Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AU0385

Datum uitspraak2005-07-26
Datum gepubliceerd2005-08-03
RechtsgebiedBestuursrecht overig
Soort ProcedureVoorlopige voorziening
Instantie naamRaad van State
Zaaknummers200505451/2
Statusgepubliceerd
SectorVoorzitter


Indicatie

Bij besluit van 17 augustus 2004 heeft verzoeker aan [persoon] het gebruik van een bijgebouw op het perceel [locatie] te Schiermonnikoog als recreatieverblijf tijdelijk gedoogd.


Uitspraak

200505451/2. Datum uitspraak: 26 juli 2005 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Uitspraak van de Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) hangende het hoger beroep van: het college van burgemeester en wethouders van Schiermonnikoog, verzoeker, tegen de uitspraak in zaak nos. 05/99 en 05/329 van de voorzieningenrechter van de rechtbank Leeuwarden van 10 mei 2005 in het geding tussen: [wederpartij], wonend te Schiermonnikoog en verzoeker. 1.    Procesverloop Bij besluit van 17 augustus 2004 heeft verzoeker aan [persoon] het gebruik van een bijgebouw op het perceel [locatie] te Schiermonnikoog als recreatieverblijf tijdelijk gedoogd. Bij besluit van 10 december 2004 heeft verzoeker het daartegen door [wederpartij] gemaakte bezwaar ongegrond verklaard. Bij uitspraak van 10 mei 2005, verzonden op 11 mei 2005, heeft de voorzieningenrechter van de rechtbank Leeuwarden (hierna: de voorzieningenrechter) het daartegen door [wederpartij] ingestelde beroep gegrond verklaard en dat besluit vernietigd. Tegen deze uitspraak heeft verzoeker bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 23 juni 2005, hoger beroep ingesteld. Tevens heeft hij de Voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen. De Voorzitter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 14 juli 2005, waar verzoeker, vertegenwoordigd door L.K. Swart en mr. H. Harmsma, onderscheidenlijk burgemeester van de en ambtenaar in dienst van de gemeente, en [wederpartij], vertegenwoordigd door mr. A.H. van der Wal, advocaat te Leeuwarden, zijn verschenen. Voorts is [persoon] daar in persoon gehoord. 2.    Overwegingen 2.1.    Het verzoek strekt ertoe dat bij wijze van voorlopige voorziening wordt bepaald dat niet opnieuw op het bezwaarschrift behoeft te worden beslist, totdat de Afdeling op het ingestelde hoger beroep heeft beslist. 2.2.    Niet is gesteld dat een nieuwe beslissing op het bezwaarschrift, als moet worden genomen naar aanleiding van de uitspraak van 10 december 2004, tot onomkeerbare gevolgen zal leiden in geval de Afdeling het ingestelde hoger beroep gegrond zou achten en die uitspraak zou vernietigen. De uitspraak noopt verzoeker slechts tot een nadere beoordeling van de vraag of [persoon] voor een gedoogverklaring in aanmerking kan komen en zo ja, komt. Een negatieve beantwoording van deze vraag zal moeten leiden tot een intrekking van de aan [persoon] verleende zogenoemde gedoogverklaring. Over eventuele handhaving van het bestemmingsplan of zijn voorschriften ligt thans geen besluit voor. Gelet op artikel 6:18, eerste lid, en artikel 6:19, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht bestaat voorts de mogelijkheid dat de nieuwe beslissing op bezwaar, indien tijdig genomen, in de bodemprocedure door de Afdeling mede zal worden beoordeeld. 2.3.     Onder deze omstandigheden bestaat geen aanleiding voor het treffen van de gevraagde voorziening. 2.4.    Verzoeker dient op na te melden wijze in de proceskosten te worden verwezen. 3.    Beslissing De Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State: I.    wijst het verzoek af; II.    veroordeelt het college van burgemeester en wethouders van Schiermonnikoog tot vergoeding van bij [wederpartij] in verband met de behandeling van het verzoek opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 322,00 (zegge: driehonderdtweeëntwintig euro), geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand; het dient door de gemeente Schiermonnikoog aan [wederpartij] onder vermelding van het zaaknummer te worden betaald. Aldus vastgesteld door mr. R.W.L. Loeb, als Voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. B. Klein Nulent, ambtenaar van Staat. w.g. Loeb    w.g. Klein Nulent Voorzitter    ambtenaar van Staat Uitgesproken in het openbaar op 26 juli 2005 218.