Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AT9912

Datum uitspraak2005-07-25
Datum gepubliceerd2005-07-25
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRechtbank Maastricht
Zaaknummers03/008445-04
Statusgepubliceerd


Indicatie

Veroordeling voor het o.a. medeplegen van gekwalificeerde doodslag.


Uitspraak

RECHTBANK MAASTRICHT Sector Strafrecht Parketnummers: 03/008445-04; 03/700122-05; 03/005487-03 Datum uitspraak: 25 juli 2005 Dit vonnis is naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 28 januari 2005, 20 april 2005, 5 juli 2005, 6 juli 2005, 8 juli 2005 en 11 juli 2005 op tegenspraak gewezen door de meervoudige kamer voor strafzaken in de zaak tegen [NAAM VERDACHTE5], geboren te [Geboorteplaats verdachte5] op [Geboortedatum verdachte5], wonende te [Woonplaats verdachte5], thans gedetineerd in Penitentiaire Inrichting Limburg Zuid - De Geerhorst te Sittard. De bij afzonderlijke dagvaardingen onder bovenvermelde parketnummers aangebrachte zaken zijn ter terechtzitting gevoegd. De tenlasteleggingen Aan [Naam verdachte5] is in de zaak met het parketnummer 03/008445-04 na wijziging van de tenlastelegging ten laste gelegd dat hij op of omstreeks 29 juli 2004 in de gemeente Maastricht tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk [Naam slachtoffer] van het leven heeft beroofd, door met dat opzet die [Naam slachtoffer] - meermalen althans eenmaal met een honkbalknuppel, in elk geval met een hard voorwerp, op en/of tegen het hoofd te slaan en/of - meermalen althans eenmaal met een mes, in elk geval met een scherp en/of puntig voorwerp in het lichaam te steken en/of - meermalen althans eenmaal met kracht en met geschoeide voet tegen het hoofd te schoppen en/of te trappen en/of - meermalen althans eenmaal met kracht met vuisten te slaan en/of te stompen, tengevolge waarvan voornoemde [Naam slachtoffer] is overleden, welke vorenomschreven doodslag werd gevolgd of vergezeld door enig strafbaar feit, te weten diefstal van een personenauto merk Volvo type XC 90 en/of een horloge van het merk Breitling en/of een beurs met inhoud en/of een GSM en/of een halskettinkje, en welke doodslag werd gepleegd met het oogmerk om de uitvoering van dat feit voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf en/of aan de andere deelnemer(s) straffeloosheid en/of het bezit van het wederrechtelijk verkregene te verzekeren; subsidiair, althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden, dat: hij, verdachte, op of omstreeks 29 juli 2004 in de gemeente Maastricht, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een personenauto van het merk Volvo, type XC 90 en/of een horloge van het merk Breitling en/of een beurs met inhoud en/of een GSM en/of een halskettinkje, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [Naam slachtoffer], in elk geval toebehorende aan een ander of aan anderen dan aan hem, verdachte en/of aan zijn, verdachtes, mededader(s), welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld van geweld tegen voornoemde [Naam slachtoffer], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan zijn, verdachtes, mededader(s) hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld bestond in het voornoemde [Naam slachtoffer] - meermalen althans eenmaal met een honkbalknuppel, in elk geval met een hard voorwerp, op en/of tegen het hoofd slaan en/of - meermalen althans eenmaal met een mes, in elk geval met een scherp en/of puntig voorwerp in het lichaam steken en/of - meermalen althans eenmaal met kracht en met geschoeide voet tegen het hoofd schoppen en/of trappen - meermalen althans eenmaal met kracht met vuisten slaan en/of stompen, welk vorenomschreven feit de dood van voornoemde [Naam slachtoffer] ten gevolge heeft gehad; meer subsidiair, althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden, dat: [Naam verdachte2] en/of [Naam verdachte3] en/of [Naam verdachte4] en/of [Naam verdachte1] en/of [Naam verdachte8] en/of [Naam verdachte7] op of omstreeks 29 juli 2004 in de gemeente Maastricht tezamen en in vereniging, althans alleen, opzettelijk [Naam slachtoffer] van het leven heeft/hebben beroofd, door met dat opzet die [Naam slachtoffer] - meermalen althans eenmaal met een honkbalknuppel, in elk