Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AU0533

Datum uitspraak2005-07-14
Datum gepubliceerd2005-08-04
RechtsgebiedSociale zekerheid
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamCentrale Raad van Beroep
Zaaknummers04/3370 ALGEM
Statusgepubliceerd


Indicatie

Termijnoverschrijding indienen aanvraag.


Uitspraak

E N K E L V O U D I G E K A M E R 04/3370 ALGEM U I T S P R A A K in het geding tussen: [appellante], te [woonplaats], appellante, en de Raad van bestuur van de Centrale organisatie Werk en Inkomen (CWI), gedaagde. I. ONTSTAAN EN LOOP VAN HET GEDING Appellante heeft hoger beroep ingesteld tegen de door de rechtbank ’s-Hertogenbosch op 11 mei 2004 onder kenmerk 02/3406 tussen partijen gewezen uitspraak. Gedaagde heeft een verweerschrift ingediend. Het geding is behandeld ter zitting van de Raad in een enkelvoudige kamer op 16 juni 2005, waar appellante zich heeft laten vertegenwoordigen door haar medewerkster A.M. Ripsaad, bijgestaan door L.J. Dorresteijn te Waalwijk, en namens gedaagde is verschenen R.K. Nai-Chung-Tong, werkzaam bij de CWI. II. MOTIVERING Bij zijn besluit van 1 november 2002 heeft gedaagde gehandhaafd zijn besluit, inhoudende dat de door appellante gevraagde verklaring langdurig werkloze voor de toepassing van de Wet vermindering afdracht loonbelasting en premie voor de volksverzekeringen ten behoeve van het dienstverband met [betrokkene] niet in behandeling wordt genomen, omdat deze aanvraag te laat is ingediend. Voor de feiten en het wettelijk kader verwijst de Raad naar de aangevallen uitspraak. De rechtbank is naar het oordeel van de Raad terecht tot de conclusie gekomen dat de op 27 februari 2002 door gedaagde ontvangen aanvraag na de wettelijke termijn van vier maanden is ingediend. De Raad ziet onvoldoende aanleiding om appellante, in weerwil van haar eigen opgave in het aanvraagformulier en de zich onder de gedingstukken bevindende arbeidsovereenkomst, te volgen in haar stelling dat Halberstadt later dan 15 oktober 2001 in dienst is getreden. Het tijdstip van indiensttreding van Halberstadt is doorslaggevend voor de vraag wanneer de indieningstermijn van vier maanden een aanvang heeft genomen. Met de rechtbank is de Raad van oordeel dat hetgeen appellante heeft aangevoerd, niet de conclusie rechtvaardigt dat sprake is van een verschoonbare overschrijding van de indieningstermijn. De aangevallen uitspraak komt voor bevestiging in aanmerking. Voor een proceskostenveroordeling ziet de Raad geen aanleiding. III. BESLISSING De Centrale Raad van Beroep, Recht doende: Bevestigt de aangevallen uitspraak. Aldus gegeven door mr. R.C. Stam in tegenwoordigheid van M. Renden als griffier en uitgesproken in het openbaar op 14 juli 2005. (get.) R.C. Stam. (get.) M. Renden.