
Jurisprudentie
AU0610
Datum uitspraak2005-08-05
Datum gepubliceerd2005-08-09
RechtsgebiedSociale zekerheid
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamCentrale Raad van Beroep
Zaaknummers03/3716 WAO
Statusgepubliceerd
Datum gepubliceerd2005-08-09
RechtsgebiedSociale zekerheid
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamCentrale Raad van Beroep
Zaaknummers03/3716 WAO
Statusgepubliceerd
Indicatie
WAO-schatting. Slechts één voorgehouden functie resteert. Besluit berust niet op een juiste arbeidskundige grondslag.
Uitspraak
03/3716 WAO
U I T S P R A A K
in het geding tussen:
[appellant], wonende te [woonplaats], appellant,
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, gedaagde.
I. ONTSTAAN EN LOOP VAN HET GEDING
Bij besluit van 5 oktober 2001 heeft gedaagde appellants uitkering ingevolge de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO), die werd berekend naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 80 tot 100%, met ingang van 22 november 2001 herzien en nader vastgesteld naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 55 tot 65%.
Bij besluit van 15 maart 2002 heeft gedaagde het bezwaar van appellant tegen het besluit van 5 oktober 2001 ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 4 juni 2003, nr. 02/791 WAO, heeft de rechtbank Breda het beroep dat appellant had ingesteld tegen het besluit van 15 maart 2002 ongegrond verklaard.
Tegen die uitspraak heeft appellant hoger beroep ingesteld op bij beroepschrift van 18 juli 2003 (met bijlagen) aangevoerde gronden.
Gedaagde heeft een verweerschrift, gedateerd 10 september 2003, ingediend.
Bij brieven van 23 november 2004, 15 december 2004 en 20 januari 2005 heeft appellant de gronden van het hoger beroep aangevuld.
Het geding is behandeld ter zitting van de Raad, gehouden op 24 juni 2005, waar appellant - zoals tevoren was bericht - niet is verschenen en waar gedaagde zich heeft laten vertegenwoordigen door J.B. Snoek, werkzaam bij het Uwv.
II. MOTVERING
De Raad neemt als vaststaand aan de feiten en omstandigheden die als zodanig in de aangevallen uitspraak staan vermeld.
In dit geding is de vraag aan de orde of de rechtbank terecht heeft geoordeeld dat het bestreden besluit in rechte stand kan houden. De Raad beantwoordt deze vraag ontkennend en overweegt daartoe als volgt.
Appellant heeft in hoger beroep aangevoerd dat hij twijfelt aan de onafhankelijkheid van de door de rechtbank als deskundige ingeschakelde revalidatiearts G.H.F. de Leeuw. Verder acht appellant het onmogelijk - vanwege het grillige verloop van de pijnklachten - om op korte termijn terug te keren op de arbeidsmarkt.
Voor het standpunt van appellant dat de revalidatiearts Van Leeuwen niet onafhankelijk en onpartijdig is heeft de Raad in het dossier geen aanwijzingen kunnen vinden. De Raad wijst er op dat de bevindingen en conclusies van Van Leeuwen zijn gebaseerd op eigen onderzoek alsmede op de in het dossier beschikbare medische gegevens.
Wat betreft het medische aspect van de in geding zijnde beoordeling kent ook de Raad doorslaggevende betekenis toe aan het op verzoek van de rechtbank door de revalidatie-arts van Leeuwen, voornoemd, op 7 november 2002 omtrent appellant uitgebrachte rapport.
Van Leeuwen kon zich niet verenigen met de door de verzekeringsarts vastgestelde belastbaarheid, met name op de onderdelen zitten, staan, lopen en tillen. Op 29 november 2002 heeft de bezwaarverzekeringsarts L. Greveling een reactie gegeven op het rapport van Van Leeuwen waarbij is aangegeven dat de aangescherpte beperkingen worden overgenomen. De Raad gaat dan ook uit van de door van Leeuwen genoemde, en door Greveling bevestigde belastbaarheid.
Gelet op de uitspraak van de rechtbank berust de schatting op de functies, secretaresse verpleegafdeling (Fb-code 3213), bibliotheekassistent (Fb-code 3952) en medewerker vul- en stikwerk (Fb-code 7965). Bij de drie functies binnen de Fb-code 3952, bibliotheekassistent, staat op de verwoording functiebelasting vermeld “tillen 150 keer per uur 5 kilo”. In zijn rapportage heeft Van Leeuwen aangegeven dat appellant 25 keer per uur 5 kilo mag tillen. De bezwaarverzekeringsarts Greveling heeft deze zwaardere beperking overgenomen en bepaald dat appellant 15 keer per uur 5 kilo mag tillen, met de aantekening dat 25 keer per uur is toegestaan. De Raad is van oordeel dat gedaagde niet op een toereikende wijze heeft gemotiveerd waarom deze functie ondanks de overschrijding van de belastbaarheid op het onderdeel tillen geschikt zou zijn voor appellant. De functie bibliotheekassistent kan dan ook niet voor de schatting worden gebruikt. Verder is de Raad van oordeel dat in de twee functies “Afbiester dekbedden” binnen de Fb-code 7965, ook sprake is van een overschrijding van de belastbaarheid op het onderdeel tillen. Wanneer deze twee functies buiten beschouwing worden gelaten resteren binnen deze Fb-code twee functies “coupeuse”, die tezamen slechts drie arbeidsplaatsen vertegenwoordigen.
Op grond van het vorenstaande concludeert de Raad dat er slechts één passende functie resteert om aan de schatting ten grondslag te leggen. Hieruit volgt dat het besluit van 15 maart 2002 niet op een juiste arbeidskundige grondslag berust en dat het besluit wegens motiveringsgebrek evenals de aangevallen uitspraak waarbij dit besluit ten onrechte in stand is gelaten, voor vernietiging in aanmerking komt.
De Raad acht geen termen aanwezig om gedaagde op grond van artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht te veroordelen in de proceskosten van appellant.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep,
Recht doende:
Vernietigt de aangevallen uitspraak;
Verklaart het beroep tegen het besluit van 15 maart 2002 gegrond en vernietigt dat besluit;
Bepaalt dat het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen aan appellant het betaalde recht van € 116,- vergoedt.
Aldus gegeven door mr. D.J. van der Vos in tegenwoordigheid van M.H.A. Uri als griffier en uitgesproken in het openbaar op 5 augustus 2005.
(get.) D.J. van der Vos.
(get.) M.H.A. Uri.