geval met een hard voorwerp, op en/of tegen het hoofd en/of het lichaam te slaan en/of - meermalen althans eenmaal met een mes, in elk geval met een scherp en/of puntig voorwerp in het lichaam te steken en/of - meermalen althans eenmaal met kracht en met geschoeide voet tegen het hoofd en/of het lichaam te schoppen en/of te trappen en/of - meermalen althans eenmaal met kracht met vuisten te slaan en/of te stompen, tengevolge waarvan voornoemde [Naam slachtoffer] is overleden, welke vorenomschreven doodslag werd gevolgd en/of vergezeld door enig strafbaar feit, te weten diefstal van een personenauto merk Volvo type XC 90 en/of een horloge van het merk Breitling en/of een beurs met inhoud en/of een GSM en/of een halskettinkje, en welke doodslag werd gepleegd met het oogmerk om de uitvoering van dat feit voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf en/of aan de andere deelnemer(s) straffeloosheid en/of het bezit van het wederrechtelijk verkregene te verzekeren, tot en/of bij het plegen van welk misdrijf hij, verdachte, op of omstreeks 29 juli 2004 in de gemeente Maastricht, in elk geval in het arrondissement Maastricht opzettelijk opzettelijk behulpzaam is geweest door toen aldaar opzettelijk in de nabijheid van de plaats van het misdrijf op te uitkijk te verblijven teneinde voornoemde [Naam verdachte2] en/of [Naam verdachte3] en/of [Naam verdachte4] en/of [Naam verdachte1] en/of [Naam verdachte8] en/of [Naam verdachte7] bij onraad te kunnen waarschuwen; meest subsidiair, althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden, dat: [Naam verdachte2] en/of [Naam verdachte3] en/of [Naam verdachte4] en/of [Naam verdachte1] en/of [Naam verdachte8] en/of [Naam verdachte7], op of omstreeks 29 juli 2004 in de gemeente Maastricht, tezamen en in vereniging, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft/hebben weggenomen een personenauto van het merk Volvo, type XC 90 en/of een horloge van het merk Breitling en/of een beurs met inhoud en/of een GSM en/of een halskettinkje, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [Naam slachtoffer], in elk geval toebehorende aan een ander of aan anderen dan aan haar verdachte en/of aan die [Naam verdachte2] en/of die [Naam verdachte3] en/of die [Naam verdachte4] en/of die [Naam verdachte1] en/of die [Naam verdachte8] en/of die [Naam verdachte7], welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld van geweld tegen voornoemde [Naam slachtoffer], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf/henzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld bestond in het voornoemde [Naam slachtoffer] - meermalen althans eenmaal met een honkbalknuppel, in elk geval met een hard voorwerp, op en/of tegen het hoofd en/of het lichaam slaan en/of - meermalen althans eenmaal met een mes, in elk geval met een scherp en/of puntig voorwerp in het lichaam steken en/of - meermalen althans eenmaal met kracht en met geschoeide voet tegen het hoofd en/of het lichaam schoppen en/of trappen en/of - meermalen althans eenmaal met kracht met vuisten slaan en/of stompen, welk vorenomschreven feit de dood van voornoemde [Naam slachtoffer] ten gevolge heeft gehad, tot en/of bij het plegen van welk misdrijf hij, verdachte, op of omstreeks 29 juli 2004 in de gemeente Maastricht, in elk geval in het arrondissement Maastricht, opzettelijk behulpzaam is geweest door toen aldaar opzettelijk in de nabijheid van de plaats van het misdrijf op te uitkijk te verblijven teneinde voornoemde [Naam verdachte2] en/of [Naam verdachte3] en/of [Naam verdachte4] en/of [Naam verdachte1] en/of [Naam verdachte8] en/of [Naam verdachte7] bij onraad te kunnen waarschuwen. Aan [Naam verdachte5] is in de zaak met het parketnummer 03/700122-05 ten laste gelegd dat 1. hij op of omstreeks 26 maart 2004 in de gemeente Maastricht ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een kapsalon, gelegen aan de Scharnerweg 145 weg te nemen geld en/of goederen, geheel of ten dele toebehorende aan [Naam slachtoffer2] en/of [Naam slachtoffer3], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) en zich daarbij de toegang tot voornoemde kapsalon te verschaffen en/of die/dat weg te nemen geld en/of goederen onder zijn/hun bereik te brengen