Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AU0379

Datum uitspraak2005-08-03
Datum gepubliceerd2005-08-03
RechtsgebiedCiviel overig
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Instantie naamRechtbank Dordrecht
Zaaknummers58734 / FT RK 05-5012
Statusgepubliceerd


Indicatie

"Afwijzing verzoek schuldsanering o.g.v. artikel 288 lid 1 sub b en lid 2 sub b Fw (i.v.m. bestuurdersaansprakelijkheid in twee faillissementen)"


Uitspraak

Rekestnummer: 58734 FT RK 05-5012 Uitspraakdatum: 3 augustus 2005 RECHTBANK DORDRECHT - vonnis afwijzing schuldsaneringsregeling - Vonnis van de rechtbank Dordrecht, enkelvoudige kamer voor burgerlijke zaken. Op 8 maart 2005 is ter griffie binnengekomen een verzoekschrift van [verzoeker], p/a [verblijfadres], strekkende tot toepassing van de schuldsaneringsregeling. Op 22 juli 2005 zijn de bij het verzoekschrift behorende bijlagen ter griffie ontvangen. Bij brieven van 8 april 2005 en 10 mei 2005 hebben mr. M.G. Hop, curator in het faillissement van Tel Aviv Technical Company B.V., en de heer D. Polak, namens de Belastingdienst/Rijnmond/kantoor Dordrecht, gemotiveerd bezwaar gemaakt tegen toelating van verzoeker tot de schuldsaneringsregeling. Het verzoekschrift is behandeld ter terechtzitting van 27 juli 2005. Daarbij is verzoeker gehoord. Beoordeeld dient te worden of zich afwijzingsgronden voordoen. In deze zaak zijn van belang de afwijzingsgronden van art. 288 lid 1 sub b. en lid 2 sub b. van de Faillissementswet. Bij vonnis van de meervoudige strafkamer van deze rechtbank van 30 september 2004 is verzoeker veroordeeld tot een gevangenisstraf van 4 jaar wegens (onder meer) faillissementsfraude, belastingfraude, bedreiging en verduistering. Verzoeker is tegen dit vonnis in hoger beroep gekomen. Hij stelt te verwachten dat hij in hoger beroep zal worden vrijgesproken. Daarnaast is verzoeker in civiele vonnissen van deze rechtbank van 19 maart 2003 en van 24 september 2003 veroordeeld tot het betalen van schadevergoedingen aan curatoren van (twee van) zijn failliete vennootschappen, in het eerste geval (kort samengevat) omdat hij goederen van de (later failliet verklaarde) vennootschap had verkocht maar de opbrengst niet aan de vennootschap ten goede had doen komen, en in het tweede geval omdat hij activa van de (later failliet verklaarde) vennootschap had verkocht aan een andere door hem beheerde vennootschap voor een te lage prijs, welke bovendien niet was betaald. Aldus heeft verzoeker in beide gevallen de schuldeisers van de failliete vennootschappen benadeeld. Dat verzoeker in persoon is veroordeeld, impliceert dat hem ter zake persoonlijk verwijt treft. Deze beide vonnissen zijn in kracht van gewijsde. Gelet op deze omstandigheden acht de rechtbank het aannemelijk dat verzoeker ten aanzien van het ontstaan van schulden niet te goeder trouw is geweest, zodat de afwijzingsgrond van art. 288 lid 2 sub b. Fw. zich voordoet. Weliswaar moet rekening worden gehouden met de mogelijkheid dat het strafvonnis geen stand houdt, maar dat geldt niet voor de beide civiele vonnissen, die onherroepelijk zijn. De rechtbank ziet in deze omstandigheden voorts aanleiding voor de gegronde vrees dat verzoeker tijdens de toepassing van de schuldsaneringsregeling zal trachten zijn schuldeisers te benadelen, zodat ook de afwijzingsgrond van art. 288 lid 1 sub b. Fw. zich voordoet. Het verzoek wordt daarom afgewezen. Beslissing De rechtbank: wijst het verzoek af. Gewezen door mr. L.M. Croes en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 3 augustus 2005 in tegenwoordigheid van de griffier. De schuldenaar heeft gedurende acht dagen na de dag van deze uitspraak het recht van hoger beroep. Het recht van hoger beroep kan uitsluitend door een advocaat/procureur worden ingesteld bij verzoekschrift, in te dienen ter griffie van het gerechtshof dat van de zaak kennis moet nemen.