal van een personenauto merk Volvo type XC 90 en/of een horloge van het merk Breitling en/of een beurs met inhoud en/of een GSM en/of een halskettinkje, en welke doodslag werd gepleegd met het oogmerk om de uitvoering van dat feit voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf en/of aan de andere deelnemer(s) straffeloosheid en/of het bezit van het wederrechtelijk verkregene te verzekeren; subsidiair, althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden, dat: hij, verdachte, op of omstreeks 29 juli 2004 in de gemeente Maastricht, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een personenauto van het merk Volvo, type XC 90 en/of een horloge van het merk Breitling en/of een beurs met inhoud en/of een GSM en/of een halskettinkje, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [Naam slachtoffer], in elk geval toebehorende aan een ander of aan anderen dan aan hem, verdachte en/of aan zijn, verdachtes, mededader(s), welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld van geweld tegen voornoemde [Naam slachtoffer], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan zijn, verdachtes, mededader(s) hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld bestond in het voornoemde [Naam slachtoffer] - meermalen althans eenmaal met een honkbalknuppel, in elk geval met een hard voorwerp, op en/of tegen het hoofd en/of het lichaam slaan en/of - meermalen althans eenmaal met een mes, in elk geval met een scherp en/of puntig voorwerp in het lichaam steken en/of - meermalen althans eenmaal met kracht en met geschoeide voet tegen het hoofd en/of het lichaam schoppen en/of trappen en/of - meermalen althans eenmaal met kracht met vuisten slaan en/of stompen, welk vorenomschreven feit de dood van voornoemde [Naam slachtoffer] ten gevolge heeft gehad. Aan [Naam verdachte1] is in de zaak met het parketnummer 03/700119-05 ten laste gelegd dat 1. hij op of omstreeks 26 maart 2004 in de gemeente Maastricht ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een kapsalon, gelegen aan de Scharnerweg 145 weg te nemen geld en/of goederen, geheel of ten dele toebehorende aan [Naam slachtoffer2] en/of [Naam slachtoffer3], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) en zich daarbij de toegang tot voornoemde kapsalon te verschaffen en/of die/dat weg te nemen geld en/of goederen onder zijn/hun bereik te brengen door middel van braak, verbreking en/of inklimming, met een of meer van zijn mededader(s), althans alleen met voornoemd oogmerk zich naar die kapsalon heeft begeven en een (achter)deur van die kapsalon heeft opengebroken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid; 2. hij op of omstreeks 13 mei 2004 in de gemeente Valkenburg aan de Geul, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening weg te nemen een personenauto van het merk Mercedes, geheel of ten dele toebehorende aan [Naam slachtoffer4], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), en daarbij die voorgenomen diefstal te doen voorafgaan en/of te doen vergezellen van geweld tegen die [Naam slachtoffer4], te plegen met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan zijn mededader(s) hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, met een of meer van zijn mededader(s), althans alleen het portier van die personenauto heeft opengetrokken en/of vervolgens die [Naam slachtoffer4] heeft geslagen en/of gestompt en/of geschopt en/of getrapt en/of een in werking zijnd stroomstootwapen tegen het lichaam van die [Naam slachtoffer4] heeft gehouden, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid; 3. hij op of omstreeks 25 juli 2004 in de gemeente Maastricht ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een autoverhuurbedrijf, gelegen aan de Duitse Poort 15, weg te nemen geld en/of goederen, geheel of ten dele toebehorende aan [Naam slachtoffer5], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) en zich daarbij de toegang tot voornoemd pand te verschaffen en/of die/dat weg te nemen geld en/of goederen onder zijn/hun bereik te brengen door middel van braak, verbreking en/of inklimming, met