Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AU0251

Datum uitspraak2005-07-26
Datum gepubliceerd2005-08-04
RechtsgebiedBijstandszaken
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamCentrale Raad van Beroep
Zaaknummers04/828 NABW
Statusgepubliceerd


Indicatie

Afwijzing aanvraag om bijstand ter voorziening in de behoefte aan bedrijfskapitaal, inclusief voorbereidingskosten, voor een door appellant te starten horecaonderneming: het ondernemingsplan is niet voldoende onderbouwd en doordacht.


Uitspraak

04/828 NABW U I T S P R A A K in het geding tussen: [appellant], wonende te [woonplaats], appellant, en het College van burgemeester en wethouders van de gemeente Goirle, gedaagde. I. ONTSTAAN EN LOOP VAN HET GEDING Appellant heeft hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank Breda van 12 januari 2004, reg.nr. 02/2453 NABW. Gedaagde heeft een verweerschrift ingediend en de Raad desgevraagd nadere stukken doen toekomen. Het geding is behandeld ter zitting van 14 juni 2005, waar appellant niet is verschenen, en waar gedaagde zich heeft laten vertegenwoordigen door drs. M. Claassen, werkzaam bij de gemeente Goirle. II. MOTIVERING De Raad gaat uit van de volgende in dit geding van belang zijnde feiten en omstandigheden. Appellant heeft op 26 augustus 2002 bij gedaagde een aanvraag ingediend ingevolge de Algemene bijstandswet (Abw) en het Besluit bijstandverlening zelfstandigen om bijstand ter voorziening in de behoefte aan bedrijfskapitaal, inclusief voorbereidingskosten, voor een door appellant te starten horecaonderneming. Op 27 september 2002 heeft het IMK Intermediair (IMK) aan gedaagde een advies uitgebracht. Gedaagde heeft in navolging van dit advies bij besluit van 14 oktober 2002 de aanvraag van 26 augustus 2002 afgewezen. Bij besluit van 17 december 2002 heeft gedaagde het bezwaar tegen het besluit van 14 oktober 2002 onder verwijzing naar onder meer artikel 8, tweede en zesde lid, van de Abw ongegrond verklaard op de grond dat het door appellant ingediende ondernemingsplan niet voldoende onderbouwd en doordacht is om een basis te kunnen zijn voor het starten van een levensvatbaar bedrijf, en voorts dat een vergoeding van de voorbe-reidingskosten alleen kan worden toegekend in het kader van een begeleidingstraject, terwijl daarvan in het geval van appellant geen sprake is geweest. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep tegen het besluit van 17 december 2002 ongegrond verklaard. Naar het oordeel van de rechtbank kan op grond van het door appellant ingediende ondernemingsplan en de door hem ter zitting gegeven toelichting niet worden geconcludeerd dat met een bedrijfskapitaal van maximaal € 28.951,-- een levensvatbaar bedrijf kan worden gestart. Appellant heeft zich in hoger beroep tegen deze uitspraak gekeerd. In zijn hoger beroepschrift heeft hij, samenvattend weergegeven, enkel aangevoerd dat de rechtbank onvoldoende rekening heeft gehouden met de door hem in beroep aangevoerde argumenten. De Raad heeft kennis genomen van de aangevallen uitspraak van de rechtbank en constateert dat de rechtbank gemotiveerd is ingegaan op de door appellant in eerste aanleg aangevoerde grieven. Het ligt op de weg van appellant om in hoger beroep concreet aan te geven op welke punten en om welke reden de uitspraak van de rechtbank niet juist zou zijn. Bij gebreke van dergelijke door appellant in hoger beroep naar voren gebrachte gegevens, ziet de Raad geen aanleiding de uitspraak van de rechtbank voor onjuist te houden. De aangevallen uitspraak komt derhalve voor bevestiging in aanmerking. De Raad ziet ten slotte geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten. III. BESLISSING De Centrale Raad van Beroep, Recht doende: Bevestigt de aangevallen uitspraak. Aldus gewezen door mr. G.A.J. van den Hurk als voorzitter en mr. J.M.A. van der Kolk-Severijns en mr. C.J. Borman als leden, in tegenwoordigheid van R.C. Visser als griffier, en uitgesproken in het openbaar op 26 juli 2005. (get.) G.A.J. van den Hurk. (get.) R.C. Visser.