Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AU1189

Datum uitspraak2005-08-18
Datum gepubliceerd2005-08-19
RechtsgebiedBestuursrecht overig
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRechtbank Maastricht
ZaaknummersAWB 04 / 1974 WET FEE
Statusgepubliceerd


Indicatie

Bij besluit van 21 juni 2004 heeft verweerder een door eiseres aangevraagde vergunning voor een zogenaamde megarave-party op 20 of 27 augustus 2004 geweigerd op grond van het bepaalde in artikel 2.2.3, aanhef en onder a en e, van de gemeentelijke APV. Verweerder was in beginsel bevoegd om de door eiseres gevraagde vergunning voor de megarave 2004 te weigeren. Bij de beoordeling of en op welke wijze van die bevoegdheid gebruik gemaakt dient te worden, dient verweerder naar het oordeel van de rechtbank een belangenafweging te maken waarin ook de belangen van eiseres betrokken dienen te worden. Het is evident dat eiseres een financiëel belang heeft bij het doorgaan van een evenement als de megarave. Verweerder had naar het oordeel van de rechtbank dienen te bezien of niet volstaan kon worden met het verbinden van voorschriften aan de vergunning in plaats van het volledig weigeren van de vergunning, temeer nu aan de zijde van eiseres geen enkele verwijtbaarheid is geconstateerd en eiseres zich heel actief heeft opgesteld in het weren van drugs. Nu verweerder heeft nagelaten om te bezien of volstaan kon worden met een minder vergaand middel dan een volledige weigering van de vergunning, dient het beroep gegrond verklaard te worden wegens strijd met het bepaalde in artikel 3:2 van de Awb.


Uitspraak

RECHTBANK MAASTRICHT Sector Bestuursrecht Procedurenummer: AWB 04 / 1974 GEMWT FEE Uitspraak van de meervoudige kamer voor bestuursrechtelijke zaken inzake Peppermill BV, gevestigd te Heerlen, eiseres, tegen de Burgemeester van de Gemeente Heerlen, gevestigd te Heerlen, verweerder. Datum bestreden besluit: 18 oktober 2004 Kenmerk: 03.21/20040547AKH/CSA/2004/14726 Behandeling ter zitting: 7 juli 2005 1. Ontstaan en loop van de procedure Bij het in de aanhef van deze uitspraak genoemde besluit van 18 oktober 2004 heeft verweerder een namens eiseres op grond van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) ingediend bezwaarschrift tegen zijn besluit van 21 juni 2004 ongegrond verklaard. Bij dat besluit van 21 juni 2004 heeft verweerder een door eiseres aangevraagde vergunning geweigerd op grond van het bepaalde in artikel 2.2.3, aanhef en onder a en e, van de Algemene Plaatselijke Verordening van de gemeente Heerlen (hierna: APV). Tegen het besluit van 18 oktober 2004 heeft eiseres bij schrijven van 17 november 2004 beroep doen instellen bij deze rechtbank. De gronden van beroep zijn aangevuld bij schrijven van 22 december 2004. De door verweerder ter uitvoering van artikel 8:42 van de Awb ingezonden stukken alsmede het verweerschrift zijn in afschrift gezonden aan de gemachtigde van eiseres. Het beroep is gevoegd behandeld met de zaak met nummer 04/623 ter zitting van de rechtbank op 7 juli 2005, waar voor eiseres is verschenen [dhr. A.], bijgestaan door zijn gemachtigde mw. mr. G.V.M. Veldhoen, advocaat te Amsterdam. Verweerder heeft zich doen vertegenwoordigen door J.L.P. Heijboer en mr. B. Vliegen, ambtenaren der gemeente. Na de zitting zijn de procedures gesplitst. In iedere zaak zal afzonderlijk uitspraak worden gedaan. 