een of meer van haar mededader(s), althans alleen met voornoemd oogmerk zich naar dat pand heeft/hebben begeven en een ruit van dat pand heeft verbroken en/of vervolgens dat pand is binnengegaan, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid; 4. hij in of omstreeks de periode van 1 juli 2004 tot en met 26 oktober 2004 in de gemeente Maastricht, in elk geval in het arrondissement Maastricht tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen ter voorbereiding van het misdrijf - gijzeling als omschreven in artikel 282a van het Wetboek van Strafrecht en/of - wederrechtelijke vrijheidsberoving als omschreven in artikel 282 van het Wetboek van Strafrecht en/of - afpersing als omschreven in artikel 317 van het Wetboek van Strafrecht en/of - diefstal met geweld als omschreven in artikel 312 van het Wetboek van Strafrecht, opzettelijk een of meer handgeschreven aantekeningen met betrekking tot voornoemde misdrijven en handgemaakte situatietekeningen waarop een woning en de onmiddellijke omgeving van die woning waren afgebeeld danwel vermeld, kennelijk bestemd tot het (in vereniging) begaan van dat misdrijf, heeft verworven en/of vervaardigd en/of voorhanden heeft gehad. De vrijspraak De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen, hetgeen [Naam verdachte1] in de zaak met parketnummer 03/700119-05 onder 4 is ten laste gelegd, en zal hem daarvan vrijspreken. De rechtbank overweegt hiertoe het volgende. Weliswaar heeft [Naam verdachte1], kort samengevat, samen met anderen gesproken over het plannen en plegen van een beroving van een bank en het daartoe gijzelen van een bankmedewerker en zijn gezin en heeft hij die bank samen met anderen geobserveerd, maar er is naar het oordeel van de rechtbank geen bewijs dat [Naam verdachte1], al dan niet in vereniging, in verband met deze plannen situatietekeningen en aantekeningen heeft verworven, heeft vervaardigd of voorhanden heeft gehad. Overweging met betrekking tot het bewijs Door de raadsman is aangevoerd dat [Naam verdachte1] ter zake de tenlastegelegde doodslag dient te worden vrijgesproken nu er geen opzet op de dood van het slachtoffer - feitelijk of in voorwaardelijke zin - bij hem heeft bestaan. De rechtbank verwerpt dit verweer. Uit de bewijsmiddelen volgt dat [Naam verdachte1] en zijn medeverdachten het plan hebben opgevat te gaan car-jacken. Daartoe hadden zij een knuppel en een mes bij zich. Vergaand geweld zou daarbij niet geschuwd worden, getuige de verklaring van [Naam verdachte7] dat het slachtoffer bewusteloos geslagen zou worden (blz. 3214). De rechtbank heeft echter geen aanwijzingen gevonden dat de verdachten reeds vanaf het begin voornemens waren het slachtoffer te doden. Dit voornemen, het slachtoffer te doden, is vervolgens uiterlijk op de Sint Pietersberg bij een aantal groepsleden wel opgekomen, ook bij [Naam verdachte1]. Immers, nadat het slachtoffer gezegd zou hebben “Je mag alles hebben maar doe mij geen pijn”(blz. 3144) wordt hij genadeloos bewerkt met de knuppel en wordt hij geschopt en geslagen. Daardoor blijft hij bloedend, en nagenoeg bewegingsloos, op de grond liggen. In het bijzijn van [Naam verdachte1] merkt de verdachte [Naam verdachte2] dan op “Zo kunnen we hem niet achterlaten”, waarna bij [Naam verdachte1] het idee op komt dat [Naam verdachte2] het slachtoffer wil gaan vermoorden (blz. 3013). In plaats van [Naam verdachte2] te weerhouden van die daad gaat [Naam verdachte1] met zijn voet op de keel van het slachtoffer duwen (blz. 3037). Als blijkt dat het slachtoffer zo niet dood gaat, gaat [Naam verdachte2] op de keel van het slachtoffer staan, waarbij hij met zijn handen steunt op de schouder van [Naam verdachte1]. Als het slachtoffer dan nog niet dood is, pakt [Naam verdachte2] een mes en zet dat op de keel van het slachtoffer. Op dat moment zegt [Naam verdachte1] tegen een medeverdachte dat hij wil gaan. Hij zegt echter niet dat [Naam verdachte2] het mes niet moet gebruiken. Ook blijkt er niet van enige handeling waaruit volgt dat [Naam verdachte1] het gebruik van het mes door [Naam verdachte2] feitelijk heeft willen