
Jurisprudentie
AU0073
Datum uitspraak2005-07-20
Datum gepubliceerd2005-07-27
RechtsgebiedHandelszaak
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Instantie naamRechtbank Alkmaar
Zaaknummers177258 CV EXPL 04-5693 (NB)
Statusgepubliceerd
SectorSector kanton
Datum gepubliceerd2005-07-27
RechtsgebiedHandelszaak
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Instantie naamRechtbank Alkmaar
Zaaknummers177258 CV EXPL 04-5693 (NB)
Statusgepubliceerd
SectorSector kanton
Indicatie
De kantonrechter beantwoordt de vraag of gedaagde sub 1 een deugdelijke verklaring ex artikel 476a van het Wetboek van Rechtsvordering heeft ingevuld ontkennend.
De kantonrechter stelt gedaagde sub 1 alsnog in de gelegenheid een deugdelijke verklaring af te leggen, bij gebreke waarvan zij zal worden veroordeeld tot betaling van het bedrag waarvoor het beslag is gelegd als ware zij daarvan zelf schuldenaar.
Uitspraak
Rechtbank Alkmaar
Sector kanton - locatie Alkmaar
Vonnis
in de zaak van:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[eiser] B.V.
gevestigd te Middenmeer, gemeente Wieringermeer
kantoorhoudende te Kolhorn, gemeente Niedorp
eisende partij
verder ook te noemen: [eiser]
gemachtigde: L.C. Vermeer-Lagerveld, gerechtsdeurwaarder te Den Helder
- tegen -
1. de commanditaire vennootschap
[gedaagde 1]
gevestigd en kantoorhoudende te [adres gedaagde 1]
2. de vennootschap naar het recht van de plaats van vestiging
Snow Europe Limited, beherend vennoot van gedaagde sub 1
gevestigd te Seabrook, Kent (Verenigd Koninkrijk)
zaakdoende te [adres gedaagde 1]
gedaagde partijen
verder ook te noemen: [gedaagde c.s.]
in rechte vertegenwoordigd door [naam].
Het procesverloop
[Eiser] heeft een vordering ingesteld, zoals omschreven in de dagvaarding d.d.
21 december 2004.
[Gedaagde c.s.] hebben bij antwoord verweer gevoerd.
Na beraad is gediend van repliek en dupliek.
[Eiser] heeft zich bij akte nog uitgelaten over de door [gedaagde c.s.] bij dupliek overgelegde producties.
De inhoud van de processtukken geldt als hier ingelast.
Ten slotte is heden uitspraak bepaald.
De vaststaande feiten
Als niet of onvoldoende weersproken, staat het volgende vast.
1. [Naam], wonende te [plaats] aan de [adres gedaagde 1], is bij verstekvonnis d.d. 11 september 2002 door de kantonrechter te Alkmaar hoofdelijk veroordeeld om aan [eiser] te betalen een bedrag van € 2.881,43 te vermeerderen met de overeengekomen rente ad 12% per jaar over € 2.438,56 vanaf 4 juli 2002 tot de dag der voldoening, alsmede om aan [eiser] te betalen de proceskosten ad € 442,18. Dit verstekvonnis is op 24 september 2002 aan -o.a.- [naam] betekend.
2. Op 24 september 2004 heeft [eiser] ten laste van [naam] beslag doen leggen onder [gedaagde c.s.] Mevrouw [naam] heeft namens [gedaagde c.s.] op 25 oktober 2004 de verklaring zoals bedoeld in artikel 476a van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering [BRv] ingevuld en daarop aangegeven dat tussen [gedaagde c.s.] en [naam] geen enkele rechtsverhouding bestaat uit hoofde waarvan de schuldenaar iets van haar heeft te vorderen.
Het geschil
3. [Eiser] vordert bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, veroordeling van [gedaagde c.s.] tot het doen van een gerechtelijke verklaring en [gedaagde c.s.] te veroordelen tot betaling van hetgeen volgens de vaststelling door de Rechtbank Alkmaar, sector kanton, locatie Alkmaar aan [eiser] zal blijken toe te komen, met veroordeling van [gedaagde c.s.] in de kosten dit geding.
