
Jurisprudentie
AU0818
Datum uitspraak2005-08-01
Datum gepubliceerd2005-08-11
RechtsgebiedVreemdelingen
Soort ProcedureVoorlopige voorziening
ZittingsplaatsGroningen
Instantie naamRechtbank 's-Gravenhage
ZaaknummersAWB 05/29146, e.v.
Statusgepubliceerd
Datum gepubliceerd2005-08-11
RechtsgebiedVreemdelingen
Soort ProcedureVoorlopige voorziening
ZittingsplaatsGroningen
Instantie naamRechtbank 's-Gravenhage
ZaaknummersAWB 05/29146, e.v.
Statusgepubliceerd
Indicatie
Terugkeervisum / leges / belangenafweging.
In de specifieke omstandigheden van het geval, waartoe moet worden gerekend de hoge leeftijd van de in Marokko te bezoeken (groot) moeder, de lange (rechtmatige) verblijfsduur van verzoekers in Nederland en de positieve uitkomst van de gerechtelijke procedure inzake de legesbetaling, kon verweerder in redelijkheid niet weigeren toepassing te geven aan de inherente afwijkingsbevoegdheid. Bovendien weegt het belang van verzoekers bij verkrijging van het terugkeervisum zwaarder dan het louter theoretische belang van de minister voor Vreemdelingenzaken en Integratie, dat aanvragers van verblijfsvergunningen beschikbaar moeten zijn voor een gehoor. Ter zitting is door de gemachtigde van verweerder aangegeven dat het drie tot zes maanden zal duren voor dat de aanvraag van verzoekers wordt afgedaan. Toewijzing verzoek.
Uitspraak
RECHTBANK TE ‘s-GRAVENHAGE
Nevenzittingsplaats Groningen
Vreemdelingenkamer
Voorzieningenrechter
Registratienummer: Awb 05/29146, 05/29147, 05/29148, 05/29150 en 05/29151
UITSPRAAK
In het geschil tussen:
A (verzoeker sub I)
geboren op [...] 1952 en
B, (verzoeker sub II)
geboren op [...] 1960,
mede namens hun minderjarige kinderen,
allen van Marokkaanse nationaliteit,
V-nummer 801.489.1065
verzoekers;
gemachtigde: mr. B. Van Dijk, advocaat te Groningen,
en
DE MINISTER VAN BUITENLANDSE ZAKEN,
(het hoofd van de Visadienst),
te 's-Gravenhage,
verweerder,
vertegenwoordigd door mr. M.B.Y Vet, ambtenaar ten departemente.
1. Ontstaan en loop van het geschil
1.1 Op 14 april 2005 hebben verzoekers verzocht om een terugkeervisum. Daarbij is aangegeven dat zij dit visum nodig hebben voor bezoek aan de in Marokko verblijvende (groot) moeder van verzoekers.
1.2 Bij bezwaarschrift van 27 juni 2005 is namens verzoekers bij verweerder bezwaar gemaakt tegen het uitblijven van een beslissing op deze aanvraag.
1.3 Bij brief van 28 juni 2005 heeft de gemachtigde van verzoekers de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen, inhoudende dat verweerder wordt gelast aan verzoekers een terugkeervisum te verstrekken, althans te bepalen dat verzoekers worden behandeld als ware zij in het bezit van een terugkeervisum.
1.4 Bij beslissing van 1 juli 2005 heeft verweerder afwijzend op de aanvraag van verzoekers beslist.
1.5 Bij brief van 11 juli 2005 hebben verzoekers de voorzieningenrechter verzocht het verzoek te lezen als betrekking hebbend op dit besluit van verweerder van 1 juli 2005. Tevens zijn de gronden van het verzoek aangevuld.
1.6 Verweerder heeft de op de zaak betrekking hebbende stukken en een verweerschrift aan de rechtbank toegezonden. De griffier heeft de van verweerder ontvangen stukken aan verzoekers toegezonden en hen in de gelegenheid gesteld om nadere gegevens te verstrekken.
1.7 De verzoeken zijn behandeld ter zitting van 1 augustus 2005. Verzoeker is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Verzoekster is niet in persoon verschenen, maar heeft zich laten vertegenwoordigen. Verweerder is verschenen bij gemachtigde.