beletten. Daarom heeft de rechtbank de overtuiging dat [Naam verdachte1] wel degelijk het opzet heeft gehad om het slachtoffer de doden en dat het opzet tot en met de dood van het slachtoffer ook aanwezig is gebleven. Nu er volgens de rechtbank sprake is van zuiver opzet op de dood van het slachtoffer hoeft de stelling van de verdediging dat van voorwaardelijk opzet op de dood geen sprake is, geen bespreking meer. De bewezenverklaring De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat [Naam verdachte1] het in de zaak met het parketnummer 03/008465-04 primair ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat hij op of omstreeks 29 juli 2004 in de gemeente Maastricht tezamen en in vereniging met anderen, opzettelijk [Naam slachtoffer] van het leven heeft beroofd, door met dat opzet die [Naam slachtoffer] - meermalen met een honkbalknuppel tegen het hoofd en het lichaam te slaan en - meermalen met een mes in het lichaam te steken en - meermalen met kracht en met geschoeide voet tegen het hoofd en het lichaam te schoppen en - meermalen met kracht met vuisten te slaan, tengevolge waarvan voornoemde [Naam slachtoffer] is overleden, welke vorenomschreven doodslag werd gevolgd door enig strafbaar feit, te weten diefstal van een personenauto, merk Volvo, type XC 90, en een horloge van het merk Breitling en een beurs met inhoud en een GSM, en welke doodslag werd gepleegd met het oogmerk om de uitvoering van dat feit voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken. De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat [Naam verdachte1] het in de zaak met het parketnummer 03/700119-05 onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat 1. hij op 26 maart 2004 in de gemeente Maastricht, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met anderen met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in een kapsalon, gelegen aan de Scharnerweg 145, weg te nemen geld en/of goederen, toebehorende aan [Naam slachtoffer2] en/of [Naam slachtoffer3], en zich daarbij de toegang tot voornoemde kapsalon te verschaffen en die/dat weg te nemen geld en/of goederen onder hun bereik te brengen door middel van braak, met zijn mededaders, met voornoemd oogmerk, zich naar die kapsalon heeft begeven en een achterdeur van die kapsalon heeft opengebroken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid; 2. hij op 13 mei 2004 in de gemeente Valkenburg aan de Geul, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met anderen met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening weg te nemen een personenauto van het merk Mercedes, toebehorende aan [Naam slachtoffer4], en daarbij die voorgenomen diefstal te doen voorafgaan van geweld tegen die [Naam slachtoffer4], te plegen met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden, met zijn mededaders het portier van die personenauto heeft opengetrokken en een in werking zijnd stroomstootwapen tegen het lichaam van die [Naam slachtoffer4] heeft gehouden, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid; 3. hij op 25 juli 2004 in de gemeente Maastricht, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met anderen met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in een autoverhuurbedrijf, gelegen aan de Duitse Poort 15, weg te nemen geld en/of goederen, toebehorende aan [Naam slachtoffer5], en zich daarbij de toegang tot voornoemd pand te verschaffen en die/dat weg te nemen geld en/of goederen onder hun bereik te brengen door middel van braak, met een van zijn mededaders met voornoemd oogmerk zich naar dat pand heeft begeven en een ruit van dat pand heeft verbroken en vervolgens dat pand is binnengegaan, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid. De partiële vrijspraak De rechtbank acht niet bewezen hetgeen aan [Naam verdachte1] in de zaak met het parketnummer 03/008465-04 primair meer of anders is ten laste gelegd. [Naam verdachte1] moet hiervan worden vrijgesproken. De rechtbank acht niet bewezen hetgeen aan [Naam verdachte1] in de zaak met het parketnummer 03/700119-05 onder 1, 2 en 3 meer of anders is ten laste