door middel van braak, verbreking en/of inklimming, met een of meer van zijn mededader(s), althans alleen met voornoemd oogmerk zich naar die kapsalon heeft begeven en een (achter)deur van die kapsalon heeft opengebroken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid; 2. hij in of omstreeks de periode van 1 juli 2004 tot en met 26 oktober 2004 in de gemeente Maastricht, in elk geval in het arrondissement Maastricht tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen ter voorbereiding van het misdrijf - gijzeling als omschreven in artikel 282a van het Wetboek van Strafrecht en/of - wederrechtelijke vrijheidsberoving als omschreven in artikel 282 van het Wetboek van Strafrecht en/of - afpersing als omschreven in artikel 317 van het Wetboek van Strafrecht en/of - diefstal met geweld als omschreven in artikel 312 van het Wetboek van Strafrecht, opzettelijk een of meer handgeschreven aantekeningen met betrekking tot voornoemde misdrijven en handgemaakte situatietekeningen waarop een woning en de onmiddellijke omgeving van die woning waren afgebeeld danwel vermeld, kennelijk bestemd tot het (in vereniging) begaan van dat misdrijf, heeft verworven en/of vervaardigd en/of voorhanden heeft gehad; 3. hij op of omstreeks 26 oktober 2004 in de gemeente Maastricht (een) wapen(s) van categorie I onder 7°, te weten een pistoolmitrailleur voorzien van het opschrift "Gohner", zijnde (een) voorwerp(en) dat/die voor wat betreft zijn vorm, afmeting en kleur een sprekende gelijkenis vertoonde(n) met (een) vuurwapen(s) en/of met (een) voor ontploffing bestemde voorwerp(en) voorhanden heeft gehad. Aan [Naam verdachte5] is in de zaak met het parketnummer 03/005487-03 ten laste gelegd dat 1. hij op of omstreeks 17 juli 2003 te Geleen, gemeente Sittard-Geleen, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk een persoon genaamd [Naam slachtoffer6], wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd en/of beroofd gehouden, met het oogmerk die [Naam slachtoffer6], te dwingen iets te doen of niet te doen, te weten het betalen van een bedrag aan geld aan hem, verdachte, in elk geval afgifte van enig goed, immers heeft hij, verdachte tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, een pistool, in elk geval een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, gedrukt tegen het hoofd van die [Naam slachtoffer6] althans een pistool, in elk geval een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, gericht op die [Naam slachtoffer6] en (aldus) die [Naam slachtoffer6] gedwongen in een door verdachte en/of zijn mededader(s) bestuurde personenauto plaats te nemen; subsidiair, althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden, dat: hij op of omstreeks 17 juli 2003 te Geleen, gemeente Sittard-Geleen, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk [Naam slachtoffer6]wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd en/of beroofd gehouden, immers heeft (hebben) hij verdachte en/of een of meer van zijn mededader(s) met dat opzet een pistool, in elk geval een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, gedrukt tegen het hoofd van die [Naam slachtoffer6] althans een pistool, in elk geval een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, gericht op die [Naam slachtoffer6] en/of (aldus) die [Naam slachtoffer6] gedwongen in een door hem, verdachte en/of zijn mededader(s) bestuurde personenauto plaats te nemen; meer subsidiair, althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden, dat: hij op of omstreeks 17 juli 2003 te Geleen, gemeente Sittard-Geleen, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, [Naam slachtoffer6] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft/hebben verdachte en/of (een of meer van) zijn mededader(s) opzettelijk dreigend een vuurwapen gericht op die [Naam slachtoffer6] en/of (aldus) die [Naam slachtoffer6] gedwongen in een door hem, verdachte en/of zijn mededader(s) bestuurde personenauto plaats te nemen; 2. hij op of omstreeks 18 juli 2003 in de gemeente Maastricht, in elk geval in het arrondissement Maastricht, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 22 gram cocaïne, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I. De vrijspraak