2. Overwegingen 2.1 Bij besluit van 21 juni 2004 heeft verweerder een door eiseres aangevraagde vergunning voor een zogenaamde megarave-party op 20 of 27 augustus 2004 geweigerd op grond van het bepaalde in artikel 2.2.3, aanhef en onder a en e van de APV. Volgens verweerder zijn hardcore evenementen als de party die eiseres wil organiseren onlosmakelijk verbonden met het gebruik van de harddrugs XTC en speed. Verweerder is van mening dat weigering van de vergunning in het belang van de openbare orde is omdat handel in harddrugs een aantasting van de openbare orde inhoudt. Bij gebruik van harddrugs is de gezondheid volgens verweerder in ernstige mate in het geding. Verweerder heeft in dat verband gewezen op het incident tijdens de megarave-party in 2003, waarbij een 15-jarige bezoekster is overleden. Tegen het besluit van 21 juni 2004 heeft eiseres bij schrijven van 30 juli 2004 een bezwaarschrift doen indienen bij verweerder. De gronden van bezwaar zijn aangevuld bij schrijven van 9 september 2004. Ter zake van het bezwaarschrift heeft op 14 september 2004 een hoorzitting als bedoeld in artikel 7:5 van de Awb plaats gevonden. Van het horen is een verslag gemaakt. 2.2 Vervolgens heeft verweerder het thans bestreden besluit genomen waarbij het bezwaar ongegrond is verklaard en het primaire besluit is gehandhaafd. Verweerder heeft in zijn besluit verwezen naar de beslissing op bezwaar d.d. 12 maart 2004 in de zaak met procedurenummer 04/623. Naar de mening van verweerder is de geplande megarave zo sterk verbonden met het gebruik van en de handel in harddrugs dat hij op goede gronden tot het weigeren van de vergunning heeft kunnen besluiten. Dat dit soort evenementen in het verleden goed is verlopen doet daar naar de mening van verweerder niet aan af. Volgens verweerder heeft eiseres zelf toegegeven dat met name het gebruik van drugs tijdens een dergelijk groots opgezet evenement niet valt te voorkomen. Verweerder overweegt dat ook het Trimbos instituut heeft vastgesteld dat XTC-gebruik en megarave-party’s (hardcore) onlosmakelijk met elkaar zijn verbonden. Voorzover eiseres heeft gewezen op andere evenementen in de gemeente Heerlen die door verweerder wel zijn toegestaan, heeft verweerder overwogen dat de door eiseres genoemde feesten niet op een lijn zijn te stellen met het door eiseres geplande evenement. Volgens verweerder wordt eiseres niet anders behandeld dan andere horeca-inrichtingen in de gemeente Heerlen. De dood van een 15-jarige bezoekster van de megarave in 2003 heeft volgens verweerder duidelijk gemaakt dat ook een strenge controle geen garantie biedt voor een drugsvrije dance-party. Het financiële belang van eiseres wordt door verweerder ondergeschikt geacht aan het belang dat met de weigering van de vergunning wordt gediend, te weten de handhaving van de openbare orde in de gemeente Heerlen en de bescherming van de gezondheid van de potentiële bezoekers van de megarave. 2.3 Tegen dit besluit heeft eiseres bij schrijven van 27 april 2004 beroep doen instellen bij deze rechtbank. In beroep is – samengevat en zakelijk weergegeven – onder meer het volgende naar voren gebracht. Aan het besluit kleeft een motiveringsgebrek nu verweerder niet ingaat op alle door eiseres naar voren gebrachte bezwaren. Volgens eiseres is gelet op het bepaalde in artikel 2.2.1, aanhef en onder d, van de APV geen vergunning vereist voor het geplande evenement. Voorts is eiseres van mening dat verweerder zijn beleid niet kan baseren op de aanname dat drugsgebruik en housemuziek onlosmakelijk met elkaar zijn verbonden. Het beleid dient gebaseerd te worden op deugdelijk en onafhankelijk onderzoek alsmede deugdelijke feiten. Door verweerder wordt de indruk gewekt dat in het kader van de normale exploitatie wel housemuziek gedraaid zou mogen worden, hetgeen blijkens de besluiten in de procedure ten aanzien van de toepassing van artikel 13b Opiumwet (de procedure met nummer 04/623) niet het geval is. Door aan uitbaters van andere horecagelegenheden in Heerlen het draaien van deze muziek wel toe te staan, handelt verweerder in strijd met het gelijkheidsbeginsel. Eiseres stelt voorts dat geen concrete belangenafweging heeft plaats gevonden. Tot slot voert eiseres aan dat sprake is van strijd met artikel 10 van het Europees Verdrag tot bescherming van de Rechten van de Mens en de fundamentele vrijheden (EVRM). 