Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AU0267

Datum uitspraak2005-07-20
Datum gepubliceerd2005-08-04
RechtsgebiedSociale zekerheid
Soort ProcedureVerzet
Instantie naamCentrale Raad van Beroep
Zaaknummers04/5581V. WW
Statusgepubliceerd


Indicatie

Termijnoverschrijding indienen beroepschrift. Verzet gegrond. Niet in staat haar belangen naar behoren te behartigen.


Uitspraak

04/5581V. WW U I T S P R A A K met toepassing van artikel 21 van de Beroepswet in samenhang met artikel 8:55 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in het geding tussen: [opposante], wonende te [woonplaats], opposante, en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, geopposeerde. I. ONTSTAAN EN LOOP VAN HET GEDING In zijn uitspraak van 26 januari 2005 heeft de Raad het hoger beroep van opposante tegen een door de rechtbank ’s-Gravenhage op 26 juli 2004 tussen partijen gegeven uitspraak, nr. AWB 04/79 WW, niet-ontvankelijk verklaard. Tegen die uitspraak van de Raad heeft opposante verzet gedaan. Het verzet is behandeld ter zitting van 8 juni 2005. Opposante is in persoon verschenen. Geopposeerde heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. J.J. Grasmeijer, werkzaam bij het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen. II. MOTIVERING In zijn vermelde uitspraak heeft de Raad het hoger beroep niet-ontvankelijk verklaard omdat opposante de termijn voor het indienen van een beroepschrift had overschreden, terwijl de Raad geen omstandigheden aanwezig achtte op grond waarvan niet-ontvankelijkverklaring achterwege diende te blijven. Ter zitting van de Raad heeft opposante uiteengezet onder welke omstandigheden zij in een depressie terecht is gekomen, voorafgaande aan de opname in de Detox-kliniek Alcohol van het Parnassia Psychisch-Medisch Centrum gedurende de periode van 1 september 2005 tot en met 1 oktober 2004. Op grond van de door appellante ingebrachte stukken en gelet op het verhandelde ter zitting is de Raad tot de overtuiging gekomen dat opposante gedurende de gehele, in dit geding van belang zijnde periode, van 27 juli 2004 tot eind september 2004 niet in staat was haar belangen naar behoren te behartigen. De Raad komt dan ook tot het oordeel dat het verzet gegrond is. De Raad acht geen termen aanwezig om toepassing te geven aan artikel 8:75 van de Awb. III. BESLISSING De Centrale Raad van Beroep, Recht doende: Verklaart het verzet gegrond. Aldus gegeven door mr. T. Hoogenboom als voorzitter en mr. C.P.J. Goorden en mr. H.G. Rottier als leden, in tegenwoordigheid van S. l’Ami als griffier, en uitgesproken in het openbaar op 20 juli 2005. (get.) T. Hoogenboom. (get.) S. l’Ami.