gelegd. [Naam verdachte1] moet hiervan worden vrijgesproken. De bewijsmiddelen De beslissing van de rechtbank, dat het bewezen verklaarde door [Naam verdachte1] is begaan, steunt op de inhoud van de bewijsmiddelen, houdende de daartoe redengevende feiten en omstandigheden. De kwalificatie Het in de zaak met het parketnummer 03/008465-04 bewezen verklaarde levert op een strafbaar feit welk moet worden gekwalificeerd als volgt. primair: medeplegen van doodslag, gevolgd van een strafbaar feit en gepleegd met het oogmerk om de uitvoering van dat feit voor te bereiden of gemakkelijk te maken. Het in de zaak met het parketnummer 03/700119-05 bewezen verklaarde levert op strafbare feiten welke moeten worden gekwalificeerd als volgt. feit 1: poging tot diefstal door twee of meer verenigde personen waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak; feit 2: poging tot diefstal, voorafgegaan van geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen; feit 3: poging tot diefstal door twee of meer verenigde personen waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak. De strafbaarheid van de verdachte Betreffende de toerekeningsvatbaarheid van [Naam verdachte1] is gerapporteerd door forensisch psychiater dr. L.H. Jacobs-Dams d.d. 23 juni 2005 en psycholoog/neuropsycholoog drs. A.F.J.M. Zwegers d.d. 6 juni 2005. Namens [Naam verdachte1] is primair verzocht een psychiatrisch en een psychologisch tegenonderzoek uit te laten voeren. Subsidiair is betoogd dat besloten dient te worden tot een opname van zeven weken in het Pieter Baan Centrum. Daartoe is aangevoerd dat beide rapportages slecht zijn onderbouwd en onjuistheden bevatten ten aanzien van de rol van de vader, het beantwoorden van vragen en het tonen van emotie door [Naam verdachte1] en de seksuele geaardheid van [Naam verdachte1]. De rechtbank wijst beide verzoeken af en overweegt daartoe het volgende. Noch uit het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens noch uit het Nederlandse strafprocesrecht vloeit een algemeen recht op tegenonderzoek voort. Volgens vaste jurisprudentie van het Europese Hof voor de Rechten van de Mens (de arresten Bönisch, NJ 1989/385 en Brandstetter, Publ. ECHR, series A, vol. 211) bestaat voor de verdediging het recht op een tegenonderzoek, als er gerechtvaardigde twijfel bestaat met betrekking tot de objectiviteit van de deskundigen. Gezien de inhoud van bovengenoemde rapportages van de deskundigen en hun toelichting ter zitting, is de rechtbank niet gebleken van een gerechtvaardigde twijfel omtrent de objectiviteit van de deskundigen. Voorts is het enkele feit dat de uitleg van bepaalde uitlatingen en gedragingen door de deskundigen volgens [Naam verdachte1] onjuist is, onvoldoende om tot een andersluidend oordeel te komen. De rechtbank stelt voorts vast dat beide deskundigen, gelet op de persoonlijkheidsstructuur van [Naam verdachte1] met onder meer borderline-kenmerken, tot oplegging van de maatregel TBS met dwangverpleging hebben geadviseerd en dit advies ter zitting hebben gehandhaafd, ook in geval hun veronderstelling dat de agressie van [Naam verdachte1] samenhangt met zijn verlangen door een man geliefd te worden, geen stand zou houden. Beide deskundigen hebben ter zake laatst genoemd aspect, dat zij in hun rapportage als een hypothese hebben beschreven, ter zitting bevestigd dat het betreft een mogelijke verklaring voor de getoonde agressie. Nu de deskundigen deze hypothese bij de beantwoording van de vraagstellingen naar het oordeel van de rechtbank hebben verwoord als een conclusie, terwijl het blijkens het onderzoek ter zitting kennelijk een hypothese betreft, zal de rechtbank dit onderdeel van de rapportages buiten beschouwing laten, temeer nu dit aspect niet redengevend blijkt voor het advies tot oplegging van de maatregel TBS met dwangverpleging. Het eerder genoemde door dr. L.H. Jacobs-Dams opgestelde rapport houdt - zakelijk weergegeven - onder andere de volgende conclusies in: - [Naam verdachte1] is lijdende aan een ziekelijke stoornis/gebrekkige ontwikkeling van zijn geestesvermogens welke in diagnostische