Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AU0581

Datum uitspraak2005-08-05
Datum gepubliceerd2005-08-05
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureRaadkamer
Instantie naamRechtbank Haarlem
Zaaknummers15/501390-05
Statusgepubliceerd


Indicatie

Zo bezien is er geen sprake van een geschokte rechtsorde in de zin van artikel 67a lid 3. Of de vrijlating van deze verdachte daadwerkelijk tot "public disorder" zal leiden, behoeft, gelet hierop, niet meer te worden onderzocht. De rechtbank is, dit alles in aanmerking genomen, van oordeel dat het in de samenleving niet als onbegrijpelijk en onaanvaardbaar zal worden beschouwd dat deze verdachte, die voor 22 juli jl in het geheel niet zou zijn vervolgd, haar berechting thuis, in Nederland, zou mogen afwachten. De vordering tot gevangenhouding zal daarom worden afgewezen.


Uitspraak

SECTOR STRAFRECHT VESTIGING SCHIPHOL Parketnummer: 15/501390-05 De rechtbank; gezien de vordering van de officier van justitie in dit arrondissement van 03 augustus 2005, strekkende tot gevangenhouding van: [verdachte], [geboortedatum] te [geboorteplaats], [adres], thans verblijvende: Detentiecentrum, HvB Schiphol Oost te Oude Meer; gelet op het tegen de verdachte verleende bevel tot bewaring van 28 juli 2005; gezien het betreffende strafdossier; gehoord de officier van justitie; gehoord de verdachte, alsmede diens advocaat; overwegende, dat - nu na onderzoek is gebleken dat de verdenkingen, bezwaren en gronden, die tot het bevel tot bewaring hebben geleid, thans niet meer bestaan - de vordering van de officier van justitie behoort te worden afgewezen. De officier van justitie heeft, kort samengevat, ter onderbouwing van de vordering tot gevangenhouding aangevoerd dat er in de onderhavige zaak sprake is van een geschokte rechtsorde. Dat koeriers in vergelijkbare gevallen -first offenders met minder dan drie kilo- in de periode vóór 22 juli jongstleden nog werden heengezonden, is daarop niet van invloed; de noodmaatregel hield geen oordeel in over de strafwaardigheid van de niet vervolgde zaken. Het heenzenden van de koeriers is volgens de officier van justitie een vorm van "public disorder" waarvoor slechts uit pure noodzaak is gekozen om de "public disorder" veroorzaakt door grote instroom van koeriers het hoofd te bieden. Het mag wellicht zo zijn dat de rechtsorde niet ernstig geschokt is als deze verdachte wordt heengezonden, aldus de officier van justitie, maar dat is zeker wel het geval wanneer een stroom koeriers niet in voorlopige hechtenis wordt genomen. De individuele koerierszaak kan dan ook niet los gezien worden van de grote aantallen koeriers die in Nederland drugs binnenbrengen en de verstoring van de openbare orde die dat teweeg brengt. Volgens de officier van justitie is er zo bezien sprake van "public disorder" als de vordering tot gevangenhouding zou worden afgewezen. Volgens de raadsman heeft het heenzendbeleid aangetoond dat in zaken als de onderhavige -first offenders met minder dan drie kilo- geen sprake (meer) is van een feit waardoor de rechtsorde ernstig is geschokt. Dat in de afgelopen anderhalf jaar een grote stroom koeriers is heengezonden, heeft ondanks de ernst van het feit in de samenleving geen commotie veroorzaakt en van daadwerkelijk gebleken verstoring van de openbare orde is in geen enkel geval sprake geweest. Hoewel daartoe uitgenodigd, heeft de officier van justitie geen concreet aanknopingspunt gegeven waaruit de verstoring van de openbare orde kan blijken, aldus, kort samengevat, de raadsman. De rechtbank is het navolgende van oordeel. Tot 22 juli jl zou de verdachte onder de toen geldende noodmaatregel door het Openbaar Ministerie zonder dagvaarding zijn heengezonden. Met ingang van 22 juli is het beleid van het Openbaar Ministerie verscherpt in die zin, dat koeriers met méér dan 1,5 kilo weer zullen worden vervolgd. De vraag die de rechtbank in dit geval moet beantwoorden is of het noodzakelijk is dat deze verdachte, die terecht zal moeten staan op verdenking van de invoer van ongeveer 2,2 kilo cocaïne, in voorlopige hechtenis of thuis, in Nederland, haar berechting afwacht. Het uitgangspunt bij het toepassen van voorlopige hechtenis is dat de verdachte, hangende de berechting, in vrijheid het proces kan afwachten. De uitzonderingen op deze hoofdregel zijn limitatief opgesomd in artikel 67a van het Wetboek van Strafvordering. Omdat de verdachte in Nederland woont en first offender is, is de enige grond die hier aan de orde is, die waarbij op het vermoedelijk begane feit twaalf jaar gevangenis is gesteld en de rechtsorde daardoor ernstig is geschokt. De officier van justitie en de raadsman hebben er terecht op gewezen dat volgens het Europese Hof (Letellier, Smirnova) één van de aanvaardbare redenen om af te wijken van genoemd uitgangspunt is "public disorder" en dat, om dit te kunnen aannemen, moet worden onderzocht of er concrete aanwijzingen zijn dat de vrijlating van de verdachte daadwerkelijk een verstoring van de openbare orde zal veroorzaken. De door het Europese Hof genoemde "public disorder" krijgt in de Nederlandse wet gestalte in de "geschokte rechtsorde". Voor de vraag of de rechtsorde geschokt is, is in elk geval niet uitsluitend bepalend de hoogte van de straf die op het feit is gesteld. Daarnaast zal moeten worden aangenomen dat het feit zo ernstig is, dat het met de heersende rechtsovertuiging zou strijden en het in de samenleving onbegrijpelijk en onaanvaardbaar zou worden gevonden dat de verdachte haar berechting in vrijheid zou mogen afwachten. Met de raadsman is de rechtbank van oordeel dat de uitvoering van de noodmaatregel -wellicht onbedoeld - concrete aanwijzingen heeft opgeleverd dat dit laatste in gevallen als het onderhavige, niet aan de orde is. Noch het invoeren, noch het voortduren van de tijdelijke maatregel, hoe noodzakelijk wellicht ook, is in de samenleving aantoonbaar op onrust, verontwaardiging of verzet gestuit omdat de bewuste feiten een grove aantasting van de rechtsorde zouden betekenen. Gedurende de betrekkelijk lange periode -anderhalf jaar- waarin een grote stroom van koeriers zoals verdachte is heengezonden, is vanuit de samenleving geen waarneembare druk uitgeoefend om de maatregel zo spoedig mogelijk te beëindigen of naar andere oplossingen te zoeken, omdat het heenzenden van verdachten in wezen als onacceptabel werd beschouwd. Ook het onlangs verlagen van de grens van drie kilo naar 1,5 kilo heeft geen enkele reactie losgemaakt waaruit dit laatste kan worden afgeleid. In andere woorden, voor zover het gaat om deze vorm van overtreding van de Opiumwet, waarbij een koerier zich louter heeft schuldig gemaakt aan het, als first offender, op Schiphol binnen Nederland brengen van minder dan drie kilo cocaïne, heeft heenzending aantoonbaar niet tot grote sociale onrust geleid. Zo bezien is er geen sprake van een geschokte rechtsorde in de zin van artikel 67a lid 3. Of de vrijlating van deze verdachte daadwerkelijk tot "public disorder" zal leiden, behoeft, gelet hierop, niet meer te worden onderzocht. De rechtbank is, dit alles in aanmerking genomen, van oordeel dat het in de samenleving niet als onbegrijpelijk en onaanvaardbaar zal worden beschouwd dat deze verdachte, die voor 22 juli jl in het geheel niet zou zijn vervolgd, haar berechting thuis, in Nederland, zou mogen afwachten. De vordering tot gevangenhouding zal daarom worden afgewezen. BESCHIKT als volgt: wijst af de vordering van de officier van justitie; beveelt de invrijheidstelling van verdachte met ingang van 5 augustus 2005 om 12.00 uur Aldus gedaan op 03 augustus 2005 door mrs E. de Greeve, voorzitter, W. Robert, rechter, A.C. van den Boogaard, rechter, in tegenwoordigheid van mr.drs. F.A. Rive, griffier.