2. Rechtsoverwegingen
2.1 Ingevolge artikel 8:81, eerste lid, Algemene wet bestuursrecht (Awb) kan de voorzieningenrechter van de rechtbank die bevoegd is of kan worden in de hoofdzaak, indien tegen een besluit bij de rechtbank beroep is ingesteld dan wel, voorafgaand aan een mogelijk beroep bij de rechtbank, bezwaar is gemaakt of administratief beroep is
ingesteld, op verzoek een voorlopige voorziening treffen indien onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist.
2.2 Ingevolge artikel 6:20, vierde lid, van de Awb wordt het bezwaar van verzoekers van 27 juni 2005 geacht te zijn gericht tegen het besluit van verweerder van 1 juli 2005.
Het onderhavige verzoek is connex aan dit bezwaar.
2.3 De voorzieningenrechter gaat uit van de volgende feiten.
Verzoekers hebben reeds lang rechtmatig verblijf in Nederland. Verzoeker sub 1 ongeveer vijfentwintig jaar en verzoekster sub 2 reeds vijftien jaar.
Op 19 mei 2003 hebben verzoekers aanvragen ingediend om verlenging van hun verblijfsvergunning regulier. Verweerder heeft deze aanvragen afgewezen omdat de verschuldigde leges niet (op tijd) waren voldaan.
In een tegen deze afwijzing gerichte beroepsprocedure heeft de rechtbank verzoekers in het gelijk gesteld. Bij uitspraak van 27 juni 2005 is het beroep gegrond verklaard.
De uitspraak is, naar ter zitting van 1 augustus 2005 is gebleken, onherroepelijk geworden. Verweerder dient ingevolge de uitspraak van 27 juni 2005 alsnog inhoudelijk op de aanvragen van verzoekers om verlening van hun verblijfsvergunning te beslissen. Verweerder heeft zich in het verweerschrift, in afwijking van het bestreden besluit, op het standpunt gesteld dat verzoekers in afwachting van de beslissing op hun aanvragen rechtmatig verblijf in Nederland hebben.
Naar ter zitting van 1 augustus 2005 door verweerders gemachtigde is verklaard, duurt de afhandeling van deze aanvragen nog zes maanden. Indien zou worden aangedrongen op een spoedafhandeling, duurt de afhandeling nog tenminste drie maanden.
In het bestreden besluit is gemotiveerd door verweerder aangegeven dat de aanvragen om een terugkeervisum zijn geweigerd omdat zich geen dringende reden, als bedoeld in het door verweerder in hoofdstuk A2/7.2.6 Vc 2000 toegepaste beleid voordoet.
Het enkele feit dat verzoekers al geruime tijd in Nederland verblijven is, blijkens het bestreden besluit, geen reden om af te wijken van dit beleid.
Ter zitting is desgevraagd door verweerders gemachtigde toegelicht dat het belang van verweerder bij deze beleidsbepaling is dat vreemdelingen die een aanvraagprocedure om een verblijfsvergunning hebben lopen beschikbaar moeten zijn voor een gehoor.
Tevens is aangegeven dat verweerder geen redenen aanwezig acht om op grond van bijzondere hardheid af te wijken van het beleid dat alleen bij een dringende reden een terugkeervisum kan worden verleend.
Van de kant van verzoekers is er op gewezen dat de problemen waar verzoekers thans (voor het tweede achtereenvolgende jaar) voor gesteld worden, te weten het feit dat zij niet voor een terugkeervisum in aanmerking komen en daardoor niet naar Marokko op vakantie kunnen om de (groot)moeder te bezoeken, in wezen zijn veroorzaakt door de kwestie van de niet tijdige leges betaling. Deze kwestie is evenwel met een voor verzoekers positieve uitspraak van de rechtbank opgelost. In verzoekers visie staat er derhalve niets aan in de weg thans de verzochte verlenging van de verblijfsvergunningen toe te kennen.
Ter zitting heeft verzoeker voorts gewezen op het feit dat zijn moeder 90 jaar is en dat met name zijn kinderen belang hebben bij een bezoek aan haar, nu het vijf jaar geleden is dat zij haar hebben bezocht.
