Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AT9908

Datum uitspraak2005-07-14
Datum gepubliceerd2005-07-25
RechtsgebiedHandelszaak
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Instantie naamRechtbank Alkmaar
Zaaknummers79997 / HA RK 05-19
Statusgepubliceerd


Indicatie

Rechtbank Alkmaar onbevoegd in verzoek tot het houden van voorlopig getuigenverhoor met betrekking tot octrooi-inbreuk. Exclusieve bevoegdheid van rechtbank te Den Haag op basis van de Rijksoctrooiwet 1995 strekt zich ook uit over onderhavig verzoekschrift.


Uitspraak

RECHTBANK TE ALKMAAR Sector civiel recht BvP zaak- en rekestnummer: 79997 / HA RK 05-19 datum: 14 juli 2005 Beschikking van de enkelvoudige kamer voor de behandeling van burgerlijke zaken in de zaak van: de besloten vennootschap B.V. [BEDRIJFSNAAM 1], gevestigd en kantoor houdende te Koog aan de Zaan, VERZOEKSTER, procureur: mr. H.R.M. Jenné, advocaat: mr. R. Hermans te Amsterdam, tegen: 1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid TECKRU B.V., statutair gevestigd en kantoor houdende te Westwoud, 2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid TECKRU PROJECTS B.V., statutair gevestigd en kantoor houdende te Westwoud, 3. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid [VERWEERDER 3] B.V., statutair gevestigd en kantoor houdende te Westwoud, 4. [VERWEERDER 4], wonende te Westwoud, VERWEERDERS, procureur: J.H. Prins, advocaat: mr. O.P. Swens te Amsterdam. Partijen zullen verder worden genoemd [verzoekster] en Teckru c.s. 1. HET VERLOOP VAN DE PROCEDURE Op 19 april 2005 is ter griffie het verzoekschrift ingekomen, hiertoe strekkende dat de rechtbank een voorlopig getuigenverhoor zal bevelen. Op 17 juni 2005 is ter griffie een verweerschrift van de zijde van Teckru c.s. ingekomen. Tevens heeft Teckru c.s. een voorwaardelijk tegenverzoek ingediend. Op 23 juni 2005 heeft de mondelinge behandeling van het verzoek plaatsgevonden. Partijen hebben hun standpunten toegelicht mede aan de hand van overgelegde pleitnotities. Van deze zitting is proces-verbaal opgemaakt. De rechtbank heeft tenslotte de uitspraak bepaald op 14 juli 2005. 2. DE BEHANDELING VAN DE ZAAK 2.1 Met betrekking tot de achtergrond van het verzoek wordt door partijen het volgende aangevoerd a) [Verzoekster] houdt zich onder meer bezig met het ontwikkelen en produceren van machines voor toepassing in de cacao verwerkende industrie. b) [verzoekster] is houdster van het Europese Octrooi met nummer EP 1 042 961 (hierna verder te noemen: het octrooi), dat een pers beschrijft voor het scheiden van cacaokoek en cacaoboter uit cacaomassa alsmede een werkwijze om deze pers te bedienen. c) Het octrooi is op 3 april 2002 verleend op basis van een op 7 juli 2000 ingediende aanvraag waarbij de prioriteit is ingeroepen van een Nederlandse octrooiaanvrage van 24 maart 2000. Het octrooi is voor diverse landen verleend, waaronder Nederland. 2.2 [verzoekster] verzoekt een voorlopig getuigenverhoor te gelasten om te kunnen vaststellen of één of meerdere van de verweerders met betrekking tot haar octrooi inbreuk makende handelingen verrichten. [Verzoekster] voert aan belang te hebben bij het verzoek en voert daartoe aan dat zij alvorens een inbreukprocedure aanhangig te maken wenst te onderzoeken of zij in het vereiste bewijs zal slagen, alsmede tegen welke partij zij een eventuele vordering aanhangig zal moeten maken. 2.3 Teckru c.s. stelt zich, voor zover hier van belang, onder meer op het standpunt dat deze rechtbank onbevoegd is van het verzoek kennis te nemen. 2.4 Teckru c.s. heeft voorts een voorwaardelijk tegenverzoek, dat wil zeggen voor het geval de rechtbank het verzoek van [verzoekster] toewijst, ingediend, ter zake van een door Teckru Projects B.V. aanhangig te maken nietigheidsprocedure met betrekking tot het octrooi. 2.5 [Verzoekster] heeft verweer gevoerd tegen het toewijzen van dit tegenverzoek. 3. DE BEOORDELING VAN DE ZAAK 3.1 De rechtbank overweegt dat het verzoekschrift voldoet aan de eisen gesteld in artikel 187 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (hierna: Rv). 