2.4 In het verweerschrift heeft verweerder verwezen naar het bestreden besluit. Voorts heeft verweerder aangegeven dat de bestuursrechtelijke pijlen slechts zijn gericht op de grootschalige evenementen waarvoor een aparte vergunning nodig is en derhalve niet op de normale bedrijfsvoering van de Peppermill. Volgens verweerder kan als vaststaand worden aangenomen dat het overleden meisje op het terrein van eiseres 5 XTC-pillen heeft gekregen en dat zij daarnaast in de bewuste nacht nog meer XTC-pillen heeft geslikt die zij ook op het terrein van eiseres moet hebben gekregen of gekocht. Verweerder heeft er op gewezen dat de onderhavige procedure enkel betrekking heeft op de weigering van een vergunning voor de megarave 2004. Dat zich bij andere gelegenheden geen incidenten hebben voorgedaan is volgens verweerder niet relevant. Daarbij heeft verweerder er op gewezen dat tijdens de megaraves in 2001, 2002 en 2003 steeds sprake is geweest van een aardige vangst aan drugs bij gelegenheid van de fouillering. Verweerder stelt dat het geen waterdichte controle betrof zodat het volgens verweerder alleszins voorstelbaar is dat grote (handels)hoeveelheden XTC-tabletten tijdens de party’s voorhanden zijn geweest. 2.5 De rechtbank dient thans met inachtneming van het bepaalde in artikel 8:69 van de Awb te beoordelen of verweerder het bestreden besluit terecht en op goede gronden heeft genomen. Het geschil spitst zich daarbij toe op de vraag of verweerder in redelijkheid heeft kunnen besluiten een vergunning ten behoeve van de megarave te weigeren op grond van artikel 2.2.3, aanhef en onder a en e van de APV. Voor de beoordeling van het onderhavige geschil zijn de navolgende bepalingen van de APV van de gemeente Heerlen van belang: Artikel 2.2.1 1. In deze afdeling wordt onder evenement verstaan elke voor publiek toegankelijke verrichting van vermaak, met uitzondering van: a. bioscoopvoorstellingen als bedoeld in de Wet op de filmvertoningen; b. markten als bedoeld in artikel 151 van de Gemeentewet c. kansspelen als bedoeld in de wet op de kansspelen; d. het in een inrichting in de zin van de Drank- en Horecawet gelegenheid geven tot dansen; e. betogingen, samenkomsten en vergaderingen als bedoeld in de Wet openbare manifestaties; f. activiteiten als bedoeld in de artikelen 2.1.2.1., 2.1.4.1, 2.1.4.2 en 2.1.4.3 van deze verordening; g. kermisinrichtingen als bedoeld in Afdeling 8. 2. Onder evenement wordt mede verstaan een herdenkingsplechtigheid. Artikel 2.2.2 Het is verboden zonder vergunning van de burgemeester een evenement te organiseren, toe te laten, feitelijk te leiden of daaraan deel te nemen. Artikel 2.2.3 van de APV De burgemeester kan aan een vergunning voorschriften verbinden, dan wel een vergunning weigeren in het belang van: a. de openbare orde; b. het voorkomen of beperken van overlast; c. de verkeersveiligheid of de veiligheid van persoon of goed; d. de zedelijkheid; e. de gezondheid. Artikel 1, eerste lid van de Drank- en Horecawet (voor zover relevant) 1. Voor de toepassing van het bij of krachtens deze wet bepaalde wordt verstaan onder: - horecalokaliteit: een van een afsluitbare toegang voorziene lokaliteit, onderdeel uitmakend van een inrichting waarin het horecabedrijf wordt uitgeoefend, in ieder geval bestemd voor het verstrekken van alcoholhoudende drank voor gebruik ter plaatse; - inrichting: de lokaliteiten waarin het slijtersbedrijf of het horecabedrijf wordt