De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen, hetgeen [Naam verdachte5] in de zaak met parketnummer 03/700122-05 onder 2 is ten laste gelegd, en zal hem daarvan vrijspreken. De rechtbank overweegt hiertoe het volgende. Weliswaar heeft [Naam verdachte5], kort samengevat, samen met anderen gesproken over het plannen en plegen van een beroving van een bank en het daartoe gijzelen van een bankmedewerker en zijn gezin en heeft hij telefonisch contact gehad met een van de gespreksdeelnemers toen deze de betreffende bank ging observeren, maar er is naar het oordeel van de rechtbank geen bewijs dat [Naam verdachte5], al dan niet in vereniging, in verband met deze plannen situatietekeningen en aantekeningen heeft verworven, heeft vervaardigd of voorhanden heeft gehad. Overweging met betrekking tot het bewijs Door de raadsman is aangevoerd dat [Naam verdachte5] ter zake de tenlastegelegde doodslag dient te worden vrijgesproken, nu er geen opzet op de dood van het slachtoffer - feitelijk of in voorwaardelijke zin – bij deze verdachte heeft bestaan. De rechtbank verwerpt dit verweer. Uit de bewijsmiddelen volgt dat [Naam verdachte5] en zijn mededaders het plan hebben opgevat te gaan car-jacken. Daartoe hadden zij een knuppel en een mes bij zich. [Naam verdachte5] was in ieder geval van de aanwezigheid van de knuppel op de hoogte. Die is voorafgaand aan het feit, tijdens een bijeenkomst boven zijn kapperszaak, rondgegaan. [Naam verdachte5] was hierbij aanwezig. Daarnaast heeft [Naam verdachte5] aan de aanwezigen cocaïne verstrekt, waarvan algemeen bekend is dat het ontremmend werkt. Uit de verklaringen van de verdachten volgt dat er geen vooropgezet plan was om het slachtoffer te doden. [Naam verdachte5] is niet boven op de Sint Pietersberg geweest maar heeft halverwege de berg de door hem bestuurde auto tot stilstand gebracht. Naar zijn zeggen deed hij dat omdat hij niet de kans wilde lopen dat hij het slachtoffer, nadat dat van zijn auto was beroofd, zou tegenkomen. [Naam verdachte5] maakte dus geen deel uit van de groep die boven op de Sint Pietersberg alsnog het slachtoffer wilde doden. Van zuiver opzet bij verdachte is dan ook geen sprake. Anderzijds wist [Naam verdachte5] wel van het plan te gaan car-jacken - waarbij gebruik van geweld voor de hand ligt -, van de aanwezigheid van de knuppel en van het feit dat een aantal medeverdachten onder invloed van cocaïne was. Daarmee heeft [Naam verdachte5] zich willens en wetens in een situatie begeven waarin hij ernstig met de mogelijkheid rekening moest houden dat het slachtoffer niet direct medewerking zou verlenen aan de beroving, maar zich zou verzetten, waarna de geplande diefstal zou kunnen escaleren. Daarbij bestond met name als gevolg van de gebruikte cocaïne en de aanwezigheid van de knuppel het aanmerkelijke risico dat het gehanteerde geweld veel verder zou gaan dan was beoogd en dat het slachtoffer onder invloed van dat geweld zou komen te overlijden. Door onder die omstandigheden toch deel uit te maken van de groep heeft [Naam verdachte5] de aanmerkelijke kans dat het slachtoffer zou komen te overlijden op de koop toe genomen. Daarmee acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat het opzet van verdachte was gericht op diefstal met geweld en – in voorwaardelijke zin – op het medeplegen van doodslag, zoals omschreven in de tenlastelegging. Nu er in de ogen van de rechtbank sprake is van bewezenverklaring van het primair tenlastegelegde hoeft de rechtbank niet meer in te gaan op het verweer van de raadsman met betrekking tot het subsidiair tenlastegelegde. De bewezenverklaring De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat [Naam verdachte5] het in de zaak met het parketnummer 03/008445-04 primair ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat hij op of omstreeks 29 juli 2004 in de gemeente Maastricht tezamen en in vereniging met anderen, opzettelijk [Naam slachtoffer] van het leven heeft beroofd, door met dat opzet die [Naam slachtoffer] - meermalen met een honkbalknuppel tegen het hoofd te slaan en - meermalen met een mes in het lichaam te steken en - meermalen met kracht en met geschoeide voet tegen het hoofd te schoppen en - meermalen met kracht met vuisten te