zin als volgt omschreven kunnen worden: een gemengde persoonlijkheidsstoornis met borderline, afhankelijke en antisociale kenmerken. Daarnaast is er eveneens sprake van een ziekelijke stoornis in de vorm van misbruik van cocaïne. - Ten tijde van het plegen van de ten laste gelegde feiten waren de kenmerken van hogervermelde stoornissen eveneens aanwezig. - De ziekelijke stoornis/gebrekkige ontwikkeling van de geestesvermogens van [Naam verdachte1] beïnvloedde zijn gedragingen ten tijde van het plegen van het ten laste gelegde, in die mate dat het ten laste gelegde grotendeels vanuit pathologie verantwoord verklaard kan worden, indien de tenlastelegging bewezen wordt. - Ondergetekende komt tot een verminderde toerekeningsvatbaarheid, op basis van de factor persoonlijkheidsstoornis, waarin zeker de borderlinecomponent een belangrijke rol speelt. Het eerder genoemde door drs. A.F.J.M. Zwegers opgestelde rapport houdt - zakelijk weergegeven - onder andere de volgende conclusies in: - [Naam verdachte1] is lijdende aan een gebrekkige ontwikkeling van zijn geestvermogens die in diagnostische zin te omschrijven is als een persoonlijkheidsstoornis NAO met borderline, afhankelijke en antisociale kenmerken. Voorts is er sprake van een ziekelijke stoornis in de vorm van misbruik van cocaïne. - De gebrekkige ontwikkeling en ziekelijke stoornis bestonden evenzo ten tijde van het ten laste gelegde en het ten laste gelegde, voor zover dat bewezen wordt, zou daaruit verklaard kunnen worden. - [Naam verdachte1]’s persoonlijkheidsstoornis gaat onder meer gepaard met een gebrekkig motief om impulsen te beheersen en een gebrekkig vermogen om zichzelf te begrenzen. Als enkel de invloed van [Naam verdachte1]’s gebrekkige persoonlijkheidsontwikkeling wordt gewogen, is het te adviseren om het ten laste gelegde, voor zover dat bewezen wordt, in verminderde mate aan hem toe te rekenen. Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid uitsluit. [Naam verdachte1] is derhalve strafbaar. De redengeving van de op te leggen straf en maatregel De officier van justitie heeft ter terechtzitting gevorderd dat [Naam verdachte1] in de zaak met het parketnummer 03/008465-04 ter zake van het primair ten laste gelegde en in de zaak met het parketnummer 03/70019-05 ter zake de feiten onder 1, 2 en 3 zal worden veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 14 jaren, met aftrek conform het bepaalde in artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht, én dat zal worden gelast dat [Naam verdachte1] ter beschikking zal worden gesteld, met verpleging van overheidswege. De raadsman heeft betoogd dat [Naam verdachte1] vrijgesproken dient te worden van de doodslag op [Naam slachtoffer] en van het in de zaak met parketnummer 03/700119-05 onder 4 ten laste gelegde. Mede gelet op hetgeen door de officier van justitie en door en namens [Naam verdachte1] ter terechtzitting naar voren is gebracht, overweegt de rechtbank in verband met de op te leggen straf en maatregel het volgende. Bij de bepaling van de op te leggen straf is gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezen verklaarde is begaan en op de persoon van [Naam verdachte1], zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen. Daarbij is in het bijzonder rekening gehouden met het volgende. [Naam verdachte1] heeft zich samen met zijn medeverdachten schuldig gemaakt aan doodslag op [Naam slachtoffer]. Tevens is vast komen te staan dat die doodslag is gepleegd teneinde [Naam slachtoffer] te kunnen beroven van het door hem bestuurde voertuig. Crimineel gedrag als het onderhavige behoort tot de ernstigste delicten. De wetgever heeft de buitengewone ernst van dit soort criminaliteit tot uitdrukking gebracht door daarop levenslange gevangenisstraf als strafmaximum te stellen. De ernst van het onderhavige feit wordt nog versterkt door de brute en gruwelijke wijze waarop [Naam slachtoffer] om het leven is gebracht. Nadat [Naam verdachte1] en [Naam verdachte2] [Naam slachtoffer] hadden voorgespiegeld seksueel contact met hem te willen hebben, zijn zij met [Naam slachtoffer] in diens