3.2 Teckru c.s. stelt zich primair op het standpunt dat deze rechtbank niet bevoegd is van het onderhavige verzoekschrift kennis te nemen. Teckru c.s. voert daartoe aan dat nu [verzoekster] getuigen wil horen om een mogelijke inbreuk door Teckru c.s. op een op naam van [verzoekster] ingeschreven octrooi te kunnen vaststellen, de rechtbank te 's-Gravenhage bevoegd is. Teckru c.s. wijst daartoe op de exclusieve bevoegdheid van de rechtbank te 's-Gravenhage zoals die volgt uit het bepaalde in artikel 80 van de Rijksoctrooiwet 1995 (hierna: ROW 1995). 3.3 [verzoekster] is van mening dat deze rechtbank bevoegd is van het verzoek kennis te nemen. [Verzoekster] voert daartoe aan dat het bepaalde in artikel 187, eerste lid, Rv de verzoeker tot het houden van een voorlopig getuigenverhoor een keuzemogelijkheid biedt. Het verzoek wordt gedaan aan de rechter die vermoedelijk bevoegd zal zijn van de zaak, indien deze aanhangig wordt gemaakt, kennis te nemen of aan de rechter tot wiens absolute bevoegdheid de zaak behoort en binnen wiens rechtsgebied de getuigen woonachtig zijn. [Verzoekster] voert aan dat alle getuigen woonachtig zijn in het arrondissement Alkmaar. Artikel 80 ROW 1995 is in dit verband niet relevant. Deze bepaling geeft slechts een exclusieve bevoegdheid aan de rechtbank te 's-Gravenhage om over een aantal limitatief opgesomde geschillen te oordelen. Een verzoek om een voorlopig getuigenverhoor wordt daarin niet genoemd, aldus [verzoekster]. 3.4 De rechtbank is niet bevoegd om kennis te nemen van het door [verzoekster] ingediende verzoek tot het houden van een voorlopig getuigenverhoor. De rechtbank overweegt daartoe het volgende. Als uitgangspunt heeft te gelden dat artikel 80, tweede lid, van de ROW 1995 voor de behandeling van vorderingen ter handhaving van een octrooi, een exclusieve bevoegdheid toekent aan de rechtbank te 's-Gravenhage. Deze bevoegdheid strekt zich - zakelijk weergegeven -, gelet op het bepaalde in artikel 49, eerste lid, ROW 1995, ook uit over vorderingen tot handhaving van een Europees octrooi. Deze exclusieve bevoegdheid beïnvloedt, aan de hand van het onderwerp van geschil (in casu handhaving van het octrooi), niet alleen de relatieve bevoegdheid, maar tevens ook de absolute bevoegdheid. In dergelijke gevallen dient de rechtbank, niet zijnde de rechtbank met de exclusieve bevoegdheid, zich op grond van het bepaalde in artikel 72 Rv onbevoegd te verklaren. Het bepaalde in artikel 187, eerste lid, Rv is in overeenstemming met deze bevoegdheidsregeling. Immers, het tweede gedeelte van de eerste zin van het eerste lid van artikel 187 Rv, waarop [verzoekster] zich beroept, stelt als uitgangspunt voorop dat binnen de relatieve bevoegdheid, indien de absolute bevoegdheid vaststaat, een keuzemogelijkheid is. Nu het hier handelt om een specifiek onderwerp van geschil, namelijk (op de handhaving van) een (Europees) octrooi (gerichte vordering), is met de exclusieve bevoegdheid op basis van de ROW 1995 ook de keuzemogelijkheid van 187, eerste lid, Rv ingeperkt. Dat artikel 80 ROW 1995 niet het verzoek tot het houden van een voorlopig getuigenverhoor noemt als vordering waarvoor uitsluitend de rechtbank te 's-Gravenhage bevoegd is, maakt dit niet anders. Het verzoek van [verzoekster] is immers gericht op het verkrijgen van informatie, met betrekking tot het vaststellen van inbreuk makende handelingen alsmede tegen welke partij een vordering kan worden ingesteld. Deze informatie moet er mede toe bijdragen dat een vordering tot handhaving van het octrooi, als bedoeld in artikel 80, tweede lid onder a, ROW 1995 jegens één of meerdere van de verweerders kan worden ingesteld. 3.5 Het door Teckru c.s. ingediende voorwaardelijke tegenverzoek treft, mede gelet op de verknochtheid met het verzoek van [verzoekster], hetzelfde lot. 3.6 De rechtbank zal met toepassing van het bepaalde in artikel 72 Rv zich onbevoegd verklaren van verzoek, alsmede van het voorwaardelijk tegenverzoek, kennis te nemen. De rechtbank zal de behandeling van het verzoek, alsmede het voorwaardelijk tegenverzoek, in de stand waarin het zich bevindt, conform het bepaalde in artikel 73 en 74, tweede en derde lid, Rv verwijzen naar de rechtbank te 's-Gravenhage. 4. DE BESLISSING De rechtbank: - verklaart zich onbevoegd om van het verzoek kennis te nemen; - verwijst het verzoek, alsmede het voorwaardelijk tegenverzoek, naar de rechtbank te 's-Gravenhage ter verdere behandeling. Deze beschikking is gegeven door de rechter mr. E.J. van der Molen en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 14 juli 2005 in tegenwoordigheid van de griffier.