
Jurisprudentie
AU0506
Datum uitspraak2005-07-20
Datum gepubliceerd2005-08-04
RechtsgebiedSociale zekerheid
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamCentrale Raad van Beroep
Zaaknummers03/4949 WW
Statusgepubliceerd
Datum gepubliceerd2005-08-04
RechtsgebiedSociale zekerheid
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamCentrale Raad van Beroep
Zaaknummers03/4949 WW
Statusgepubliceerd
Indicatie
Weigering WW-uitkering. Weigering bovenwettelijke uitkering. Besluit is niet in strijd met een regel van geschreven of ongeschreven recht of een algemeen rechtsbeginsel.
Uitspraak
03/4949 WW
U I T S P R A A K
in het geding tussen:
[appellant], wonende te [woonplaats], appellant,
en
de Korpsbeheerder van de politieregio Rotterdam-Rijnmond, gedaagde.
I. ONTSTAAN EN LOOP VAN HET GEDING
Appellant is op bij aanvullend beroepschrift aangegeven gronden in hoger beroep gekomen van een door de rechtbank Rotterdam op 25 augustus 2003 onder de nummers WW 02/2888-SCHV en WW 02/2889-SCHV tussen partijen gewezen uitspraak (de aangevallen uitspraak). De Raad volstaat er mee te verwijzen naar die uitspraak.
Gedaagde heeft een verweerschrift ingediend.
Het geding is, gevoegd met het geding nr. 03/5036 WW, behandeld ter zitting van 8 juni 2005, waar appellant in persoon is verschenen, terwijl gedaagde zich heeft doen vertegenwoordigen door mr. G.J. Wubs-Postma, medewerker bij het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen.
Na behandeling zijn de gedingen gesplitst en wordt daarin afzonderlijk uitspraak gedaan.
II. MOTIVERING
Voor een weergave van de feiten verwijst de Raad naar de heden door de Raad onder nummer 03/5036 WW gedane uitspraak.
Aangezien de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (hierna: Uwv) bij besluit van 23 april 2002 heeft geweigerd aan appellant een uitkering in het kader van de Werkloosheidswet (hierna: WW) toe te kennen, heeft gedaagde onder verwijzing naar dat besluit onder toepassing van het Besluit bovenwettelijke werkloosheidsuitkering politie bij besluit van dezelfde datum geweigerd appellant een bovenwettelijke uitkering toe te kennen.
De daartegen gerichte bezwaren heeft gedaagde bij het thans bestreden besluit van 24 september 2002 ongegrond verklaard. Het daartegen ingestelde beroep is bij de aangevallen uitspraak ongegrond verklaard.
Appellant heeft geen zelfstandige grieven terzake aangevoerd. De Raad volstaat dan ook met de constatering dat het desbetreffende besluit niet in strijd is met een regel van geschreven of ongeschreven recht of een algemeen rechtsbeginsel.
Het hoger beroep slaagt niet. De aangevallen uitspraak kan worden bevestigd.
De Raad acht geen termen aanwezig om toepassing te geven aan artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht inzake een proceskostenveroordeling.
Beslist dient derhalve te worden als volgt.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep,
Recht doende:
Bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus gegeven door mr. T. Hoogenboom als voorzitter en mr. C.P.J. Goorden en mr. H.G. Rottier als leden, in tegenwoordigheid van S. l’Ami als griffier en uitgesproken in het openbaar op 20 juli 2005.
(get.) T. Hoogenboom.
(get.) S. l’Ami.