voertuig naar de Sint Pietersberg gereden. Aldaar voegde [Naam verdachte3] zich bij dit drietal, waarna [Naam verdachte1] de ‘verleiding’ voortzette. Kort daarop werd [Naam slachtoffer] door [Naam verdachte1] geslagen in de hoop hem te kunnen overmeesteren. Toen [Naam slachtoffer] trachtte te vluchten, escaleerde het geweld onmiddellijk en werd hij door [Naam verdachte3] verschillende malen met een honkbalknuppel op het lichaam en op het hoofd geslagen. De op de grond liggende en inmiddels weerloze [Naam slachtoffer] werd geslagen en, mede door de inmiddels gearriveerde [Naam verdachte4], met geschoeide voeten tegen het hoofd getrapt. [Naam verdachte1] duwde met zijn voet tegen de keel van [Naam slachtoffer] en [Naam verdachte2] ging vervolgens op [Naam slachtoffer]’s keel staan en toen het gewenste effect - te weten de dood van [Naam slachtoffer] - kennelijk nog niet was bereikt, heeft [Naam verdachte2] [Naam slachtoffer] twee maal met een mes in de borststeek gestoken en daarbij diens long geraakt. De rechtbank acht voorts bijzonder ernstig dat hierboven genoemd geweld werd uitgeoefend terwijl daartoe voor het bereiken van het door [Naam verdachte1] en zijn medeverdachten beoogde doel – de diefstal van het voertuig van [Naam slachtoffer] – elke noodzaak ontbrak. [Naam slachtoffer] had immers reeds na de eerste klappen met de knuppel gezegd dat zij alles mochten hebben en hen gesmeekt hem geen pijn meer te doen. De mate waarin deze gewelddadigheden en de daaruit voortvloeiende dood van [Naam slachtoffer] persoonlijk leed voor diens familie en naaste omgeving teweeg hebben gebracht, is onbeschrijfelijk. Daar komt nog bij dat ook de rechtsorde door feiten als het onderhavige extra ernstig wordt geschokt en dat gevoelens van angst, onrust en onveiligheid in de samenleving (nog verder) worden gevoed. De rechtbank is op grond van het voorgaande van oordeel dat een lange vrijheidsbenemende sanctie op zijn plaats is. Daar komt bij dat [Naam verdachte1] bij de planning van de car-jacking, bij de ‘verleidingsactie’ alsmede bij de uitoefening van bedoeld geweld een zeer prominente rol heeft gespeeld. Beziet men de rolverdeling tussen de verschillende betrokkenen bij de gekwalificeerde doodslag van [Naam slachtoffer], dan heeft [Naam verdachte1] een van de meest kwalijke rollen in hetgeen is voorgevallen gespeeld. Deze rol van [Naam verdachte1] zal in de straf tot uiting dienen te komen. Bij de bepaling van de hoogte van de straf heeft de rechtbank voorts meegewogen de overige feiten die hierboven zijn bewezen verklaard, waarbij de rechtbank met name gewicht toekent aan de eerdere poging tot car-jacking bij het Keelbos, waarbij [Naam verdachte1] niet alleen aanwezig was, maar waarvoor hij tevens het stroomstootwapen aan zijn medeverdachte [Naam verdachte6] heeft gegeven. Ten voordele van [Naam verdachte1] dient in aanmerking te worden genomen dat hij geen relevante documentatie heeft alsmede dat hij als verminderd toerekeningsvatbaar dient te worden aangemerkt. Alle bovenstaande factoren in haar oordeel betrokken hebbend, komt de rechtbank tot een naar haar oordeel aanzienlijke gevangenisstraf voor [Naam verdachte1]. Desalniettemin zal deze straf aanmerkelijk lager liggen dan de gevangenisstraf die door het Openbaar Ministerie is geëist. Dat hangt samen met het Nederlandse strafklimaat, waarnaar de rechtbank eveneens heeft gekeken. Meer concreet heeft de rechtbank bij het bepalen van de hoogte van de straf de ernst van de bewezen verklaarde feiten gerelateerd aan andere soortgelijke strafbare feiten, waarbij rekening is gehouden met de straffen die voor soortgelijke feiten in den lande plegen te worden opgelegd. Wat betreft de persoon van [Naam verdachte1] heeft de rechtbank - waar het de gekwalificeerde doodslag van [Naam slachtoffer] betreft - in het bijzonder in aanmerking genomen: 1. het eerder bedoelde rapport van dr. L.H. Jacobs-Dams, voor zover inhoudende onder andere de volgende conclusies en advies - zakelijk weergegeven -: - De kans op recidive wordt als groot ingeschat. Daarnaast speelt het feit dat [Naam verdachte1] cocaïne gebruikt eveneens een rol en vergroot dit ook nog de kans op recidive. - Het is van essentieel belang dat [Naam verdachte1] binnen een gestructureerd en gespecialiseerd kader/behandelsetting leert om te gaan met zijn gemengde persoonlijkheidsstoornis. - Ondergetekende adviseert om de maatregel TBS met dwangverpleging op te leggen. 