slaan, tengevolge waarvan voornoemde [Naam slachtoffer] is overleden, welke vorenomschreven doodslag werd gevolgd door enig strafbaar feit, te weten diefstal van een personenauto, merk Volvo, type XC 90, en een horloge van het merk Breitling en een beurs met inhoud en een GSM, en welke doodslag werd gepleegd met het oogmerk om de uitvoering van dat feit voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken. De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat [Naam verdachte5] het in de zaak met het parketnummer 03/700122-05 onder 1 en 3 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat 1. hij op 26 maart 2004 in de gemeente Maastricht, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met anderen met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in een kapsalon, gelegen aan de Scharnerweg 145, weg te nemen geld en/of goederen, toebehorende aan [Naam slachtoffer2] en/of [Naam slachtoffer3], en zich daarbij de toegang tot voornoemde kapsalon te verschaffen en die/dat weg te nemen geld en/of goederen onder hun bereik te brengen door middel van braak, met zijn mededaders, met voornoemd oogmerk, zich naar die kapsalon heeft begeven en een achterdeur van die kapsalon heeft opengebroken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid; 3. hij op 26 oktober 2004 in de gemeente Maastricht een wapen van categorie I onder 7°, te weten een pistoolmitrailleur voorzien van het opschrift "Gohner", zijnde een voorwerp dat voor wat betreft zijn vorm, afmeting en kleur een sprekende gelijkenis vertoonde met een vuurwapen, voorhanden heeft gehad. De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat [Naam verdachte5] het in de zaak met het parketnummer 03/005487-03 onder 1 primair en 2 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat 1 primair. hij op 17 juli 2003 te Geleen, gemeente Sittard-Geleen, tezamen en in vereniging met anderen, opzettelijk een persoon genaamd [Naam slachtoffer6] wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd en beroofd gehouden met het oogmerk die [Naam slachtoffer6] te dwingen iets te doen, te weten het betalen van een bedrag aan geld aan hem, verdachte, immers heeft hij, tezamen en in vereniging met anderen, een pistool gericht op die [Naam slachtoffer6] en die [Naam slachtoffer6] gedwongen in een door een van zijn mededaders bestuurde personenauto plaats te nemen; 2. hij op 18 juli 2003 in de gemeente Maastricht opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 22 gram van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I. De partiële vrijspraak De rechtbank acht niet bewezen hetgeen aan [Naam verdachte5] in de zaak met het parketnummer 03/008445-04 primair meer of anders is ten laste gelegd. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken. De rechtbank acht niet bewezen hetgeen aan [Naam verdachte5] in de zaak met het parketnummer 03/700122-05 onder 1en 3 meer of anders is ten laste gelegd. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken. De rechtbank acht niet bewezen hetgeen aan [Naam verdachte5] in de zaak met het parketnummer 03/005487-03 onder 2 meer of anders is ten laste gelegd. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken. De bewijsmiddelen De beslissing van de rechtbank, dat het bewezen verklaarde door [Naam verdachte5] is begaan, steunt op de inhoud van de bewijsmiddelen, houdende de daartoe redengevende feiten en omstandigheden. De kwalificatie Het in de zaak met het parketnummer 03/008445-04 bewezen verklaarde levert op een strafbaar feit welk moet worden gekwalificeerd als volgt. primair: medeplegen van doodslag, gevolgd van een strafbaar feit en gepleegd met het oogmerk om de uitvoering van dat feit voor te bereiden of gemakkelijk te maken Het in de zaak met het parketnummer 03/700122-05 bewezen verklaarde levert op strafbare feiten welke moeten worden gekwalificeerd als volgt. feit 1: poging tot diefstal door twee of meer verenigde personen waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak; feit 3: handelen in strijd met artikel 13, eerste lid, van de Wet wapens en munitie. Het in de zaak met het parketnummer 03/005487-03 bewezen verklaarde levert op strafbare feiten welke moeten worden gekwalificeerd als volgt. feit 1 primair: opzettelijk iemand wederrechtelijk van de vrijheid beroven en beroofd houden; feit 2: opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2, onder C, van de Opiumwet gegeven verbod. De strafbaarheid van de verdachte Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid uitsluit. [Naam verdachte5] is derhalve strafbaar. De redengeving van de op te leggen straf De officier van justitie heeft ter terechtzitting gevorderd dat [Naam verdachte5] in de zaak met het parketnummer 03/008445-04 ter zake van het primair tenlastegelegde en in de zaak met het parketnummer 03/700122-05 ter zake van de feiten onder 1 en 3 en in de zaak met het parketnummer 03/005487-03 ter zake van de feiten onder 1 subsidiair en 2 zal worden veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 18 jaren, met aftrek conform het bepaalde in artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht. De raadsman heeft betoogd dat [Naam verdachte5] vrijgesproken dient te worden van het in de zaak met parketnummer 03/008445-04 primair tenlastegelegde en dat ter zake het subsidiair tenlastegelegde een veroordeling kan volgen terzake de eenvoudige diefstal. Voorts heeft de raadsman naar voren gebracht dat het in de zaak met parketnummer 03/005487-03 onder 1 primair en het in de zaak met parketnummer 700122-05 onder 2 tenlastegelegde niet bewezen kan worden geacht. Mede gelet op hetgeen door de officier van justitie en door en namens [Naam verdachte5] ter terechtzitting naar voren is gebracht, overweegt de rechtbank in verband met de op te leggen straf het volgende. Bij de bepaling van de op te leggen straf is gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezen verklaarde is begaan en op de persoon van [Naam verdachte5], zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen. Daarbij is in het bijzonder rekening gehouden met het volgende. [Naam verdachte5] heeft zich samen met zijn medeverdachten schuldig gemaakt aan doodslag op het slachtoffer in deze zaak, [Naam slachtoffer]. Tevens is vast komen te staan dat die doodslag is gepleegd teneinde die [Naam slachtoffer] te kunnen beroven van het door hem bestuurde voertuig. Crimineel gedrag als het onderhavige behoort tot de ernstigste delicten. De wetgever heeft de buitengewone ernst van dit soort criminaliteit tot uitdrukking gebracht door daarop levenslange gevangenisstraf als strafmaximum te stellen. De ernst van het onderhavige feit wordt nog versterkt door de brute en gruwelijke wijze waarop [Naam slachtoffer] om het leven is gebracht. Nadat [Naam verdachte1] en [Naam verdachte2] [Naam slachtoffer] hadden voorgespiegeld seksueel contact met hem te willen hebben, zijn zij met [Naam slachtoffer] in diens voertuig naar de Sint Pietersberg gereden. Aldaar voegde [Naam verdachte3] zich bij dit drietal, waarna [Naam verdachte1] de ‘verleiding’ voortzette. Kort daarop werd [Naam slachtoffer] door [Naam verdachte1] geslagen in de hoop hem te kunnen overmeesteren. Toen [Naam slachtoffer] trachtte te vluchten, escaleerde het geweld onmiddellijk en werd hij door [Naam verdachte3] verschillende malen met een honkbalknuppel op het lichaam en het hoofd geslagen. De op de grond liggende en inmiddels weerloze [Naam slachtoffer] werd geslagen en, mede door de inmiddels gearriveerde [Naam verdachte4], met geschoeide voeten tegen het hoofd getrapt. [Naam verdachte1] duwde met zijn voet tegen de keel van [Naam slachtoffer] en [Naam verdachte2] ging vervolgens op [Naam slachtoffer]’s keel staan en toen het gewenste effect - te weten de dood van [Naam slachtoffer] - kennelijk nog niet was bereikt, heeft [Naam verdachte2] [Naam slachtoffer] twee maal met een mes in de borststeek gestoken en daarbij diens long geraakt. De mate waarin deze gewelddadigheden en de daaruit voortvloeiende dood van [Naam slachtoffer] persoonlijk leed voor diens familie en naaste omgeving teweeg hebben gebracht, is onbeschrijfelijk. Daar komt nog bij dat ook de rechtsorde door feiten als het onderhavige extra ernstig wordt geschokt en dat gevoelens van angst, onrust en onveiligheid in de samenleving (nog verder) worden gevoed. De rechtbank is op grond van het voorgaande van oordeel dat een lange vrijheidsbenemende straf op zijn plaats is. Dat geldt ook voor [Naam verdachte5], hoewel in zijn voordeel moet worden meegenomen dat hij niet betrokken was bij de gewelddadigheden alsmede dat zijn opzet daarop slechts in voorwaardelijke zin aanwezig kan worden geacht. Daar staat echter tegenover dat het idee om te gaan car-jacken van [Naam verdachte5] afkomstig was, dat hij bij de planning van deze car-jacking met [Naam verdachte1] de belangrijkste woordvoerder was alsmede dat hij zich op geen enkel moment van de groep heeft gedistantieerd, ook niet toen hem in volle omvang duidelijk werd wat zich boven op de Sint Pietersberg had afgespeeld. Voorts neemt de rechtbank in haar oordeelsvorming over de hoogte van de straf mee dat [Naam verdachte5] nog niet eerder ter zake een geweldsdelict is veroordeeld. Hij heeft zich echter inmiddels schuldig gemaakt aan verschillende andere strafbare feiten, zoals hierboven bewezen verklaard, van welke de rechtbank hem de wederrechtelijke vrijheidsberoving met name zwaar aanrekent. [Naam verdachte5] heeft immers op de openbare weg het slachtoffer met een vuurwapen bedreigd en hem gedwongen in [Naam verdachte5]’s auto te stappen, enkel en alleen om het slachtoffer te bewegen geld (inclusief een fors bedrag aan ‘rente’) terug te betalen dat door het slachtoffer van hem was geleend. Daarbij heeft [Naam verdachte5] zich kennelijk niets aangetrokken van het effect dat dit gedrag op het slachtoffer en de aanwezige omstanders zou hebben. Alle bovenstaande factoren in haar oordeel betrokken hebbend, komt de rechtbank tot een naar haar oordeel aanzienlijke gevangenisstraf voor [Naam verdachte5]. Desalniettemin zal deze straf aanmerkelijk lager liggen dan de gevangenisstraf die door het Openbaar Ministerie is geëist. Dat hangt samen met het Nederlandse strafklimaat, waarnaar de rechtbank eveneens heeft gekeken. Meer concreet heeft de rechtbank bij het bepalen van de hoogte van de straf de ernst van de bewezen verklaarde feiten gerelateerd aan andere soortgelijke strafbare feiten, waarbij rekening is gehouden met de straffen die voor soortgelijke feiten in den lande plegen te worden opgelegd. De vordering van de benadeelde partij Ter terechtzitting is het formulier, zoals bedoeld in artikel 51b, eerste lid, van het Wetboek van Strafvordering, behandeld, waarbij de nabestaanden van het slachtoffer zich ter zake van hun vordering tot schadevergoeding als benadeelde partij in het strafproces hebben gevoegd. De rechtbank stelt vast dat de benadeelde partij, gelet op hetgeen in de zaak met parketnummer 03/008445-04 primair bewezen is verklaard en nu aan [Naam verdachte5] ter zake van dat feit een straf zal worden opgelegd, rechtstreeks schade heeft geleden. De kosten van lijkbezorging zijn immers ten laste van de nabestaanden gekomen. Gevorderd zijn de kosten van de koffietafel ter hoogte van € 977,80. Op grond van het bepaalde in artikel 6:108, tweede lid, van het Burgerlijk Wetboek zal de rechtbank dit bedrag toewijzen. De rechtbank zal tevens toewijzen de vordering voorschot in de advocaatkosten van € 1.000,-. De rechtbank is van oordeel dat de vordering voor wat betreft de overige materiële kosten, te weten de kosten publicaties, monument en posters, de reiskosten, de overnachtingkosten en de telefoonkosten, niet van zodanig eenvoudige aard is dat deze zich voor behandeling in dit strafgeding leent en zal de benadeelde partij voor wat betreft deze kosten niet-ontvankelijk in haar vordering verklaren en verwijzen naar de burgerlijke rechter. De benadeelde partij heeft voorts een voorschot smartengeld van € 5.000,- gevorderd. Gesteld is dat op grond van de Wet conflictenrecht onrechtmatige daad Belgisch recht op dit deel van de vordering van toepassing is en dat de vordering naar Belgisch recht dient te worden toegewezen. De rechtbank zal de benadeelde partij ook voor dit deel van de vordering niet-ontvankelijk verklaren en naar de burgerlijke rechter verwijzen. Gelet op de rechtsvragen waarvoor de rechtbank zich ziet gesteld, is de rechtbank van oordeel dat de vordering voor wat betreft dit onderdeel niet van zodanig eenvoudige aard is dat deze zich voor behandeling in dit strafgeding leent. Nu [Naam verdachte5] ter zake van het in de zaak met parketnummer 03/008445-04 primair