4. [Eiser] betwist de juistheid van de door [gedaagde c.s.] ingevulde verklaring ex artikel 476a BRv. Anders dan [gedaagde c.s.] is [eiser] van oordeel dat er wel degelijk een rechtsverhouding bestaat tussen [naam] en [gedaagde c.s.] uit hoofde waarvan zij iets aan hem verschuldigd is. Ter onderbouwing hiervan verwijst [eiser] naar het uittreksel van het handelsregister, waarin [naam] staat vermeld als gevolmachtigde van [gedaagde c.s.], en stelt zij dat het briefje waaruit zou moeten blijken dat de arbeidsovereenkomst is beëindigd en dat [naam] zonder bezoldiging werkzaamheden voor [gedaagde c.s.] verricht louter door [naam] is ondertekend. [Eiser] wijst er voorts op dat uit het feit dat [gedaagde c.s.] de huurpenningen voor [naam] voldoet volgt dat hij inkomen geniet, zodat sprake is van een rechtsverhouding.
5. Op het verweer van [gedaagde c.s.] zal bij de beoordeling, voor zover van belang, worden ingegaan.
De beoordeling
6. Vast staat dat [naam] bij [gedaagde c.s.] in dienst is geweest en hij de arbeidsovereenkomst per 1 mei 2003 heeft beëindigd, hetgeen door [gedaagde c.s.] is geaccepteerd. Na beëindiging van de arbeidsovereenkomst is [naam] als gevolmachtigde aan [gedaagde c.s.] verbonden gebleven en hieromtrent hebben zij blijkens de brief d.d. 10 mei 2003 o.m. afgesproken dat [gedaagde c.s.] de huurpenningen van de woning van [naam], die hij reeds sedert 26 maart 1999 bewoont zoals [eiser] onweersproken heeft gesteld, zal betalen alsmede een eventuele bijdrage levert in de kosten van levensonderhoud als de door [naam] verrichte werkzaamheden meer omvatten dan in redelijkheid uit de kosten van het woongenot kan worden ontleend.
7. Uit het vorenstaande volgt dat [gedaagde c.s.] huurpenningen en een eventuele bijdrage in de kosten van het levensonderhoud aan [naam] verschuldigd is. Dat [gedaagde c.s.] de huur rechtstreeks aan de verhuurder betaald, doet daar niet aan af. De door [gedaagde c.s.] ingevulde verklaring voldoet derhalve niet aan de eisen van artikel 476a lid 2 sub a BRv, aangezien zij heeft nagelaten in te vullen hetgeen zij aan [naam] verschuldigd is.
8. De kantonrechter zal [gedaagde c.s.] alsnog in de gelegenheid stellen een deugdelijke gerechtelijke verklaring af te leggen, onder aanzegging dat bij gebreke daarvan zij zal worden veroordeeld tot betaling van het bedrag waarvoor het beslag is gelegd als ware zij daarvan zelf schuldenaar. De zaak zal hiertoe worden verwezen naar de civiele rolzitting van 17 augustus 2005. [eiser] zal in de gelegenheid worden gesteld bij antwoordakte op de akte van [gedaagde c.s.] te reageren.
9. Iedere verdere beslissing wordt aangehouden.
De beslissing
De kantonrechter:
[Gedaagde c.s.] dient uiterlijk op de terechtzitting van woensdag 17 augustus 2005 te 10.30 uur bij akte een deugdelijke gerechtelijke verklaring in het geding te brengen, als hierboven in alinea 8 vermeld.
Uitstel wordt [gedaagde c.s.] in beginsel niet verleend.
Iedere verdere beslissing wordt aangehouden.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.S. Friedberg, kantonrechter, bijgestaan door de griffier, en in het openbaar uitgesproken op woensdag 20 juli 2005.
De griffier
De kantonrechter
Rolnummer: 177258 CV EXPL 04-5693 (NB)
Uitspraakdatum: 20 juli 2005