Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AU0422

Datum uitspraak2005-08-03
Datum gepubliceerd2005-08-03
RechtsgebiedBestuursrecht overig
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRaad van State
Zaaknummers200410286/1
Statusgepubliceerd


Indicatie

Bij besluit van 22 juli 2004, kenmerk NL 111204, heeft verweerder niet ingestemd met de uitvoer van 8.000.000 kg zwavelzuur naar Duitsland op grond van de Verordening 259/93/EEG van 1 februari 1993 betreffende toezicht en controle op de overbrenging van afvalstoffen binnen, naar en uit de Europese Gemeenschap (hierna: de Verordening).


Uitspraak

200410286/1. Datum uitspraak: 3 augustus 2005 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Uitspraak in het geding tussen: de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid "Solvay Chemie B.V." en de besloten vennootschap naar Duits recht "Grillo-Werke Aktiengesellschaft", gevestigd respectievelijk te Herten en Duisburg (Duitsland), appellanten, en de Staatssecretaris van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer, verweerder. 1.    Procesverloop Bij besluit van 22 juli 2004, kenmerk NL 111204, heeft verweerder niet ingestemd met de uitvoer van 8.000.000 kg zwavelzuur naar Duitsland op grond van de Verordening 259/93/EEG van 1 februari 1993 betreffende toezicht en controle op de overbrenging van afvalstoffen binnen, naar en uit de Europese Gemeenschap (hierna: de Verordening). Bij besluit van 9 november 2004, kenmerk IMA 2004-46106, verzonden op dezelfde datum, heeft verweerder het hiertegen gemaakte bezwaar niet-ontvankelijk verklaard. Tegen dit besluit hebben appellanten bij brief van 17 december 2004, bij de Raad van State ingekomen op dezelfde datum, beroep ingesteld. De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 3 mei 2005, waar appellanten, vertegenwoordigd door mr. B.J.M. Veldhoven, advocaat te Den Haag, en R. Renard en R. Ziegler, en verweerder, vertegenwoordigd door J.E. den Hartog-van 't Zelfde en mr. M. Piras, ambtenaren van het ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer, zijn verschenen. 2.    Overwegingen 2.1.    Bij het bestreden besluit heeft verweerder het tegen het primaire besluit van 22 juli 2004 gemaakte bezwaar niet-ontvankelijk verklaard, nu appellanten buiten de termijn van 6 weken tegen dit besluit bezwaar hebben gemaakt. Het bezwaarschrift van appellanten is op 21 oktober 2004 bij verweerder ingekomen. 2.2.    Appellanten betogen dat de termijnoverschrijding verschoonbaar is. Appellanten wijzen erop dat zij van het besluit van 22 juli 2004 geen kennis hebben kunnen nemen, omdat zij dit besluit niet hebben ontvangen. Nu verweerder het besluit van 22 juli 2004 niet aangetekend of met bericht van ontvangst heeft verzonden en nu door verweerder niet kan worden aangetoond dat appellanten dit besluit wel hebben ontvangen, moet niet-ontvankelijkverklaring volgens appellanten achterwege blijven. 2.2.1.    Ingevolge artikel 6:7 van de Algemene wet bestuursrecht bedraagt de termijn voor het indienen van een bezwaar- of beroepschrift zes weken.    Ingevolge artikel 6:11 van de Algemene wet bestuursrecht blijft niet-ontvankelijkverklaring ten aanzien van een na afloop van de termijn ingediend bezwaar- of beroepschrift op grond daarvan achterwege indien redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat de indiener in verzuim is geweest. 2.2.2.    De Afdeling heeft in onder meer haar uitspraken van 26 juni 2000 in zaak no. 199903902/1, AB 2000/337, en 27 april 2004 in zaak no. 200402504/1, JV 2004/240, overwogen dat, ingeval van niet aangetekende verzending van besluiten of andere rechtens van belang zijnde documenten, het bestuursorgaan aannemelijk dient te maken dat het desbetreffende stuk is verzonden. Indien het bestuursorgaan de verzending van het desbetreffende stuk aannemelijk heeft gemaakt, ligt het op de weg van de geadresseerde om, indien daartoe aanleiding bestaat, de ontvangst ervan op niet ongeloofwaardige wijze te ontkennen. Eerst als dat gebeurt, is het aan het bestuursorgaan dat het stuk heeft verzonden om de ontvangst daarvan door de geadresseerde aannemelijk te maken. 2.2.3.    Appellante Solvay Chemie te Herten (Nederland) heeft blijkens de stukken en het ter zitting verhandelde appellante Grillo Werke te Duisburg (Duitsland) gemachtigd op grond van de Verordening kennisgeving te doen en de daarmee gemoeid zijnde handelingen te verrichten alsmede de op de kennisgeving betrekking hebbende stukken in ontvangst te nemen.    De Afdeling stelt vast dat toezending van het op 22 juli 2004 gedateerde besluit aan appellante Grillo Werke niet aangetekend dan wel met bericht van ontvangst heeft plaatsgevonden. In aanmerking genomen de door verweerder ter zitting verstrekte informatie over de wijze waarop besluiten als de onderhavige op het departement elektronisch tot aan de verzending ervan worden vastgelegd en nu niet is gebleken dat zich in de desbetreffende periode problemen bij het verzenden van besluiten bij verweerder hebben voorgedaan, heeft verweerder voldoende aannemelijk gemaakt dat de verzending inderdaad op de op het besluit aangegeven datum van 22 juli 2004 heeft plaatsgevonden. Dat besluit was gezien de daarbij behorende aanbiedingsbrief van 22 juli 2004 voorzien van de juiste tenaamstelling en adressering van Grillo Werke. Gelet hierop en aangezien het zoekraken van op normale wijze ter post bezorgde brieven op het traject tussen de verzender en de geadresseerde tot de hoge uitzonderingen behoort, acht de Afdeling niet aannemelijk dat het besluit appellante Grillo Werke kort na verzending ervan op 22 juli 2004 niet heeft bereikt. De enkele stelling van appellanten dat zij het besluit niet hebben ontvangen, biedt onvoldoende grond voor het oordeel dat sprake is van een niet ongeloofwaardige ontkenning in even bedoelde zin. In dit geval rust op verweerder niet de last de ontvangst van het besluit door appellanten aannemelijk te maken.    Dat er sprake is geweest van een productiestop bij appellante Solvay Chemie in de periode van juli tot en met oktober 2004, wat daar ook van zij, kan naar het oordeel van de Afdeling aan het voorgaande niet af doen. De productiestop bij Solvay Chemie impliceert immers niet dat Grillo Werke als gemachtigde van Solvay Chemie geen post kan ontvangen. De Afdeling neemt daarbij in aanmerking dat blijkens het verhandelde ter zitting gedurende voornoemde productiestop ten kantore van appellante Grillo Werke wel (administratief) personeel aanwezig was.    Gelet op het vorenstaande heeft verweerder het bezwaar tegen het besluit van 22 juli 2004 terecht niet-ontvankelijk verklaard. 2.3.    Het beroep is ongegrond. 2.4.    Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding. 3.    Beslissing De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State Recht doende in naam der Koningin: verklaart het beroep ongegrond. Aldus vastgesteld door mr. J.M. Boll, Voorzitter, en mr. M. Oosting en drs. H. Borstlap, Leden, in tegenwoordigheid van mr. D.A.B. Montagne, ambtenaar van Staat. w.g. Boll    w.g. Montagne Voorzitter    ambtenaar van Staat Uitgesproken in het openbaar op 3 augustus 2005 374.