Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AU0550

Datum uitspraak2005-06-15
Datum gepubliceerd2005-08-05
RechtsgebiedHandelszaak
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Instantie naamRechtbank Arnhem
Zaaknummers108405
Statusgepubliceerd


Indicatie

WGH stelt in haar brief van 10 juni 2003 aan de incassogemachtigde van ABN AMRO dat de kwestie over de betaling van het debetsaldo niet los kan worden gezien van de al in 2001 aan de orde gestelde kwestie over ten onrechte ten laste van haar bankrekening gebrachte bedragen. WGH vraagt onder meer om overschrijvingsbewijzen over 1999 en 2000, zodat gecontroleerd kan worden of sprake is van meer overschrijvingsopdrachten waarvoor de heer Hulsebos niet heeft getekend.


Uitspraak

Rechtbank ARNHEM Sector civiel recht Zaak-/rolnummer: 108405 / HA ZA 04-41 Datum vonnis: 15 juni 2005 Vonnis in de zaak van de naamloze vennootschap ABN AMRO BANK N.V., gevestigd te Amsterdam, eiseres in conventie, verweerster in reconventie, procureur mr. W.R.H. Jager, tegen de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid WORLD GREEN-HOLLAND B.V., gevestigd te Lunteren, gemeente Ede, gedaagde in conventie, eiseres in reconventie, procureur mr. P.A.C. de Vries, advocaat mr. T.A.A.J.M. Weierink te Arnhem. Partijen zullen hierna ABN AMRO en WGH genoemd worden. Het verloop van de procedure Dit verloop blijkt uit: - het tussenvonnis van 31 maart 2004; - het proces-verbaal van comparitie van 11 mei 2004; - de akte van ABN AMRO van 9 februari 2005; - de akte van WGH van 23 maart 2005. Ten slotte is vonnis bepaald. De feiten WGH bankiert jarenlang zakelijk bij de ABN AMRO en kiest op enig moment voor een overstap naar een andere bank. WGH besluit op het ten tijde van de overstap op de zakelijke rekening met nummer 53.53.75.859 aanwezige positieve saldo in te teren. Eind 2000 constateert WGH dat van de in 2.1 bedoelde rekening bedragen zijn afgeschreven zonder dat de overschrijvingsbewijzen zijn voorzien van de handtekening van de directeur van WGH, de heer [betrokkene 1]. Uit onderzoek van ABN AMRO blijkt dat de ex partner van de heer [betrokkene 1], mevrouw [betrokkene 2], valse handtekeningen heeft gezet. WGH heeft vervolgens tegen mevrouw [betrokkene 2] aangifte gedaan wegens valsheid in geschrifte. In haar brief van 28 november 2001 verzoekt WGH om betaling - en sommeert ABN AMRO tot betaling - van het ten onrechte ten laste van voornoemde rekening gebrachte totaal bedrag van fl. 18.590,95. Het gaat om een betaling van fl. 5.000,- aan mevrouw Klont en een betaling van 13.590,95 aan B&G. Op 13 april 2002 zendt WGH ABN AMRO een rappelbrief. WGH wordt bij brief van 6 mei 2003 gesommeerd het debetsaldo van de in 2.1 bedoelde zakelijke rekening aan ABN AMRO te voldoen, vermeerderd met rente en kosten. Op grond van de overeenkomst tussen partijen is WGH over het debetsaldo van de in 2.1 bedoelde rekening een rente verschuldigd van 0,771% per maand. De rente is verschuldigd over het saldo inclusief de steeds per kwartaal vervallen rente. WGH stelt in haar brief van 19 mei 2003 onder meer voor een bedrag van € 1.500,- per maand te betalen ter aflossing van het debetsaldo van meergenoemde rekening. De incasso gemachtigde van ABN AMRO laat WGH in haar brief van 26 mei 2003 weten dat ABN AMRO akkoord is met een betalingsregeling van € 1.500,00 per maand vanaf 1 juni 2003 onder een aantal in de brief genoemde voorwaarden. WGH stelt in haar brief van 10 juni 2003 aan de incassogemachtigde van ABN AMRO dat de kwestie over de betaling van het debetsaldo niet los kan worden gezien van de al in 2001 aan de orde gestelde kwestie over ten onrechte ten laste van haar bankrekening gebrachte bedragen. WGH vraagt onder meer om overschrijvingsbewijzen over 1999 en 2000, zodat gecontroleerd kan worden of sprake is van meer overschrijvingsopdrachten waarvoor de heer [betrokkene 1] niet heeft getekend. Op 4 juli 2003 zendt WGH een rappelbrief aan de incassogemachtigde van ABN AMRO. De incassogemachtigde van ABN AMRO stelt WGH in haar brief van 5 december 2003 in de gelegenheid het verschuldigde bedrag te voldoen, bij gebreke waarvan rechtsmaatregelen worden aangekondigd. Op 5 januari 2005 wordt in onderhavige procedure de dagvaarding aan WGH betekend. Op 11 mei 2005 vindt een comparitie na antwoord plaats. Tijdens de comparitie maken partijen afspraken over het uitwisselen van stukken en informatie. Teneinde partijen in de gelegenheid te stellen uitvoering te geven aan de gemaakte afspraken wordt de comparitie aangehouden. Uit de vervolgens door partijen genomen aktes blijkt dat partijen slechts deels aan de ter comparitie gemaakte afspraken hebben voldaan. Zo heeft ABN AMRO niet de bankafschriften van de bankrekeningen van [betrokkene 1] en WGH over de periode van 1 januari 2000 tot 3/5 juli 2000 overgelegd, omdat zo stelt ABN AMRO “deze beduidend moeilijker te produceren zijn”. WGH heeft vervolgens eerst bij akte aangegeven van welke posten zij overschrijvingsformulieren wil ontvangen. Evenmin heeft tussen partijen overleg plaats gevonden over de betaling aan B&G. Het geschil in conventie ABN AMRO vordert - samengevat - veroordeling van WGH tot betaling van € 16.077,97, vermeerderd met rente en kosten. Zij vordert het debetsaldo van de in 2.1 bedoelde zakelijke rekening op naam van WGH. WGH voert verweer. Zij betwist de juistheid van het debetsaldo. Zij stelt dat ABN AMRO overschrijvingsbewijzen moet verstrekken zodat zij kan nagaan of naast de al vastgestelde ten onrechte ten laste van de bankrekening van WGH gebrachte bedragen nog meer overschrijvingen zijn verricht waarbij is gebruik gemaakt van een valse handtekening. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan. in reconventie WGH vordert - samengevat - te bepalen dat ABN AMRO dient over te gaan tot het verstrekken van alle informatie zoals benodigd voor het verschaffen van volledig inzicht in de overschrijvingsbewijzen over het jaar 2000, alsmede voorts te bepalen dat de betreffende overschrijvingsbewijzen door ABN AMRO in kopie dienen te worden overgelegd aan WGH ter verificatie van de handtekening. ABN AMRO voert aan dat een deel (fl. 5.000,-) van het totale bedrag dat met behulp van een valse handtekening ten laste van de rekening van WGH is gebracht, aan de heer [betrokkene 1] is gerestitueerd en dat een bedrag van fl. 13.590,95 gerestitueerd zal worden als de heer [betrokkene 1] de akte van cessie tekent waarmee de vordering op B&G wordt overgedragen aan ABN AMRO. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan. De beoordeling in conventie en reconventie Uit de onder 2.11 en 2.12 opgenomen feiten blijkt dat partijen niet aan de ter comparitie gemaakte afspraken hebben voldaan. ABN AMRO stelt dat het produceren van bankafschriften van de bankrekeningen van de heer [betrokkene 1] en WGH over de periode van 1 januari tot 5/3 juli 2000 beduidend moeilijker is, dan het produceren van bankafschriften over het andere deel van de afgesproken periode. ABN AMRO heeft deze stelling verder niet toegelicht. Naar het oordeel van de rechtbank ontslaat de in 4.1 bedoelde omstandigheid ABN AMRO niet van de verplichting de ter comparitie gemaakte afspraken na te komen. De rechtbank stelt vast dat overigens geen redenen zijn aangevoerd waaruit volgt dat partijen niet gehouden kunnen worden aan de gemaakte afspraken. De rechtbank is naar aanleiding van voorgaande van oordeel dat ABN AMRO alsnog de afgesproken bankafschriften aan WGH moet doen toekomen, waarna WGH haar verplichting - ABN AMRO te berichten van welke transacties zij kopieën van de overschrijvingsformulieren wil -, kan nakomen. Vervolgens dient ABN AMRO deze overschrijvingsformulieren, alsmede de overschrijvingsformulieren met betrekking tot de in productie 1 bij de akte van 23 maart 2005 genoemde transacties aan WHG toe te zenden. Daarnaast dienen partijen nader overleg te voeren over de betaling aan B&G ten laste van de bankrekening van WGH. De rechtbank zal een datum bepalen voor de voortzetting van de comparitie van partijen. De zaak zal naar de rol worden verwezen voor opgave verhinderdata. Ter comparitie kunnen partijen hun standpunten (nader) toelichten en zal worden nagegaan of partijen hun geschil in der minne kunnen regelen. De rechtbank houdt iedere verdere beslissing aan. De beslissing De rechtbank: in conventie en in reconventie beveelt een verschijning van partijen, bijgestaan door hun advocaten, voor het geven van inlichtingen en ter beproeving van een minnelijke regeling op de terechtzitting van mr. M.P.C.J. van Bavel in het paleis van justitie te Arnhem aan de Walburgstraat 2-4 op een door de rechtbank vast te stellen datum en tijd, bepaalt dat de zaak weer op de rol zal komen van 29 juni 2005 voor het opgeven van de verhinderdagen van de partijen en hun advocaten op de maandagen in de maanden augustus tot en met oktober 2005, waarna dag en uur van de comparitie zullen worden bepaald, de partijen wordt verzocht uiterlijk twee weken voor de comparitie in fotokopie de stukken waarop zij tijdens de comparitie een beroep willen doen, in elk geval de in 4.3 bedoelde stukken, aan de andere partij en aan de rechtbank toe te zenden. bepaalt dat bij gebreke van de gevraagde opgave(n) de rechtbank het tijdstip van de comparitie zelfstandig zal bepalen, bepaalt dat na de vaststelling van het tijdstip van de comparitie dit in beginsel niet zal worden gewijzigd, wijst partijen er op, dat voor de zitting twee uur zal worden uitgetrokken, een rechtspersoon moet ter zitting vertegenwoordigd zijn door iemand die van de zaak op de hoogte is en bevoegd is tot vertegenwoordiging. de rechtbank wijst erop dat zij uit een niet verschijnen van een partij ter comparitie de gevolgtrekkingen - ook in het nadeel van die partij - kan maken die zij geraden zal achten. verzoekt de tijdige toezending van de stukken, zoals in 5.3 aangegeven. houdt iedere verdere beslissing aan. Dit vonnis is gewezen door mr. M.P.C.J. van Bavel en in het openbaar uitgesproken op 15 juni 2005. de griffier de rechter