2. het eerder bedoelde rapport van drs. A.F.J.M. Zwegers, voor zover inhoudende onder andere de volgende conclusies en advies - zakelijk weergegeven -: - [Naam verdachte1]’s gebrekkige motief om impulsen te beheersen en zichzelf te begrenzen, verhogen de kans op recidive. [Naam verdachte1]’s motief tot beheersing wordt enigermate versterkt door het verhoogde angstniveau, maar zijn neiging tot cocaïnemisbruik heft de remmende invloed van angst op. Derhalve vormt misbruik van cocaïne een bijkomende risicofactor. De sterke weerzin om aan zelfonderzoek te doen, past bij [Naam verdachte1]’s borderline kenmerken aangezien het een bedreiging vormt voor zwakke identiteit. Het spreekt voor zich dat dit de kans op herhaling aanzienlijk verhoogt omdat hij zo onvoldoende leert van eerdere ervaringen. - Indien het ten laste gelegde wordt bewezen, adviseert rapporteur om de maatregel van TBS met verpleging op te leggen. Gezien de inhoud van vorenbedoelde rapporten en het beeld dat de rechtbank naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van [Naam verdachte1] heeft gekregen, is de rechtbank van oordeel dat hij ter beschikking dient te worden gesteld, nu tijdens het begaan van de doodslag een gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens bestond, dit door [Naam verdachte1] begane feit een misdrijf betreft waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van vier jaren of meer is gesteld en de veiligheid van anderen dan wel de algemene veiligheid van personen het opleggen van die maatregel eist. De rechtbank zal daarnaast tevens bevelen dat de ter beschikking te stellen verdachte van overheidswege zal worden verpleegd, nu de rechtbank van oordeel is dat de veiligheid van anderen dan wel de algemene veiligheid van personen de verpleging eist. De vordering van de benadeelde partij Ter terechtzitting is het formulier, zoals bedoeld in artikel 51b, eerste lid, van het Wetboek van Strafvordering, behandeld, waarbij de nabestaanden van het slachtoffer zich ter zake van hun vordering tot schadevergoeding als benadeelde partij in het strafproces hebben gevoegd. De rechtbank stelt vast dat de benadeelde partij, gelet op hetgeen in de zaak met parketnummer 03/008465-04 primair bewezen is verklaard en nu aan [Naam verdachte1] ter zake van dat feit een straf en een maatregel zullen worden opgelegd, rechtstreeks schade heeft geleden. De kosten van lijkbezorging zijn immers ten laste van de nabestaanden gekomen. Gevorderd zijn de kosten van de koffietafel ter hoogte van € 977,80. Op grond van het bepaalde in artikel 6:108, tweede lid, van het Burgerlijk Wetboek zal de rechtbank dit bedrag toewijzen. De rechtbank zal tevens toewijzen de vordering voorschot in de advocaatkosten van € 1.000,-. De rechtbank is van oordeel dat de vordering voor wat betreft de overige materiële kosten, te weten de kosten publicaties, monument en posters, de reiskosten, de overnachtingskosten en de telefoonkosten, niet van zodanig eenvoudige aard is dat deze zich voor behandeling in dit strafgeding leent en zal de benadeelde partij voor wat betreft deze kosten niet-ontvankelijk in haar vordering verklaren en verwijzen naar de burgerlijke rechter. De benadeelde partij heeft voorts een voorschot smartengeld van € 5.000,- gevorderd. Gesteld is dat op grond van de Wet conflictenrecht onrechtmatige daad Belgisch recht op dit deel van de vordering van toepassing is en dat de vordering naar Belgisch recht dient te worden toegewezen. De rechtbank zal de benadeelde partij ook voor dit deel van de vordering niet-ontvankelijk verklaren en naar de burgerlijke rechter verwijzen. Gelet op de rechtsvragen waarvoor de rechtbank zich ziet gesteld, is de rechtbank van oordeel dat de vordering voor wat betreft dit onderdeel