Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AU1095

Datum uitspraak2005-08-17
Datum gepubliceerd2005-08-17
RechtsgebiedBestuursrecht overig
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamRaad van State
Zaaknummers200503441/1
Statusgepubliceerd


Indicatie

Bij besluit van 4 april 2003 heeft de Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer (hierna: de Minister) de aanvraag van appellant om huursubsidie voor de periode van 1 juli 2002 tot en met 30 juni 2003 afgewezen.


Uitspraak

200503441/1. Datum uitspraak: 17 augustus 2005 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Uitspraak op het hoger beroep van: [appellant], wonend te [woonplaats], tegen de uitspraak in zaak no. AWB 04/129 van de rechtbank Groningen van 6 april 2005 in het geding tussen: appellant en de Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer. 1.    Procesverloop Bij besluit van 4 april 2003 heeft de Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer (hierna: de Minister) de aanvraag van appellant om huursubsidie voor de periode van 1 juli 2002 tot en met 30 juni 2003 afgewezen. Bij brief van 16 april 2003 heeft appellant daartegen bezwaar gemaakt en verzocht om vergoeding van de in bezwaar gemaakte kosten van rechtsbijstand. Bij besluit van 5 april 2004 heeft de Minister het door appellant tegen het besluit van 4 april 2003 gemaakte bezwaar gegrond verklaard en het verzoek om kostenvergoeding afgewezen. Bij uitspraak van 6 april 2005, verzonden op dezelfde dag, heeft de rechtbank Groningen (hierna: de rechtbank) het beroep voorzover gericht tegen de afwijzing van het verzoek om kostenvergoeding ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht. Tegen deze uitspraak heeft appellant bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 19 april 2005, hoger beroep ingesteld. De gronden zijn aangevuld bij brief van 13 mei 2005. Deze brieven zijn aangehecht. Bij brief van 27 mei 2005 heeft de Minister van antwoord gediend. De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige. De Afdeling heeft de zaak ter zitting aan de orde gesteld op 17 juni 2005. Partijen zijn daar met bericht niet verschenen. 2.    Overwegingen 2.1.    Ambtshalve overweegt de Afdeling het volgende. 2.2.    Bij uitspraak in zaak no. AWB 04/127 van 19 januari 2005 heeft de rechtbank het door appellant tegen het uitblijven van een beslissing op zijn bezwaarschrift van 16 april 2003 ingestelde beroep aangemerkt als mede te zijn gericht tegen het besluit van 5 april 2004 en dit beroep ongegrond verklaard. Derhalve had de rechtbank reeds op het beroep van appellant tegen het besluit van 5 april 2004 beslist en kon de rechtbank dat in haar uitspraak van 6 april 2005 niet nogmaals doen. Omdat appellant geen belang meer had bij de beoordeling van dat besluit, had de rechtbank het daartegen ingestelde beroep niet-ontvankelijk moeten verklaren. 2.3.    Het hoger beroep is gegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden vernietigd. Doende hetgeen de rechtbank zou behoren te doen zal de Afdeling het beroep niet-ontvankelijk verklaren. 2.4.    Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding. 2.5.    In deze situatie is er geen aanleiding om te bepalen dat het door appellant betaalde griffierecht door de Staat der Nederlanden (het Ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer) moet worden vergoed. Een redelijke toepassing van artikel 43, eerste lid, van de Wet op de Raad van State brengt met zich dat - naar analogie van artikel 41, vijfde lid, van die wet - het griffierecht door de secretaris van de Raad van State aan appellant wordt terugbetaald. 3.    Beslissing De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State Recht doende in naam der Koningin: I.    verklaart het hoger beroep gegrond; II.    vernietigt de uitspraak van de rechtbank Groningen van 6 april 2005, AWB 04/129; III.    verklaart het door appellant bij de rechtbank ingestelde beroep niet-ontvankelijk; IV.    gelast dat de secretaris van de Raad van State aan appellant het door hem voor de behandeling van het hoger beroep betaalde griffierecht ten bedrage van € 207,00 (zegge: tweehonderdzeven euro) vergoedt. Aldus vastgesteld door mr. T.M.A. Claessens, Lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. A.M. van Meurs-Heuvel, ambtenaar van Staat. w.g. Claessens    w.g. Van Meurs-Heuvel Lid van de enkelvoudige kamer    ambtenaar van Staat Uitgesproken in het openbaar op 17 augustus 2005 47-453.