bewezenverklaarde zal worden veroordeeld en hij naar burgerlijk recht jegens de benadeelde partij aansprakelijk is voor de schade die door dat strafbare feit is toegebracht, heeft de rechtbank besloten tot het opleggen van nader te noemen maatregel. De toepasselijke wettelijke bepalingen De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 24c, 36f, 45, 47, 57, 282, 287, 288, 310 en 311 van het Wetboek van Strafrecht, artikelen 2 en 10 van de Opiumwet en artikelen 13 en 55 van de Wet wapens en munitie. DE BESLISSINGEN: De rechtbank - verklaart niet wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte het in de zaak met het parketnummer 03/700122-05 onder 2 ten laste gelegde heeft begaan en spreekt hem daarvan vrij; - verklaart wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte het in de zaak met het parketnummer 03/008445-04 primair ten laste gelegde, zoals hiervoor is omschreven, heeft begaan; - verklaart wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte het in de zaak met het parketnummer 03/700122-05 onder 1 en 3 ten laste gelegde, zoals hiervoor is omschreven, heeft begaan; - verklaart wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte het in de zaak met het parketnummer 03/005487-03 onder 1 primair en 2 ten laste gelegde, zoals hiervoor is omschreven, heeft begaan; - verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte in de zaak met het parketnummer 03/008445-04 primair meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt hem daarvan vrij; - verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte in de zaak met het parketnummer 03/700122-05 onder 1 en 3 meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt hem daarvan vrij; - verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte in de zaak met het parketnummer 03/005487-03 onder 2 meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt hem daarvan vrij; - verklaart dat het bewezenverklaarde de hiervoor vermelde strafbare feiten oplevert en dat de verdachte strafbaar is; - veroordeelt de verdachte voor het hiervoor bewezenverklaarde tot een gevangenisstraf voor de duur van zes jaar en zes maanden; - beveelt dat de tijd door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de aan veroordeelde opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht; - veroordeelt de verdachte hoofdelijk om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij nabestaanden [Naam slachtoffer], hierbij vertegenwoordigd door mr. A.J.L.J. Pfeil, Het Bat 16, 6211 EZ Maastricht, te betalen een bedrag van € 977,80 (negenhonderdzevenenzeventig euro en tachtig cent); - bepaalt dat de benadeelde partij nabestaanden [Naam slachtoffer] voor het overige in haar vordering niet-ontvankelijk is en dat zij deze vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen; - veroordeelt de verdachte hoofdelijk in de kosten door de benadeelde partij nabestaanden [Naam slachtoffer], in het kader van deze procedure gemaakt, begroot op € 1.000,00 (duizend euro), alsmede in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog te maken; - legt aan de verdachte hoofdelijk de verplichting op aan de staat, ten behoeve van het slachtoffer nabestaanden [Naam slachtoffer], hierbij vertegenwoordigd door mr. A.J.L.J. Pfeil, Het Bat 16, 6211 EZ Maastricht, te betalen een bedrag van € 977,80 (negenhonderdzevenenzeventig euro en tachtig cent), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van negentien dagen; - verstaat dat toepassing van laatstbedoelde vervangende hechtenis de opgelegde verplichting tot betaling niet opheft; - bepaalt dat, indien de verdachte aan de benadeelde partij nabestaanden [Naam slachtoffer] voormeld bedrag van € 977,80 heeft voldaan, de verplichting tot betaling aan de staat komt te vervallen; - bepaalt dat, indien verdachte aan de verplichting tot betaling aan de staat van het bedrag van € 977,80 heeft voldaan, de verplichting tot betaling van dat bedrag aan de benadeelde partij nabestaanden [Naam slachtoffer] komt te vervallen. Dit vonnis is aldus gewezen door mr. R.A.J. van Leeuwen, voorzitter, mr. M.C.A.E. van Binnebeke en mr. H.M.J. Quaedvlieg, rechters, in tegenwoordigheid van mr. G.L.P. Biesmans, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 25 juli 2005.