niet van zodanig eenvoudige aard is dat deze zich voor behandeling in dit strafgeding leent. Nu [Naam verdachte1] ter zake van het in de zaak met parketnummer 03/008465-04 primair bewezenverklaarde zal worden veroordeeld en hij naar burgerlijk recht jegens de benadeelde partij aansprakelijk is voor de schade die door dat strafbare feit is toegebracht, heeft de rechtbank besloten tot het opleggen van nader te noemen maatregel. De toepasselijke wettelijke bepalingen De op te leggen straf en maatregel zijn gegrond op de artikelen 24c, 36f, 37a, 37b, 45, 47, 57, 287, 288, 310, 311 en 312 van het Wetboek van Strafrecht. DE BESLISSINGEN: De rechtbank - verklaart niet wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte het in de zaak met het parketnummer 03/700119-05 onder 4 ten laste gelegde heeft begaan en spreekt hem daarvan vrij; - verklaart wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte het in de zaak met het parketnummer 03/008465-04 primair ten laste gelegde, zoals hiervoor is omschreven, heeft begaan; - verklaart wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte het in de zaak met het parketnummer 03/700119-05 onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde, zoals hiervoor is omschreven, heeft begaan; - verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte in de zaak met het parketnummer 03/008465-04 primair meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt hem daarvan vrij; - verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte in de zaak met het parketnummer 03/700119-05 onder 1, 2 en 3 meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt hem daarvan vrij; - verklaart dat het bewezenverklaarde de hiervoor vermelde strafbare feiten oplevert en dat de verdachte strafbaar is; - veroordeelt de verdachte voor het hiervoor bewezenverklaarde tot een gevangenisstraf voor de duur van negen jaren; - beveelt dat de tijd door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de aan veroordeelde opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht; - gelast dat de verdachte ter beschikking zal worden gesteld, en beveelt dat hij van overheidswege zal worden verpleegd; - veroordeelt de verdachte hoofdelijk om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij nabestaanden [Naam slachtoffer], hierbij vertegenwoordigd door mr. A.J.L.J. Pfeil, Het Bat 16, 6211 EZ Maastricht, te betalen een bedrag van € 977,80 (negenhonderdzevenenzeventig euro en tachtig cent); - bepaalt dat de benadeelde partij nabestaanden [Naam slachtoffer], voor het overige in haar vordering niet-ontvankelijk is en dat zij deze vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen; - veroordeelt de verdachte hoofdelijk in de kosten door de benadeelde partij nabestaanden [Naam slachtoffer], in het kader van deze procedure gemaakt, begroot op € 1.000,00 (duizend euro), alsmede in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog te maken; - legt aan de verdachte hoofdelijk de verplichting op aan de staat, ten behoeve van het slachtoffer nabestaanden [Naam slachtoffer], hierbij vertegenwoordigd door mr. A.J.L.J. Pfeil, Het Bat 16, 6211 EZ Maastricht, te betalen een bedrag van € 977,80 (negenhonderdzevenenzeventig euro en tachtig cent), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van negentien dagen; - verstaat dat toepassing van laatstbedoelde vervangende hechtenis de opgelegde verplichting tot betaling niet opheft; - bepaalt dat, indien de verdachte aan de benadeelde partij nabestaanden [Naam slachtoffer] voormeld bedrag van € 977,80 heeft voldaan, de verplichting tot betaling aan de staat komt te vervallen; - bepaalt dat, indien verdachte aan de verplichting tot betaling aan de staat van het bedrag van € 977,80 heeft voldaan, de verplichting tot betaling van dat bedrag aan de benadeelde partij nabestaanden [Naam slachtoffer] komt te vervallen. Dit vonnis is aldus gewezen door mr. R.A.J. van Leeuwen, voorzitter, mr. M.C.A.E. van Binnebeke en mr. H.M.J. Quaedvlieg, rechters, in tegenwoordigheid van mr. G.L.P. Biesmans, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 25 juli 2005.