uitgeoefend, met de daarbij behorende terrassen voor zover die terrassen in ieder geval bestemd zijn voor het verstrekken van alcoholhoudende drank voor gebruik ter plaatse, welke lokaliteiten al dan niet onderdeel uitmaken van een andere besloten ruimte; Eiseres heeft bij schrijven van 8 januari 2004 een vergunning aangevraagd voor de mega- rave 2004. Blijkens de bij de aanvraag gevoegde stukken was die megarave gepland zowel in de inrichting van eiseres als buiten op het bij de inrichting behorend terrein. Gelet op het bepaalde in artikel 2.2.2. in samenhang met artikel 2.2.1 aanhef en onder d, van de APV is voor het houden van een dergelijk evenement een vergunning van verweerder vereist. Bij besluit van 21 juni 2004 heeft verweerder de gevraagde vergunning geweigerd op grond van het bepaalde in artikel 2.2.3, aanhef en onder a en e van de APV, derhalve in het belang van de openbare orde en de gezondheid. Volgens verweerder wordt er landelijk van uitgegaan, bevestigd door onderzoek, dat hardcore evenementen onlosmakelijk zijn verbonden met het gebruik van de harddrugs XTC en speed. Onder verwijzing naar de mega-rave 2003, waar volgens verweerder tenminste 8 personen zijn aangehouden met een handelshoeveelheid XTC-pillen, overweegt verweerder dat handel in harddrugs kennelijk, naast het gebruik van harddrugs, onlosmakelijk is verbonden aan hardcore houseparty’s. Handel in harddrugs houdt volgens verweerder per definitie een aantasting van de openbare orde in. Het tragisch incident tijdens de megarave 2003 heeft volgens verweerder aangetoond dat de gezondheid in ernstige mate in het geding is bij het gebruik van harddrugs. Tussen partijen is niet in geschil dat tijdens de megarave 2003 8 personen zijn aangehouden met een handelshoeveelheid XTC-pillen. Van die 8 personen zijn 5 personen reeds aan de ingang aangehouden bij gelegenheid van de huishoudelijke fouillering door het security-personeel van eiseres. De overige 3 personen zijn in de inrichting zelf aangehouden, eveneens door het security-personeel van eiseres. Uit de zich bij de stukken bevindende rapporten van het Trimbos-instituut en Bureau Intraval blijkt naar het oordeel van de rechtbank dat er een verband bestaat tussen bepaalde housemuziek-stijlen en het gebruik van harddrugs. Blijkens het verslag van de zienswijze-zitting op 3 juni 2004 is ook van de zijde van eiseres erkend dat hardcore houseparty’s en de handel in c.q. het gebruik van harddrugs met elkaar verbonden zijn. Het is een feit van algemene bekendheid dat druggebruik risico’s voor de gezondheid met zich meebrengt en dat de handel in harddrugs van invloed is op de openbare orde. Gelet op het bepaalde in artikel 2.2.3, aanhef en sub a en e, van de APV kwam verweerder derhalve in beginsel de bevoegdheid toe om de door eiseres gevraagde vergunning voor de megarave 2004 te weigeren. Bij de beoordeling of en op welke wijze van die bevoegdheid gebruik gemaakt dient te worden, dient verweerder naar het oordeel van de rechtbank een belangenafweging te maken waarin ook de belangen van eiseres betrokken dienen te worden. Het is evident dat eiseres een financiëel belang heeft bij het doorgaan van een evenement als de megarave. In het kader van deze belangenafweging dient in aanmerking te worden genomen dat tijdens de megarave-party op 22/23 augustus 2003 een groot aantal politiemensen in burger is ingezet die onder andere als taak hadden het opsporen van de handel in verdovende middelen. Door deze politiemensen zijn echter geen deal-activiteiten geconstateerd. Door het security-personeel van eiseres zijn 8 mensen aangehouden in verband met het voorhanden hebben van hoeveelheden drugs die niet aangemerkt kunnen worden als te zijn bedoeld voor eigen