Gesteld noch gebleken is dat er wat de verlengingsverzoeken betreft andere belemmeringen zijn dan de voor de afhandeling van deze verlengingsverzoeken noodzakelijke tijdsduur.
2.4 De voorzieningenrechter oordeelt als volgt.
Bij de vraag of aanleiding bestaat een voorziening te treffen dient de rechter een inschatting te maken van de kans van slagen van het bezwaar. Tevens dient de rechter een belangenafweging te maken. Het belang van verzoekers bij een te treffen voorziening dient te worden afgewogen tegen het belang van verweerder bij handhaving van het bestreden besluit.
2.5 Naar het oordeel van de voorzieningenrechter kleeft er een gebrek aan het bestreden besluit, welke maakt dat het bezwaarschrift kans van slagen heeft.
Gelet op de specifieke omstandigheden van het geval, waaronder moet worden gerekend de hoge leeftijd van de in Marokko te bezoeken (groot) moeder, de lange (rechtmatige) verblijfsduur van verzoekers in Nederland en de positieve uitkomst van de gerechtelijke procedure inzake de legesbetaling, had verweerder niet in redelijkheid kunnen oordelen dat geen aanleiding bestaat om gebruik te maken van de inherente afwijkingsbevoegdheid als bedoeld in artikel 4:84 van de Awb.
2.6 Daaraan voegt de voorzieningenrechter toe dat een belangenafweging in de onderhavige zaak in het voordeel van verzoekers uitvalt. Verzoekers zijn immers voor het tweede achtereenvolgende jaar geconfronteerd met een weigering van het voor het familiebezoek noodzakelijke terugkeervisum. Anders dan in 2004, is nu een onherroepelijke uitspraak van de rechtbank voorhanden, inhoudende dat verzoekers geacht moeten worden tijdig de leges voor de verlengingsverzoeken te hebben betaald.
Niets staat derhalve meer in de weg aan een inhoudelijke behandeling van deze verlengingsverzoeken.
Het te bezoeken familielid in Marokko is, naar gesteld, negentig jaar oud, derhalve op een zeer gevorderde leeftijd.
Tegenover het belang van verzoekers heeft verweerder, naar ter zitting is gebleken, slechts een belang bij handhaving van het beleid dat aanvragers van verblijfsvergunningen ter beschikking van verweerder dienen te blijven. Dit belang is evenwel in het onderhavige geval slechts van theoretische aard, nu ter zitting is gebleken dat een afhandeling vanaf nu gerekend niet eerder dan over drie tot zes maanden kan worden gerealiseerd.
De voorzieningenrechter kan dan ook niet anders dan concluderen dat verweerders belang van het beschikbaar zijn van verzoekers gedurende de zomervakantie van 2005 in wezen ontbreekt.
2.7 De voorzieningenrechter ziet daarom reden om de gevraagde voorziening toe te wijzen.
2.8 Er bestaat aanleiding verweerder te veroordelen in de proceskosten en het griffierecht.
2.9 Beslist wordt als volgt.
3 Beslissing
De voorzieningenrechter:
- bepaalt dat verweerder binnen acht dagen na de datum van verzending van deze uitspraak aan verzoekers een terugkeervisum dient te verstrekken;
- legt aan verweerder een dwangsom op van € 250,= voor iedere dag dat verweerder na ommekomst van deze termijn in gebreke blijft om de gevraagde terugkeervisa te verstrekken, onder aanwijzing van de Staat der Nederlanden als rechtspersoon die deze aan verzoekers dient te voldoen;
- wijst het meer of anders verzochte af;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van verzoekers ten bedrage van € 644,= onder verwijzing van de Staat der Nederlanden als rechtspersoon die deze kosten aan de griffier dient te voldoen;
- bepaalt dat verweerder het betaalde griffierecht ad € 138,= aan verzoekers dient te vergoeden.
Aldus gegeven door mr. F.J. Agema en in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van mr. H.W. Wind als griffier op 1 augustus 2005.
Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.
Afschrift verzonden op 1 augustus 2005:

