
Jurisprudentie
AU0806
Datum uitspraak2005-08-10
Datum gepubliceerd2005-08-10
RechtsgebiedCiviel overig
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamGerechtshof Leeuwarden
ZaaknummersRekestnummer 0500129
Statusgepubliceerd
Datum gepubliceerd2005-08-10
RechtsgebiedCiviel overig
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamGerechtshof Leeuwarden
ZaaknummersRekestnummer 0500129
Statusgepubliceerd
Indicatie
Op basis van artikel 101 Abw rust op degene op wie verhaal wordt gezocht de plicht om desgevraagd aan burgemeester en wethouders de inlichtingen te verstrekken die voor bijstandsverhaal van belang zijn. Uit de stukken en de behandeling ter zitting in hoger beroep is gebleken dat [geïntimeerde] - ondanks hiertoe meerdere malen in de gelegenheid te zijn gesteld - niet heeft voldaan aan de hiervoor omschreven inlichtingenplicht. [geïntimeerde] is noch in eerste aanleg noch in hoger beroep in rechte verschenen. Nu uit het vorenstaande blijkt dat [geïntimeerde] niet aan de uit de wet voortvloeiende verplichting tot het verstrekken van informatie heeft voldaan, in eerste aanleg noch in hoger beroep -door tussenkomst van een advocaat/procureur- een verweerschrift heeft ingediend en evenmin in persoon is verschenen, dient de rechter het verzoek van de gemeente gelet op de aard van de onderhavige procedure, zijnde in wezen de vraag of [geïntimeerde] enig geldbedrag aan de gemeente verschuldigd is toe te wijzen, tenzij dit hem onrechtmatig of ongegrond voorkomt.
Uitspraak
Beschikking d.d. 10 augustus 2005
Rekestnummer 0500129
GERECHTSHOF TE LEEUWARDEN
Beschikking in de zaak van
De gemeente Hoogezand-Sappemeer,
zetelend te Hoogezand,
appellante,
hierna te noemen: de gemeente,
gemachtigde mevrouw N. Assmann,
tegen
[geïntimeerde],
wonende te [woonplaats],
geïntimeerde,
hierna te noemen: [geïntimeerde],
niet verschenen.
Het geding in eerste aanleg
Bij beschikking van 12 januari 2005 heeft de rechtbank te Groningen afgewezen het door de gemeente ingediende inleidend verzoek, strekkende tot verhaal van reeds gemaakte en nog te maken kosten van bijstand ten behoeve van de kinderen van [geïntimeerde].
Het geding in hoger beroep
Bij beroepschrift, ingekomen ter griffie op 18 maart 2005, heeft de gemeente verzocht de beschikking van 12 januari 2005 te vernietigen en opnieuw beslissende het verzoek van de gemeente alsnog toe te wijzen, althans een dusdanige beslissing te nemen als het hof billijk acht.
Van de zijde van [geïntimeerde] is geen verweerschrift ingekomen.
Het hof heeft voorts kennisgenomen van de overige stukken.
Ter zitting van 26 mei 2005 is de zaak behandeld.
De beoordeling
Inleiding
1. Uit de relatie van [geïntimeerde] en [ex-partner van geïntimeerde] (hierna: [ex-partner van geïntimeerde]) zijn geboren [minderjarige 1] (hierna: [minderjarige 1]), [in] 1988, en [minderjarige 2] (hierna: [minderjarige 2]), [in] 1990. [geïntimeerde] is alleen onderhoudsplichtig voor [minderjarige 1] en [minderjarige 2].
2. Sinds 12 januari 2004 ontvangt [ex-partner van geïntimeerde] van de gemeente een uitkering krachtens de Wet werk en bijstand naar de norm van een eenoudergezin.
3. De gemeente heeft bij brief van 1 april 2004 aan [geïntimeerde] bekend gemaakt dat zij voornemens is de ten behoeve van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] verstrekte en nog te verstrekken bijstand op hem te verhalen. Bij dezelfde brief is [geïntimeerde] verzocht om aan de gemeente inlichtingen te verstrekken over zijn financiën en heeft de gemeente hem er daarbij op attent gemaakt dat - als hij niet of niet voldoende meewerkt aan het onderzoek - de gemeente ertoe overgaat de volledige (bruto) aan [ex-partner van geïntimeerde] verstrekte bijstandsuitkering op hem te verhalen.
[geïntimeerde] heeft het door de gemeente toegestuurde inlichtingenformulier niet ingevuld en niet ondertekend geretourneerd.
Bij brief van 8 april 2004 is [geïntimeerde] nogmaals in de gelegenheid gesteld zijn financiële gegevens kenbaar te maken.
Ook hierop heeft [geïntimeerde] niet gereageerd.
4. Bij verhaalsbesluit van 14 mei 2004 heeft de gemeente de verhaalsbijdrage ten behoeve van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] ambtshalve vastgesteld op 815,- euro per maand, met ingang van 2 april 2004, zijnde de hoogte van de behoefte van [minderjarige 1] en [minderjarige 2].
Geruime tijd na het verhaalsbesluit heeft de gemeente [geïntimeerde] op diens verzoek wederom een inlichtingenformulier gezonden, opdat hij deze alsnog kon invullen. [geïntimeerde] is andermaal in gebreke gebleven het inlichtingenformulier ingevuld te retourneren.
1. Aangezien [geïntimeerde] niet is overgegaan tot betaling van voormelde maandelijkse verhaalsbijdrage, heeft de gemeente zich op 5 augustus 2004 gewend tot de rechtbank met het verzoek tot vaststelling van het door [geïntimeerde] aan de gemeente te betalen verhaalsbedrag op 815,- euro per maand met ingang van de datum van de beschikking en tot het vaststellen van de achterstand over de periode van 2 april 2004 tot 1 augustus 2004 op 3.232,83 euro, vermeerderd met 815,- euro per maand tot aan de datum van de beschikking, waarbij de achterstand wordt afbetaald met 200,- euro per maand met ingang van de datum van de beschikking of met 1.000,- euro per maand indien de bijstandsverlening aan [ex-partner van geïntimeerde] eindigt alvorens de achterstand is afgelost. De gemeente heeft de rechtbank daarbij verzocht te bepalen dat - indien [geïntimeerde] in gebreke blijft de bijdrage te voldoen - de gemeente de achterstand ineens kan invorderen.
[geïntimeerde] heeft zich niet tegen het verzoek van de gemeente verweerd.
6. Bij beschikking van 12 januari 2005 heeft de rechtbank het verzoek van de gemeente afgewezen.
Tegen deze beschikking is het appel van de gemeente gericht.
Beperking van het (inleidend) verzoek van de gemeente
7. Ter zitting in hoger beroep is gebleken dat per 1 oktober 2004 niet langer een bijstandsuitkering wordt verstrekt aan [ex-partner van geïntimeerde], aangezien zij een betaalde baan heeft en daaruit voldoende inkomen genereert om in eigen levensonderhoud te voorzien.
8. De gemeente heeft gelet op bovenstaande omstandigheid haar (inleidend) verzoek beperkt in die zin dat zij op [geïntimeerde] nog enkel de aan [ex-partner van geïntimeerde] van 2 april 2004 tot 1 oktober 2004 verstrekte bijstand wenst te verhalen.
Het hof zal het verzoek van de gemeente aldus beperkt opvatten.
De overwegingen van de rechtbank
9. In de beschikking waarvan beroep heeft de rechtbank - onder meer - overwogen dat zij tot dusver - evenals de gemeente - steeds het uitgangspunt heeft gehanteerd dat - in gevallen waarin in strijd met de informatieplicht geen dan wel onvoldoende gegevens waren verstrekt - de verstekte bijstand ondeelbaar is en de verhaalsbijdrage kan worden gesteld op de maximale behoeftenorm voor de kinderen op basis van de Nibud-tabel eigen aandeel kosten kinderen. Omdat echter regelmatig de maximale behoeftenorm van de NIBUD-tabel wordt gehanteerd, terwijl op grond van de beschikbare gegevens het weinig realistisch lijkt dat de onderhoudsplichtige ook een dusdanig inkomen heeft dat dit het maximale bedrag van de behoeftenorm rechtvaardigt, heeft de rechtbank aanleiding gezien om haar rechtspraak op dit punt bij te stellen. Dit eens te meer nu zij ziet dat het uitgangspunt er in een aantal gevallen toe leidt dat sprake is van sterke onevenredigheid tussen het verhaalsbedrag en de verstrekte bijstand.
De rechtbank acht het beleid van de gemeente om in gevallen waarin geen gegevens zijn overgelegd door de onderhoudsplichtige de maximale behoeftenorm voor kinderen te hanteren niet langer gelegen binnen redelijkheidsgrenzen, zodat het verzoek van de gemeente naar haar oordeel dient te worden afgewezen.
Hierbij heeft de rechtbank nog overwogen dat er in beginsel van kan worden uitgegaan, dat iemand die voor zijn bestaan is aangewezen op loonvormende arbeid, tenminste het minimumloon moet kunnen verdienen, zodat bij de bepaling van de verhaalsbijdrage binnen redelijkheidsgrenzen kan worden uitgegaan van dat minimum verdienvermogen, in het geval dat geen of onvoldoende gegevens worden verstrekt.
Het standpunt van de gemeente
10. In de visie van de gemeente gelden - totdat de nieuwe alimentatiewetgeving is doorgevoerd - voor bijstandsverhaal de bepalingen uit de Algemene bijstandswet (hierna: Abw) en artikel 13, tweede lid, Invoeringswet Werk en bijstand, alsmede het gemeentelijk beleid.
De gemeente stelt zich op het standpunt dat degene op wie verhaal wordt gezocht op grond van artikel 101 Abw verplicht is om aan burgemeester en wethouders inlichtingen te verstrekken die voor verhaal van belang zijn. Deze verplichting uit artikel 101 Abw heeft naar de mening van de gemeente als uitgangspunt te gelden.
De gemeente stelt dat [geïntimeerde] tot tweemaal toe in de gelegenheid is gesteld om inlichtingen te verschaffen, maar dit heeft nagelaten. Volgens de gemeente is uit niets gebleken dat het door haar gehanteerde inkomen onredelijk zou zijn. Daar komt volgens de gemeente nog bij dat [geïntimeerde] het door de gemeente gehanteerde inkomen en de daaruit voortvloeiende behoefte van de kinderen niet heeft betwist. De gemeente acht hantering van de maximale behoefte dan ook geenszins buiten de redelijkheidsgrens. De gemeente is van mening dat dit immers niet is aangetoond, terwijl op [geïntimeerde] de stelplicht en bewijslast van het tegendeel rust. Dat bij hantering van dit uitgangspunt mogelijk onevenredigheid bestaat tussen de onderhoudsbijdrage en de verstrekte bijstand, valt volgens de gemeente niet te beoordelen, omdat [geïntimeerde] niet heeft voldaan aan de informatieplicht.
De overwegingen
11. Nu het wetsvoorstel inzake forfaitaire kinderalimentatie nog geen status van wet heeft verkregen, is - gelet op artikel 13, tweede lid, Invoeringswet Werk en bijstand - in de onderhavige zaak de oude wetgeving, te weten de Abw, van toepassing.
12. Op basis van artikel 101 Abw rust op degene op wie verhaal wordt gezocht de plicht om desgevraagd aan burgemeester en wethouders de inlichtingen te verstrekken die voor bijstandsverhaal van belang zijn.
13. Uit de stukken en de behandeling ter zitting in hoger beroep is gebleken dat [geïntimeerde] - ondanks hiertoe meerdere malen in de gelegenheid te zijn gesteld - niet heeft voldaan aan de hiervoor omschreven inlichtingenplicht.
14. [geïntimeerde] is noch in eerste aanleg noch in hoger beroep in rechte verschenen.
15. Nu uit het vorenstaande blijkt dat [geïntimeerde] niet aan de uit de wet voortvloeiende verplichting tot het verstrekken van informatie heeft voldaan, in eerste aanleg noch in hoger beroep -door tussenkomst van een advocaat/procureur- een verweerschrift heeft ingediend en evenmin in persoon is verschenen, dient de rechter het verzoek van de gemeente gelet op de aard van de onderhavige procedure, zijnde in wezen de vraag of [geïntimeerde] enig geldbedrag aan de gemeente verschuldigd is toe te wijzen, tenzij dit hem onrechtmatig of ongegrond voorkomt.
16. Waar in de onderhavige zaak geen omstandigheden zijn gesteld of gebleken op grond waarvan dit verzoek aan het hof onrechtmatig of ongegrond voorkomt, ligt het voor toewijzing gereed, met dien verstande dat de achterstand in de betaling van (5 maanden x 815,-- euro plus 29/30 maanden x 815,-- euro) 4.862,83 euro overeenkomstig het verzoek van de gemeente dient te worden voldaan in vier maandelijkse termijnen van 1000,-- euro en één maandtermijn van 862,83 euro nu -zoals door de gemeente eveneens aan dit verzoek ten grondslag gelegd- de bijstandsverlening aan [ex-partner van geïntimeerde] inmiddels is geëindigd en de achterstand nog niet is afgelost.
17. Voorzover de rechtbank nog ten overvloede heeft overwogen - samengevat - dat in beginsel ervan kan worden uitgegaan dat degene die voor zijn bestaan is aangewezen op loonvormende arbeid, tenminste het wettelijk minimumloon moet kunnen verdienen en dat op een verdienvermogen gebaseerd beleid wél binnen redelijkheidsgrenzen is gelegen, overweegt het hof - eveneens ten overvloede - het volgende.
Wanneer voormeld door de rechtbank geformuleerd beleid uitgangspunt wordt in verhaalszaken, is het voor al degenen die meer dan het wettelijk minimumloon verdienen lonend om niet aan de uit de wet voortvloeiende informatieplicht te voldoen. Immers, zulks zou tot -naar het oordeel van het hof onaanvaardbaar- gevolg (kunnen) hebben, dat de verhaalsbijdrage op een lager bedrag wordt vastgesteld dan wanneer er wél aan de informatieplicht wordt voldaan, met als consequentie daarvan dat het verschil tussen de aldus (fictief) vastgestelde verhaalsbijdrage en, de (werkelijke) verhaalsbijdrage die zou zijn vastgesteld wanneer wel aan die informatieplicht zo zijn voldaan in feite uit gemeenschapsgelden wordt voldaan, hetgeen gelet op de aard en strekking van de wettelijke bepalingen zeker niet de bedoeling is van de wet(gever).
Slotsom
18. Op grond van het voorgaande dient de beschikking waarvan beroep te worden vernietigd. Er zal opnieuw worden beslist als na te melden.
De beslissing
Het gerechtshof:
vernietigt de beschikking waarvan beroep;
en opnieuw beslissende:
stelt het bedrag dat [geïntimeerde] aan de gemeente dient te voldoen ten titel van verhaal van de door de gemeente gemaakte kosten van bijstand ten behoeve van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] over de periode van 2 april 2004 tot 1 oktober 2004 op 815,- euro per maand;
bepaalt het totaalbedrag van de achterstand in de betaling van de verhaalsbijdrage over de periode van 2 april 2004 tot 1 oktober 2004 op 4.862,83 euro, te verminderen met hetgeen [geïntimeerde] te dier zake reeds heeft voldaan;
veroordeelt [geïntimeerde] tot betaling van dit totaalbedrag in vier termijnen van 1.000,- euro per maand en één laatste termijn van 862,83 euro per maand, vanaf de eerste dag van de maand volgend op deze beschikking;
bepaalt dat [geïntimeerde], ingeval van niet tijdige betaling van hetgeen hij aan de gemeente verschuldigd is, voornoemde achterstand ineens dient te voldoen, verminderd met hetgeen hij dan te dier zake reeds heeft voldaan;
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Aldus gegeven door mrs Boon, voorzitter, Melssen en Slob-Schuit, raden, en uitgesproken door mr Mollema, vice-president, lid van een enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van de heer Visser als griffier ter openbare terechtzitting van dit hof van woensdag 10 augustus 2005.