gebruik. Van die acht personen zijn 5 personen al bij de ingang aangehouden zodat deze drugs de inrichting van eiseres niet zijn binnengekomen. Derhalve zijn slechts bij 3 personen – op een bezoekersaantal van 5000 – drugs aangetroffen. Gelet op het geringe aantal aangehouden personen in relatie tot het totaal aantal bezoekers had verweerder naar het oordeel van de rechtbank dienen te bezien of niet volstaan kon worden met het verbinden van voorschriften aan de vergunning in plaats van het volledig weigeren van de vergunning, temeer nu aan de zijde van eiseres geen enkele verwijtbaarheid is geconstateerd en eiseres zich heel actief heeft opgesteld in het weren van drugs. Afgezien van het incident is de mega- rave 2003 naar tevredenheid – ook van de politie – verlopen. Nu verweerder heeft nagelaten om te bezien of volstaan kon worden met een minder vergaand middel dan een volledige weigering van de vergunning, dient het beroep gegrond verklaard te worden wegens strijd met het bepaalde in artikel 3:2 van de Awb. Hetgeen overigens namens eiseres naar voren is gebracht, behoeft geen nadere bespreking. 2.6 Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen dient het beroep gegrond verklaard te worden waarbij het bestreden besluit wordt vernietigd. Verweerder zal een nieuw besluit dienen te nemen met inachtneming van hetgeen de rechtbank in deze uitspraak heeft overwogen. 2.7 De rechtbank acht in verband met het vorenstaande termen aanwezig om verweerder overeenkomstig het bepaalde in artikel 8:75 van de Awb te veroordelen in de door eiseres in verband met de onderhavige procedure redelijkerwijs gemaakte proceskosten. Deze kosten zijn op de voet van de normen van het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb) vastgesteld op het in rubriek 3 vermelde bedrag, waarbij voor de in aanmerking te brengen proceshandelingen van de gemachtigde van eiseres twee punten zijn toegekend (voor het indienen van het beroepschrift en het verschijnen ter zitting) en het gewicht van de zaak is bepaald op gemiddeld (wegingsfactor 1,0). Van andere ingevolge het Bpb voor vergoeding in aanmerking komende kosten is niet gebleken. Mitsdien wordt, mede gelet op de artikelen 8:70, 8:72, 8:74 en 8:75 van de Awb beslist als aangegeven in rubriek 3. 3. Beslissing De rechtbank te Maastricht: - verklaart het beroep gegrond en vernietigt het bestreden besluit; - draagt verweerder op een nieuw besluit te nemen op het bezwaar van eiseres; - veroordeelt verweerder tot vergoeding van de kosten van de onderhavige procedure bij de rechtbank, aan de zijde van eiseres begroot op € 644,-- (zijnde de kosten van rechtsbijstand), te vergoeden door de gemeente Heerlen aan eiseres; - bepaalt dat voornoemde rechtspersoon aan eiseres het door haar betaalde griffierecht ten bedrage van € 273,-- vergoedt. Aldus gedaan door mr. J.N.F. Sleddens, voorzitter, en mr. R.M.M. Kleijkers en mr. F.L.G. Geisel, leden, in tegenwoordigheid van mr. E.B.A. Ferwerda als griffier en in het openbaar uitgesproken op 18 augustus 2005. w.g. E. Ferwerda w.g. J. Sleddens Voor eensluidend afschrift, De wnd. Griffier, Verzonden: 18 augustus 2005. Voor een belanghebbende en het bestuursorgaan staat tegen deze uitspraak het rechtsmiddel hoger beroep open bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, Postbus 20019, 2500 EA Den Haag. De termijn voor het instellen van hoger beroep bedraagt zes weken. Bij een spoedeisend belang bestaat voor een belanghebbende en het bestuursorgaan, nadat hoger beroep is ingesteld, tevens de mogelijkheid om de Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State te verzoeken een voorlopige voorziening te treffen als bedoeld in artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht.