Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AU0697

Datum uitspraak2005-07-28
Datum gepubliceerd2005-08-15
RechtsgebiedSociale zekerheid
Soort ProcedureHerziening
Instantie naamCentrale Raad van Beroep
Zaaknummers05/490 WUBO
Statusgepubliceerd


Indicatie

Afwijzing verzoek om herziening uitspraak. Geen sprake van nieuw feit of enige nieuwe omstandigheid.


Uitspraak

05/490 WUBO U I T S P R A A K met toepassing van artikel 17 van de Beroepswet in samenhang met artikel 8:88 van de Algemene wet bestuursrecht op het verzoek van: [verzoekster], wonende te [woonplaats], verzoekster, om herziening van de uitspraak van de Raad van 30 december 2004, nr. 03/6577 WUBO. I. ONTSTAAN EN LOOP VAN HET GEDING Verzoekster heeft bij brief van 15 januari 2005 om herziening gevraagd van boven-vermelde uitspraak, naar welke uitspraak hierbij wordt verwezen. De Raadskamer WUBO van de Pensioen- en Uitkeringsraad, in die uitspraak en hierna aangeduid als verweerster, heeft hierop gereageerd. Het verzoek is behandeld ter zitting van 16 juni 2005. Verzoekster en verweerster zijn daar, zoals tevoren bericht, niet verschenen. II. MOTIVERING Ingevolge artikel 8:88 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) gelezen in samenhang met artikel 17 van de Beroepswet, kan een onherroepelijk geworden uitspraak van de Raad, op verzoek van een partij, worden herzien op grond van feiten of omstandigheden die: a. hebben plaatsgevonden vóór de uitspraak, b. bij de indiener van het verzoekschrift vóór de uitspraak niet bekend waren en redelijkerwijs niet bekend konden zijn, en c. waren zij bij de Raad eerder bekend geweest, tot een andere uitspraak zouden hebben kunnen leiden. Volgens vaste rechtspraak van de Raad is het (bijzondere) rechtsmiddel van herziening niet gegeven om, anders dan op grond van enig nieuw feit of enige nieuwe omstandigheid als hiervoor bedoeld, een hernieuwde discussie over de betrokken zaak te voeren en evenmin om een discussie over de betrokken uitspraak te openen. Verzoekster heeft er in haar verzoek om herziening op gewezen dat zij bij de zitting die heeft geleid tot de uitspraak van 30 december 2004 werd overvallen door de pleitnota die van de zijde van verweerster werd voorgelezen, en waarin bij nader inzien naar haar mening tal van onjuistheden staan. Voorts heeft verzoekster in haar verzoek om herziening nogmaals betoogd waarom de weigering haar als burgeroorlogsslachtoffer te erkennen getuigt van een verkeerde uitleg en toepassing van de Wet uitkeringen burgeroorlogsslachtoffers 1940-1945. Het gestelde over de pleitnota kan niet als nieuw feit of nieuwe omstandigheid als bedoeld in artikel 8:88 van de Awb worden aangemerkt. De pleitnota was immers ook verzoekster bekend voor de uitspraak is gedaan. Dat verzoekster de inhoud van die pleitnota niet onderschrijft maakt dat niet anders. Van een nieuwe discussie over de weigering van verweerster of over de uitspraak van de Raad waarbij die weigering in stand is gelaten kan, zoals verzoekster ook bekend is, geen sprake zijn. De Raad verwijst hier naar zijn uitspraak van 20 september 2001, nr. 01/1315 WUBO, gedaan naar aanleiding van een eerder verzoek om herziening. Dat verzoekster zich niet kan neerleggen bij de weigering haar te erkennen als burgeroorlogsslachtoffer brengt hierin geen verandering. De Raad gaat daarom aan al hetgeen verzoekster op dit punt naar voren heeft gebracht voorbij. Uit het vorenstaande volgt dat het verzoek om herziening niet voor inwilliging in aanmerking kan komen. De Raad acht geen termen aanwezig om toepassing te geven aan artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht. III. BESLISSING De Centrale Raad van Beroep, Recht doende: Wijst het verzoek om herziening af. Aldus gegeven door mr. J.C.F. Talman als voorzitter en mr. J.Th. Wolleswinkel en mr. K. Zeilemaker als leden, in tegenwoordigheid van mr. E.W.F. Menkveld-Botenga als griffier, en in het openbaar uitgesproken op 28 juli 2005. (get.) J.C.F. Talman. (get.) E.W.F. Menkveld-Botenga. HD 23.06